ECLI:NL:RBROT:2019:3593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
19-364-365 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord in faillissementsprocedure met schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoeker. De verzoeker had op 5 maart 2019 een verzoek ingediend om een tweetal schuldeisers, Arrow Global Limited en Pfeiffer Thie Advocaten B.V., te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. De verzoeker had in totaal negen schuldeisers, met een totale vordering van € 48.075,98. Hij bood een regeling aan waarbij hij 39,37% aan de preferente schuldeisers en 19,68% aan de concurrente schuldeisers zou betalen.

Tijdens de zitting op 16 april 2019 waren de vertegenwoordigers van de schuldeisers aanwezig, maar Arrow was niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zeven van de negen schuldeisers akkoord gingen met de regeling, terwijl Arrow en Pfeiffer weigerden. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers afgewogen tegen die van de verzoeker en geconcludeerd dat de vorderingen van Arrow en Pfeiffer een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker sinds zijn terugkeer in Nederland in oktober 2016 geen nieuwe schulden heeft laten ontstaan en dat hij zich actief heeft ingespannen om zijn schuldenproblematiek op te lossen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek van de verzoeker toe te wijzen en Arrow en Pfeiffer te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. De kosten van de procedure werden begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en de verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft ook bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 26 april 2019
in de zaak van:
[naam 1],
wonende te [adres]
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 5 maart 2019, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • Arrow Global Limited, vertegenwoordigd door Deqt (hierna: Arrow);
  • Pfeiffer Thie Advocaten B.V., vertegenwoordigd door Agin Timmermans gerechtsdeurwaarders (hierna: Pfeiffer);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 16 april 2019 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [naam 2] , werkzaam bij Sociale Dienst Drechtsteden (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [naam 3] , budgetbeheerder;
  • de heer [naam 4] , schuldhulpmaatje;
  • de heer mr. Chr.E. Pfeiffer, advocaat bij en namens Pfeiffer Thie Advocaten B.V.
De andere weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift negen schuldeisers, waarvan één preferente en acht concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 48.075,98 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 25 september 2018 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 39,37% aan de preferente schuldeisers en 19,68% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor bepaalde tijd. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Ter terechtzitting heeft verzoeker verklaard dat hij in het verleden naar het buitenland is vertrokken en in het buitenland gewerkt heeft. Verzoeker heeft vanaf oktober 2016 hulp gezocht voor zijn schuldproblemen. Verzoeker heeft een budgetbeheerder en een schuldhulpmaatje. Tevens heeft verzoeker ter terechtzitting verklaard dat hij zich in blijft zetten om fulltime te werken bij zijn huidige werkgever, waarbij uitzicht is op een vast contract.
Schuldhulpverlening heeft ter terechtzitting verklaard dat verzoeker, sinds aanmelding bij schuldhulpverlening, diverse (fulltime) banen voor 40 uur per week heeft gehad. Verzoeker werkt vaak op projectbasis. Indien een project bij een werkgever afgelopen is, zet verzoeker zich in om zo snel mogelijk een nieuwe (fulltime) baan te vinden.
Zeven schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Arrow en Pfeiffer stemmen hier niet mee in. Zij hebben een totale vordering van € 6.511,50 op verzoeker, welke 13,6% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Deqt namens Arrow te kennen gegeven niet akkoord te gaan met het aangeboden voorstel.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Arrow geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.
Mr. Pfeiffer heeft namens Pfeiffer Thie Advocaten B.V. ter terechtzitting verklaard dat ten laste van verzoeker in 2009 een veroordelend vonnis is gehaald. De vordering bedraagt
€ 2.005,14. Vervolgens heeft de deurwaarder van Pfeiffer tot 2011 beslag gelegd op het inkomen van verzoeker. Verzoeker is vervolgens zonder bekende woon- of verblijfplaats vertrokken. Mr. Pfeiffer heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker de afgelopen 5 jaar niet te goeder trouw is geweest in het laten bestaan van de schulden. Verzoeker heeft bijna 10 jaar geen vaste woon – en/of verblijfplaats gehad en daardoor was geen verhaal mogelijk. Verzoeker is vervolgens teruggekeerd in de maatschappij en heeft direct hulp gezocht bij schuldhulpverlening.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Arrow en Pfeiffer bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Arrow en Pfeiffer in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen van Arrow en Pfeiffer een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van 13,6%. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zeven van de negen schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Sociale Dienst Drechtsteden. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan (40 uur), op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Daarnaast heeft verzoeker ter terechtzitting gesteld dat er uitzicht is op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker zit in budgetbeheer en heeft een schuldhulpmaatje. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. De rechtbank is van oordeel dat op voorhand niet onaannemelijk is dat verzoeker tot de schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten.
Vast staat dat verzoeker in het verleden voor langere tijd naar het buitenland is vertrokken met achterlating van zijn schulden in Nederland. Hij heeft daarmee zijn schulden niet te goeder trouw onbetaald gelaten. Verzoeker is na terugkomst in Nederland, in oktober 2016, hulp gaan zoeken in de vorm van een schuldhulpmaatje en vervolgens budgetbeheer. Ook heeft verzoeker zich gewend tot schuldhulpverlening. Gebleken is dat verzoeker sindsdien geen schulden meer heeft laten ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat daarmee sprake is van een wending ten goede, waardoor het niet te goeder trouw onbetaald laten van zijn schulden niet in de weg hoeft te staan aan toelating van verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal echter aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Arrow en Pfeiffer, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om Arrow en Pfeiffer te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Arrow en Pfeiffer zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Arrow en Pfeiffer om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Arrow en Pfeiffer in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Geurts-de Veld, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 april 2019. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.