ECLI:NL:RBROT:2019:3568

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
10/259114-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting door middel van een ontploffing met een geïmproviseerd explosief

Op 8 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot brandstichting door middel van een ontploffing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 november 2018, waarbij een aanslag werd gepleegd op de woning van een slachtoffer in Dordrecht. De verdachte had een plastic jerrycan gevuld met benzine en een Cobra 6 vuurwerk aan elkaar bevestigd en deze tot ontploffing gebracht in de nabijheid van de woning. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte de jerrycan had gevuld met benzine, maar hij ontkende betrokkenheid bij de aanslag zelf. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de aanslag had gepleegd, onder andere door DNA-sporen op de jerrycan en camerabeelden van het tankstation waar hij de benzine had getankt. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade had geleden door de aanslag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/259114-18
Datum uitspraak: 8 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in PI De Dordste Poorten, Kerkeplaat 25, 3313 LC te Dordrecht,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Volgens de raadsvrouw staat niet ter discussie dat de verdachte de jerrycan op 16 november 2018 heeft gevuld met benzine, maar betekent dit niet dat de verdachte ook degene is geweest die de jerrycan heeft gegooid naar de woning, of bij dit gooien zelfs maar betrokken en/of aanwezig is geweest. Uit de verklaring van de verdachte volgt een alternatief scenario, namelijk dat hij getankt heeft om zijn scooter te vullen die bij zijn oma gestald was. De verdachte had zijn scootersleutel niet bij zich en heeft de jerrycan vervolgens achtergelaten bij de woning van zijn oma. Wat er daarna met de jerrycan gebeurd is weet de verdachte niet. De raadsvrouw wijst ter onderbouwing van haar bewijsverweer op het tijdsverloop tussen het tanken en het incident bij de woning, het feit dat de verdachte bij het tanken geen enkele moeite heeft gedaan om uit beeld te blijven en volgens haar past de verdachte bovendien niet in de signalementen die verschillende getuigen hebben gegeven. Er is geen enkel bewijsmiddel waaruit blijkt dat de verdachte op de plaats delict zou zijn geweest. Voorts zijn er meer personen die conflicten hebben met de aangeefster en haar familie, wat ook blijkt uit het feit dat de voordeur van de woning is vernield terwijl de verdachte vast zat.
4.1.2.
Beoordeling
Algemene overweging ten aanzien van de door de verdachte op 19 maart 2019 afgelegde verklaring
Ten aanzien van de door de verdachte bij de politie op 19 maart 2019 afgelegde – en ter zitting herhaalde – verklaring overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte heeft er voor gekozen zich tijdens het voorbereidend onderzoek consequent te beroepen op zijn zwijgrecht en hij is op 19 maart 2019 voor het eerst met een verklaring met betrekking tot de hem verweten feiten gekomen. De verklaring van de verdachte moet naar het oordeel van de rechtbank kritisch en met de nodige voorzichtigheid worden beschouwd. Immers, in het algemeen kan worden gesteld dat een verklaring van een verdachte, die is afgelegd zonder kennis te hebben genomen van het complete strafdossier, betrouwbaarder is dan een verklaring afgelegd wanneer de verdachte wel kennis draagt van het complete strafdossier. In het laatste geval bestaat de mogelijkheid van beïnvloeding en/of afstemming van de verklaring op informatie uit het strafdossier. De rechtbank zal de verklaring van de verdachte daarom alleen gebruiken indien en voor zover de inhoud te verifiëren is door andere informatie in het strafdossier.
Bewijsoverweging
Op 16 november 2018 omstreeks 23.45 uur wordt een aanslag gepleegd op de woning van het slachtoffer [naam slachtoffer] , die zich op dat moment met 9 andere personen in het pand aan de [plaats delict] te Dordrecht bevond. De aanslag werd gepleegd door een geïmproviseerd explosief bestaande uit een plastic jerrycan met benzine waarop met doorzichtig tape een Cobra 6, was bevestigd. De rechtbank leidt hieruit af dat het de bedoeling is geweest van de aanslagpleger om de Cobra 6 te laten exploderen zodat de jerrycan door die explosie zou openscheuren en de benzine vlam zou vatten. De rechtbank leidt hier verder uit af dat het ook de bedoeling is geweest van de aanslagpleger om eventuele sporen aan/op de Cobra 6, de tape of de jerrycan door middel van brand onbruikbaar te maken. Dat laatste is niet gelukt omdat na de explosie de jerrycan redelijk intact is gebleven en de benzine geen vlam heeft gevat.
Op die jerrycan is later een mengprofiel met DNA van de verdachte aangetroffen. De verdachte is door meerdere verbalisanten herkend als de persoon die eerder op de avond van 16 november 2018 omstreeks 22.41 uur te zien is op camerabeelden van het tankstation waar die persoon een de jerrycan heeft gevuld met benzine. De verdachte zelf heeft in zijn verhoor van 19 maart 2019 – en ter terechtzitting – ook erkend dat hij de persoon is die op de camerabeelden te zien is. De verdachte kan dus ongeveer 1 uur voor de aanslag rechtstreeks in verband worden gebracht met 1 van de 3 essentiële onderdelen (jerrycan, tape en Cobra 6) van het geïmproviseerd explosief waarmee de aanslag werd uitgevoerd. Daar komt bij dat verdachte past in het signalement van de persoon die de getuige [naam getuige] onmiddellijk na de aanslag weg ziet rennen vanuit de richting van het pand waar de aanslag heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft in zijn verklaring van 19 maart 2019 en ter terechtzitting een alternatief scenario geschetst inhoudende dat hij inderdaad de jerrycan heeft gebruikt om benzine te tanken voor zijn scooter, die bij de woning van zijn oma met een lege benzinetank in de voortuin stond. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij zijn scooter die avond nog wilde gebruiken. Nadat hij bij de woning van zijn oma was aangekomen besefte hij dat hij de sleutel van de scooter niet bij zich had, waarop hij de jerrycan met de benzine in de voortuin van zijn oma onbeheerd heeft achtergelaten. Hij is vervolgens naar zijn eigen woning teruggekeerd en is de jerrycan vergeten.
Met betrekking tot dit alternatief scenario merkt de rechtbank 2 dingen op. In de eerste plaats valt op dat afgezien van het tanken van benzine bij het tankstation, voor dit alternatief scenario verder geen steun te vinden is in het strafdossier. In de tweede plaats merkt de rechtbank op dat toeval bestaat, maar dat de mate van toeval in het alternatief scenario van de verdachte grenst aan het onwaarschijnlijke. Immers, de redenering van de verdachte volgend zou in de avond van 16 november, terwijl het al donker is, binnen het bestek van ongeveer 1 uur een onbekend gebleven persoon (of personen), de door verdachte in de voortuin van oma achtergelaten jerrycan bij toeval moeten hebben ontdekt en meegenomen, moet die persoon (of personen) eveneens in dat tijdbestek hebben kunnen beschikken over een rol doorzichtig tape en een Cobra 6 en moeten deze persoon (of personen) toevallig ook net het voornemen hebben gehad om op de woning van het slachtoffer een aanslag te plegen en die aanslag vervolgens ook hebben uitgevoerd. Daar komt – tot slot – ook nog het toeval bij dat eerder diverse incidenten hebben plaatsgevonden tussen bewoners van die woning en een groep jongens waar de verdachte deel van uitmaakt.
De rechtbank acht – gelet op het bovenstaande – de verklaring van verdachte ongeloofwaardig.
4.1.3.
Conclusie
De hiervoor genoemde omstandigheden, in onderling verband bezien, maken dat de rechtbank tot geen andere conclusie kan komen dan dat verdachte degene is geweest die de aanslag met het geïmproviseerd explosief heeft gepleegd. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 16 november 2018
te Dordrecht
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra, met hieraan bevestigd een plastic
jerrycan gevuld met benzine aan te steken en vervolgens tot
ontploffing te brengen in de nabijheid van een woning, gelegen aan de
[plaats delict] , en daarvan gemeen gevaar voor goederen
en levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor de zich in
voornoemde woning bevindende [naam slachtoffer] en andere zich in
die woning en omliggende woningen bevindende personen, te
duchten was en hij op 16 november 2018
te Dordrecht
ter uitvoering van het door hem voorgenomen
misdrijf om
opzettelijk brand te stichten in een woning, gelegen aan de [plaats delict]
,
een cobra, met hieraan
bevestigd een plastic jerrycan gevuld met benzine aan heeft gestoken
en vervolgens tot ontploffing heeft gebracht in de nabijheid van een
woning, gelegen aan de [plaats delict] , en daarvan gemeen
gevaar voor goederen en levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel
voor de zich in voornoemde woning bevindende [naam slachtoffer] en
andere zich in die woning en omliggende woningen bevindende
personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te
duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
De eendaadse samenloop van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en een poging tot het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 16 november 2018 een ontploffing teweeggebracht in de voortuin van een woning. Dit heeft hij gedaan door een cobra 6, met tape verbonden aan een jerrycan, aan te steken. Dit geïmproviseerd explosief heeft een enorme knal veroorzaakt en het raam van de woonkamer kapot doen springen. Op dat moment waren in die woonkamer acht personen aanwezig, waaronder veel kinderen, die zich onbewust van enig gevaar naar de televisie keken. Er brak grote paniek uit, men durfde niet naar buiten te vluchten en het voelde bij de bewoners als een aanslag op hun leven. Men durfde niet langer in de woning te blijven wonen. De verdachte heeft door zijn handelen bij de slachtoffers grote materiële en immateriële schade veroorzaakt. Hun gevoel van veiligheid is door zijn handelen ernstig aangetast. Daarnaast is het gevoel van veiligheid bij de direct omwonenden aangetast, en worden door dit soort ernstige delicten algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving verder versterkt. Dat de ontploffing niet tot een brand heeft geleid is geenszins aan de verdachte te danken. Zijn intentie was daar – gelet op de samenstelling van het geïmproviseerd explosief – wel op gericht.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.027,73 aan materiële schade en een vergoeding van
€ 5.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiële gedeelte dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.285,00
(€ 1.144,78 dubbele woonlasten, € 45,75 reiskosten en € 94,47 verhuiskosten) en voor wat betreft het immateriële gedeelte tot een bedrag van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts verzoekt de officier van justitie om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij – gelet op het verzoek om de verdachte vrij te spreken – niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.285,00 (€ 1.144,78 dubbele woonlasten over de periode 17 november 2018 tot en met 17 december 2018 conform de alternatieve schadeberekening van de benadeelde partij, € 45,75 reiskosten en € 94,47 verhuiskosten – exclusief borg -). De immateriële schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 november 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.785,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 3.785,00 (zegge: zevenendertighonderdvijfentachtig euro),bestaande uit € 1.285,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.785,00 (zegge: zevenendertighonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
16 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
47 (zevenenveertig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 16 november 2018
te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra, althans
vuurwerk/een explosief (voorwerp), met hieraan bevestigd een plastic
jerrycan gevuld met benzine aan te steken en/of vervolgens tot
ontploffing te brengen in de nabijheid van een woning, gelegen aan de
[plaats delict] , en daarvan gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor de zich in
voornoemde woning bevindende [naam slachtoffer] en/of andere zich in
die woning en/of omliggende woningen bevindende personen, te
duchten was
en/of
hij
op of omstreeks 16 november 2018
te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
opzettelijk brand te stichten in een woning, gelegen aan de [plaats delict]
,
een cobra, althans vuurwerk/een explosief (voorwerp), met hieraan
bevestigd een plastic jerrycan gevuld met benzine aan heeft gestoken
en/of vervolgens tot ontploffing heeft gebracht in de nabijheid van een
woning, gelegen aan de [plaats delict] , en daarvan gemeen
gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel
voor de zich in voornoemde woning bevindende [naam slachtoffer] en/of
andere zich in die woning en/of omliggende woningen bevindende
personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te
duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.