ECLI:NL:RBROT:2019:3503

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
10/996656-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

PGB-fraude door zorgbedrijf met valselijke opmaak van verantwoordingsformulieren en gebruik van valse geschriften

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte gedurende tweeëneenhalf jaar feitelijk leiding heeft gegeven aan een zorgbedrijf. Dit zorgbedrijf heeft valselijk diverse formulieren opgemaakt en gebruik gemaakt van valse geschriften, wat heeft geleid tot een fraudebedrag van minimaal € 115.000,-. De verdachte en de medeverdachte maakten het Persoonsgebonden Budget (PGB) dat op de rekening van cliënten werd gestort, over naar de bankrekening van het zorgbedrijf. Ze maakten valse verantwoordingsformulieren, facturen en urenoverzichten op, die buiten het zicht van de cliënten werden gehouden. Hierdoor ontving het zorgbedrijf nagenoeg het gehele PGB, terwijl in werkelijkheid geen, minder of andere zorg werd verleend aan de cliënten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden en een beroepsverbod in de zorg voor de duur van 5 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen en dat er sprake was van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van valse geschriften. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het misbruik van gemeenschapsgeld dat bedoeld was voor zorgbehoevende cliënten, wat ernstige gevolgen heeft voor de betrokkenen en het vertrouwen in de zorgverlening ondermijnt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996656-13
Datum uitspraak: 10 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Woerden.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 april 2017 en 27 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 13 april 2017 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.D. Hes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, en als bijkomende straf ontzetting uit het recht tot het uitoefenen van een beroep in de zorg, waaronder begrepen financiële en administratieve dienstverlening in de zorg, gedurende een periode van vijf jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2)
Het onder 2 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1)
4.2.1.
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van het dossier als vaststaand worden aangemerkt.
De verdachte was van 1 mei 2009 tot januari 2011 eigenaresse van de eenmanszaak [naam bedrijf 1] . Daarna is deze onderneming onder dezelfde handelsnaam overgegaan en voortgezet in een besloten vennootschap: [naam bedrijf 1] . (hierna ook: [naam bedrijf 1] ).
De medeverdachte [naam medeverdachte] was vanaf 1 januari 2013 bestuurder van [naam bedrijf 1] . Het bedrijf van de verdachte genaamd [naam bedrijf verdachte] . is sinds 6 februari 2013 enig aandeelhouder van [naam bedrijf 1] .
[naam bedrijf 1] was een zorgverlener/zorgaanbieder. Haar clientèle bestond voornamelijk uit personen met een psychiatrisch ziektebeeld en/of verstandelijke beperkingen, die zorg en begeleiding bij alledaagse activiteiten behoefden. [naam bedrijf 1] leverde zelf zorg, zoals individuele begeleiding, groepsbegeleiding, persoonlijke verzorging en dagbesteding.
De medeverdachte [naam medeverdachte] was naast bestuurder tevens werkzaam als zorgverlener. [naam bedrijf 1] had ook een aantal personen in dienst die zorg leverden. De verdachte hield zich vooral bezig met de financiële administratie van [naam bedrijf 1] en daarnaast nam zij begeleiding van de cliënten voor haar rekening.
[naam bedrijf 1] richtte zich in het bijzonder op cliënten die aanspraak maakten op een Persoons Gebonden Budget (hierna: PGB). Het PGB is een voorziening uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, waarmee iemand die vanwege ziekte, handicap of ouderdom zorg nodig heeft, deze zelf kan inkopen. Om een PGB te krijgen, is een indicatiestelling van het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ) nodig. Het CIZ stelt op basis van onderzoek de zorgbehoefte vast en legt in een indicatiebesluit het aantal toegekende uren en de klasse en het type zorg vast. De zorgaanvrager kan op basis van dit indicatiebesluit een PGB aanvragen bij een zorgkantoor. Op basis van de indicatiestelling wordt de hoogte van het PGB bepaald. De zorgaanvrager ofwel budgethouder sluit vervolgens een overeenkomst met de personen/bedrijven die de zorg leveren. Zij worden betaald uit het PGB. De budgethouder moet periodiek het PGB verantwoorden bij het zorgkantoor door verantwoordingsformulieren in te dienen, die zo nodig met facturen en urenoverzichten moeten kunnen worden ondersteund.
De gebruikelijke gang van zaken binnen [naam bedrijf 1] was als volgt. Als iemand na een intakegesprek met de verdachte en/of de medeverdachte [naam medeverdachte] cliënt werd bij [naam bedrijf 1] , werd hij of zij door hen geholpen bij het aanvragen van een PGB of het omzetten van zorg in natura naar een PGB. De cliënt opende op verzoek van [naam bedrijf 1] een ING-bankrekening waarop zijn/haar inkomsten, zoals het PGB, werden gestort. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] beheerden deze bankrekening. Zij waren in het bezit van de tan-code behorende bij deze bankrekening. De cliënten konden in beginsel zelf geen transacties verrichten door middel van internetbankieren vanaf deze bankrekening.
Zodra het PGB werd gestort op deze bankrekening, maakte de verdachte het gehele bedrag over naar de bankrekening van [naam bedrijf 1] .
De verdachte had binnen [naam bedrijf 1] contact met de zorgkantoren. Zij vulde veelal de verantwoordingsformulieren in van de cliënten van [naam bedrijf 1] en verstuurde die naar het Zorgkantoor. Steeds werd nagenoeg het gehele toegekende budget door [naam bedrijf 1] besteed en door middel van voormelde verantwoordingsformulieren verantwoord. Ook maakte [naam verdachte] de facturen van [naam bedrijf 1] op, die zij naar het zorgkantoor stuurde. De verdachte tekende de facturen af.
In de tenlastegelegde periode had [naam bedrijf 1] ongeveer 38 cliënten met een PGB.
Daarvan hebben 23 cliënten tegen [naam bedrijf 1] aangifte gedaan van fraude c.q. oplichting.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Aangevoerd is dat niet [naam bedrijf 1] maar [naam bedrijf 2] . zich bezig hield met de financiering van de zorgverlening van cliënten van [naam bedrijf 1] , zodat reeds om die reden vrijspraak dient te volgen. Als [naam bedrijf 1] geen strafbaar feit heeft gepleegd, kan de verdachte ook niet als opdrachtgever/feitelijk leidinggever van deze rechtspersoon worden vervolgd.
In het geval de rechtbank dit verweer niet volgt, is aangevoerd dat [naam bedrijf 1] zich niet schuldig heeft gemaakt aan het plegen van fraude. Alle door [naam bedrijf 1] verantwoorde zorg is daadwerkelijk door haar geleverd. De verantwoordingsformulieren zijn correct opgemaakt, net als de onderliggende facturen en urenoverzichten. Het is voorgekomen dat op de verantwoordingsformulieren de door [naam bedrijf 1] verleende zorg niet is aangekruist onder de juiste categorie hulpverlening/functie en dat op de facturen/voorschotnota’s een ander soort zorg staat dan door [naam bedrijf 1] is geleverd, maar dat is niet frauduleus, omdat het binnen de PGB regeling is toegestaan om met zorgtypes te schuiven. Voorts is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opdracht of feitelijk leiding heeft gegeven aan [naam bedrijf 1] tot c.q. aan het eventueel door deze rechtspersoon plegen van valsheid in geschrift en/of het gebruik maken van valse documenten.
4.2.3.
Beoordeling
Welke rechtspersoon is pleger?
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat zorgovereenkomsten met cliënten werden gesloten op naam van [naam bedrijf 1] , dat het PGB van de rekening van cliënten/ budgethouders werd overgemaakt naar de bankrekening van [naam bedrijf 1] , op de PGB verantwoordingsformulieren enkel [naam bedrijf 1] werd vermeld (als zorgverlener) en de daaraan ten grondslag liggende facturen/voorschotnota’s voor de cliënten op naam van [naam bedrijf 1] werden opgemaakt.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank daarom van oordeel dat niet [naam bedrijf 2] ., maar [naam bedrijf 1] moet worden beschouwd als de rechtspersoon door c.q. namens wie de in de tenlastelegging bedoelde geschriften zijn opgemaakt en (vervolgens) gebruikt. [naam bedrijf 1] is dus terecht als pleger van de feiten in de tenlastelegging opgenomen.
Het verweer wordt verworpen.
Valsheid in geschrift door [naam bedrijf 1]
In het dossier bevinden zich 8 aangiftes van cliënten van [naam bedrijf 1] en hun nadere getuigenverklaringen. Al deze aangiftes en verklaringen zijn onderling van gelijke strekking en met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Steeds blijkt uit meerdere verklaringen van cliënten dat zij zich tot [naam bedrijf 1] hadden gewend om zorg en begeleiding te krijgen en, in een aantal gevallen, om hulp te krijgen bij schuldvermindering en huisvesting. Zij openden op verzoek van [naam bedrijf 1] een aparte bankrekening waarop hun inkomsten, zoals het PGB, werden gestort. Deze bankrekening werd in beheer genomen
door [naam bedrijf 1] . Meerdere cliënten hebben verklaard dat zij vervolgens geen enkel zicht meer hadden op de transacties die vanaf die rekening werden gedaan. Ook hadden zij geen zicht op de hoogte van het toegekende PGB. Zij ontkennen de toekenningsbeschikking PGB te hebben ontvangen. De verantwoordingsformulieren voor de zorgkantoren zijn volgens de cliënten door [naam bedrijf 1] voor hen ingevuld maar niet conform de werkelijkheid. Er is geen, minder of andere zorg verleend dan op het verantwoordingsformulier staat vermeld.
Aan aangevers zijn bij hun verhoren verantwoordingsformulieren getoond die naar het zorgkantoor waren opgestuurd. Zij hebben verklaard dat zij deze formulieren niet eerder hadden gezien. Zij verklaren de onderliggende facturenvoorschotnota’s en urenstaten niet te hebben ontvangen van [naam bedrijf 1] . Wat daarop wordt vermeld, strookt niet met de werkelijkheid. Verder hebben meerdere aangevers verklaard dat de handtekeningen, die zijn gezet op verschillende formulieren van [naam bedrijf 1] , waaronder een procesvolmacht aan een advocaat, waarmee zij tijdens de verhoren zijn geconfronteerd, niet door hen zijn gezet.
Al deze verklaringen ondersteunen elkaar over en weer en vinden steun in overige bewijsmiddelen. De rechtbank acht deze verklaringen daarom geloofwaardig.
Verschillende voormalige werknemers van [naam bedrijf 1] hebben verklaard dat naast de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] slechts een paar andere personen zorg leverden namens [naam bedrijf 1] en dat feitelijk niet met zo weinig personen zorg aan alle cliënten van [naam bedrijf 1] kan zijn geleverd. De inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft onderzoek verricht naar het aantal uren zorg waarop de cliënten van [naam bedrijf 1] op grond van de toekenningsbeschikkingen recht hadden en het aantal uren zorg dat [naam bedrijf 1] door middel van de verdachten, werknemers en ingehuurde personen had kunnen leveren op basis van de door haar verloonde uren. De conclusie van dit onderzoek is dat die zorg niet geleverd had kunnen worden door [naam bedrijf 1] .
Tegenover het voorgaande staan de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] dat [naam bedrijf 1] alle door haar verantwoorde zorg daadwerkelijk heeft geleverd, zij het soms in een andere vorm dan is verantwoord. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] hebben die stelling echter noch feitelijk onderbouwd, noch met stukken gestaafd, zoals stukken waaruit blijkt wanneer welke zorg aan welke cliënt door welke zorgverlener (medewerker of door [naam bedrijf 1] ingeschakelde derde) daadwerkelijk is geleverd. De rechtbank acht die verklaring dan ook niet aannemelijk.
Overigens laat de omstandigheid dat de PGB regeling mogelijkheden bood om het budget aan andere zorgvormen te besteden dan waarvoor de budgethouder een indicatie had ontvangen, onverlet dat de daadwerkelijk genoten zorg dient te worden verantwoord in het verantwoordingsformulier, alsook in de daaraan ten grondslag liggende facturen en urenoverzichten. In het onderhavige geval is daar volgens de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] geen sprake van geweest. De verklaring van de verdachte dat zij met het zorgkantoor had afgesproken dat [naam bedrijf 1] het PGB diende te verantwoorden zoals het is gebeurd, heeft zij niet onderbouwd. De rechtbank acht die verklaring daarom niet aannemelijk.
[naam bedrijf 1] heeft op de verantwoordingsformulieren steeds nagenoeg het hele bedrag aan die zorgvormen verantwoord waarvoor het PGB was toegekend. Gezien het vorenstaande is in de gevallen waarin [naam bedrijf 1] andere zorg heeft verantwoord dan feitelijk door haar was verleend reeds daarom al sprake van valsheid in geschrift.
De stelling van de verdachte dat er een hetze tegen [naam bedrijf 1] is ontstaan door een ontevreden cliënt en dat de afgelegde verklaringen (daarom) niet betrouwbaar zouden zijn, vindt geen steun in het dossier. Uit niets blijkt dat de desbetreffende cliënten in strijd met de waarheid hebben verklaard of dat zij hun verklaringen op elkaar zouden hebben afgestemd.
Dit verweer wordt verworpen.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [naam bedrijf 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van zowel valsheid in geschrift als het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, zoals onder 1 ten laste is gelegd.
Feitelijk leidinggeven
Van feitelijk leidinggeven aan de verboden gedraging is sprake indien de verdachte maatregelen ter voorkoming van die gedraging achterwege laat, hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden, en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen, zodat zij die gedraging opzettelijk bevordert.
De bevoegdheid tot ingrijpen bestaat indien de verdachte feitelijke zeggenschap heeft over de gedraging die de rechtspersoon wordt geacht te hebben verricht.
De verdachte heeft verklaard dat zij tot februari 2013, toen de medeverdachte [naam medeverdachte] bestuurder werd van [naam bedrijf 1] , leiding heeft gegeven aan [naam bedrijf 1] . Na februari 2013 heeft zij management activiteiten verricht en het personeel aangestuurd. Uit de verklaringen van diverse werknemers van [naam bedrijf 1] blijkt dat de rol van de verdachte binnen [naam bedrijf 1] vanaf februari 2013 niet wezenlijk is veranderd. Ook uit de verklaringen van de cliënten van [naam bedrijf 1] kan actieve en intensieve bemoeienis van zowel de verdachte als de medeverdachte [naam medeverdachte] met de bedrijfsvoering worden afgeleid. De verklaringen van werknemers en cliënten komen er op neer dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] zich samen als leidinggevenden/eindverantwoordelijken van [naam bedrijf 1] gedroegen. Verder kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat de verdachte de financiële administratie binnen [naam bedrijf 1] regelde en dat er op dat gebied niets gebeurde zonder haar toestemming. Zij was de contactpersoon voor de zorgkantoren en vulde alle belangrijke documenten in.
Op basis van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de verdachte feitelijk samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] de besloten vennootschap [naam bedrijf 1] dreef. De verdachte had zeggenschap over het binnen [naam bedrijf 1] gevoerde beleid, alsook over de wijze waarop de administratie werd gevoerd.
Het kan niet anders zijn dan dat de verdachte opzet heeft gehad op de in de tenlastelegging genoemde gedragingen. De verdachte heeft zelf de meeste formulieren die betrekking hadden op de PGB’s van cliënten en die vermeld worden in de tenlastelegging valselijk opgemaakt. De verdachte stuurde het personeel aan en hield de urenstaten bij. Zij moet dan ook hebben geweten dat geen, althans niet alle zorg of andere zorg dan waar het budget voor was toegekend, door [naam bedrijf 1] was geleverd en dat derhalve de in de tenlastelegging genoemde geschriften een onjuiste voorstelling van zaken gaven met betrekking tot de daadwerkelijk door [naam bedrijf 1] geleverde zorg.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feitelijk leiding aan de door [naam bedrijf 1] gepleegde valsheid in geschrift heeft gegeven.
4.2.4.
Conclusie
Het onder 1 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
[naam bedrijf 1] . (verder te noemen: [naam bedrijf 1] ) in de periode van 1 januari 2011 tot en met 9 september 2013, in Nederland, meermalen, telkens een of meer geschrift(en), te weten,
a. a) Verantwoordingsformulier over de periode 20 juni 2012 tot en met 30 juni 2012 inzake [naam 1] , en b) Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2011 over de periode 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 inzake [naam 1] , en c) Voorschotnota's afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 2 januari 2013 en d.d. 30 januari 2013 en d.d. 28 februari 2013 en d.d. 28 maart 2013 (DOC-023-04) en d.d. 27 april 2013 en d.d. 29 mei 2013 inzake [naam 1] , end) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 10 maart 2011 tot en met 30 juni 2011 inzake [naam 2] , ene) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 inzake [naam 2] , en f) Ontvangstbevestigingen van [naam bedrijf 1] aan [naam 2] en aan [naam 3] , eng) Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2012 over de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 (inzake [naam 4] , en h) Urenoverzichten d.d. 30 maart 2012 en d.d. 2 januari 2012 inzake [naam 4] , en i) Facturen afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 30 maart 2012 en d.d. 2 januari 2012 inzake [naam 4] , en
j) Overzicht 30 november 2012 tot en met 30 juni 2013 d.d. 1 juli 2013 inzake [naam 5] , enk) Facturen afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 1 mei 2011 over de maanden januari en februari en maart en april inzake [naam 6] , en
1) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 inzake [naam 6] , en m) Facturen afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 1 mei 2011 over de maanden januari en februari en maart en april en d.d. 1 juni 2011 over de maand mei en d.d. 1 juli 2011 over de maand juni inzake [naam 6] , en
n) Volmachten aan advocaat mr. A. ter Meulen d.d. 3 april 2013 inzake [naam 3] en [naam 5] en [naam 4] ,
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid:
ad a en b en d en e en g en l)
- in/op dat/die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg (een) (te hoog) ''uitbetaald bedrag' en/of 'totaalbedrag van dit
verantwoordingsformulier' vermeld, terwijl in werkelijkheid dit
vermelde bedrag en/of dit totaalbedrag lager
had(den) moeten zijn in verband met geen en/of minder aan die budgethouder verleende
zorg, en/of
- in/op dat/die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg bij soorten hulpverlening
'PV' en/of 'BGIND' en/of 'KV' en/of 'BEG-I' en/of 'BEG-GR' aangekruist, terwijl in werkelijkheid deze soort(en) hulpverlening niet of minder
was/waren verleend, en/of
- in/op dat/die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg een handtekening gezet
van betreffende budgethouder of ouder van betreffende budgethouder, terwijl in
werkelijkheid deze niet hebben/heeft ondertekend,
en ad c)
- in/op die voorschotnota's '24-uurs zorg' vermeld, terwijl die/deze in werkelijkheid niet
werd geleverd,
en ad f)
- op de ontvangstbevestiging met betrekking tot [naam 3] een handtekening gezet van
[naam 3] , terwijl [naam 3] in werkelijkheid niet heeft getekend, en- op de ontvangstbevestiging met betrekking tot [naam 2] een handtekening gezet van
[naam 2] , terwijl [naam 2] in werkelijkheid niet heeft getekend,
en ad h)
- in/op deze overzichten van geleverde uren een aantal uren geleverde zorg
is opgegeven, terwijl dit in werkelijkheid niet is geleverd,
en ad i en k en m)
- in/op die facturen een te grote hoeveelheid aan geleverde zorg vermeld, terwijl dit
in werkelijkheid niet is geleverd, of
- in/op die facturen een bedrag aan geleverde zorg vermeld, terwijl dit in
werkelijkheid niet is geleverd,
en ad j)
- in/op dit overzicht een aantal uren geleverde zorg opgegeven, terwijl in werkelijkheid
minder zorg is verleend, en- in/op dit overzicht van geleverde uren de soorten hulpverlening 'VP'
opgegeven, terwijl die soort in werkelijkheid niet is geleverd,
en ad n)
-in/op die volmachten een handtekening geplaatst van [naam 5] en [naam 3]
en [naam 4] , terwijl [naam 5] en [naam 3] en [naam 4] dit niet hebben ondertekend,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
aan welke verboden gedragingen zij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
en
[naam bedrijf 1] . (verder te noemen: [naam bedrijf 1] ) in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 9 september 2013, in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften, te weten,
a. a) Verantwoordingsformulier over de periode 20 juni 2012 tot en met 30 juni 2012 inzake [naam 1] , en b) Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2011 over de periode 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 inzake [naam 1] , en c) Voorschotnota's afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 2 januari 2013 en d.d. 30 januari 2013 en d.d. 28 februari 2013 en d.d. 28 maart 2013 (DOC-023-04) en d.d. 27 april 2013 en d.d. 29 mei 2013 inzake [naam 1] , end) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 10 maart 2011 tot en met 30 juni 2011 inzake [naam 2] , ene) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 inzake [naam 2] , eng) Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2012 over de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 (inzake [naam 4] , en h) Urenoverzichten d.d. 30 maart 2012 en d.d. 2 januari 2012 inzake [naam 4] , en i) Facturen afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 30 maart 2012 en d.d. 2 januari 2012 inzake [naam 4] , en
j) Overzicht 30 november 2012 tot en met 30 juni 2013 d.d. 1 juli 2013 inzake [naam 5] , enk) Facturen afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 1 mei 2011 over de maanden januari en februari en maart en april inzake [naam 6] , en
l) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 inzake [naam 6] , en m) Facturen afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 1 mei 2011 over de maanden januari en februari en maart en april en d.d. 1 juni 2011 over de maand mei en d.d. 1 juli 2011 over de maand juni inzake [naam 6] , en
n) Volmachten aan advocaat mr. A. ter Meulen d.d. 3 april 2013 inzake [naam 3] en [naam 5] en [naam 4] ,
als ware die geschriften echt en onvervalst, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - bestaande dat gebruik maken telkens hierin dat voornoemde geschriften zijn verstuurd naar het Zorgkantoor VGZ en/of Zorgkantoor CZ, bestaande de valsheden hierin dat;
ad a en b en d en e en g en l)
- in/op dat/die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg (een) (te hoog) ''uitbetaald bedrag' en/of 'totaalbedrag van dit
verantwoordingsformulier' vermeld, terwijl in werkelijkheid dit
vermelde bedrag en/of dit totaalbedrag lager
had(den) moeten zijn in verband met geen en/of minder aan die budgethouder verleende
zorg, en/of
- in/op dat/die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg bij soorten hulpverlening
'PV' en/of 'BGIND' en/of 'KV' en/of 'BEG-I' en/of 'BEG-GR' aangekruist, terwijl in werkelijkheid deze soort(en) hulpverlening niet of minder
was/waren verleend, en/of
- in/op dat/die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg een handtekening gezet
van betreffende budgethouder of ouder van betreffende budgethouder, terwijl in
werkelijkheid deze niet hebben/heeft ondertekend,
en ad c)
- in/op die voorschotnota's '24-uurs zorg' vermeld, terwijl die/deze in werkelijkheid niet
werd geleverd,
enad h)
- in/op deze overzichten van geleverde uren een aantal uren geleverde zorg
is opgegeven, terwijl dit in werkelijkheid niet is geleverd,
en ad i en k en m)
- in/op die facturen een te grote hoeveelheid aan geleverde zorg vermeld, terwijl dit
in werkelijkheid niet is geleverd, of
- in/op die facturen een bedrag aan geleverde zorg vermeld, terwijl dit in
werkelijkheid niet is geleverd,
en ad j)
- in/op dit overzicht een aantal uren geleverde zorg opgegeven, terwijl in werkelijkheid
minder zorg is verleend, en- in/op dit overzicht van geleverde uren de soorten hulpverlening 'VP'
opgegeven, terwijl die soort in werkelijkheid niet is geleverd,
en ad n)
-in/op die volmachten een handtekening geplaatst van [naam 5] en [naam 3]
en [naam 4] , terwijl hij/zij dit niet hebben ondertekend,
en voornoemd(e geschriften voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte telkens wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst,
aan welke verboden gedragingen zij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
zij op 18 maart 2014 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 355
doseereenheden van 1 milligram Lorazepam, en
- 62
doseereenheden van 10 milligram Temazepam, ,
zijnde middelen
als bedoeld inde bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet
daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

2.

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte en een medeverdachte hebben gedurende tweeëneenhalf jaar PGB fraude gepleegd door feitelijk leiding te geven aan het valselijk opmaken van diverse formulieren door hun zorgbedrijf. De verdachte maakte het PGB, dat op de rekening van cliënten van het zorgbedrijf werd gestort, over naar de rekening van het zorgbedrijf. De verdachten maakten valse PGB verantwoordingsformulieren, facturen en urenoverzichten op, die buiten het zicht van de cliënten werden gehouden, en ontvingen op die manier nagenoeg het gehele door het zorgkantoor aan de cliënten toegekende PGB, terwijl in werkelijkheid geen, minder of andere zorg dan was geïndiceerd, werd verleend aan de cliënten. De verdachten hebben zich hierdoor verrijkt met PGB geld, terwijl dit geld was bedoeld voor de zorgbehoevende cliënten. Het fraudebedrag is berekend op minimaal € 115.000,-.
Ook hebben de verdachte en de medeverdachte valse handtekeningen op stukken gezet dan wel laten zetten als waren die stukken door de cliënt ondertekend.
De verdachte heeft met haar handelen misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld, dat was bedoeld voor de zorg van de cliënten van [naam bedrijf 1] , een kwetsbare en hulpbehoevende groep personen. Zij heeft geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de regeling van het PBG in het algemeen en voor de betreffende budgethouders in het bijzonder, die met behulp van een PGB op een adequate manier in hun zorgbehoefte hadden kunnen voorzien. Daarbij komt dat de verdachte door haar handelen het vertrouwen heeft ondermijnd dat burgers, organisaties en de overheid in het maatschappelijk verkeer moeten kunnen stellen in de juistheid van geschriften met een bewijsbestemming.
De verdachte had voorts samen met de medeverdachte een flinke hoeveelheid pillen, Lorazepam en Temazepam, in hun kantoor liggen. Het ongecontroleerde gebruik van deze pillen, die normaal gesproken enkel op doktersrecept worden verstrekt, brengt ernstige gezondheidsrisico’s met zich.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een op naam van de verdachte gesteld uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en van de inhoud van het (gedateerde) rapport van 7 juni 2016 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten is de enige passende strafmodaliteit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. Op 18 maart 2014 is de verdachte in verzekering gesteld. Daarmee heeft met ingang van die datum de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn een aanvang genomen. Uitgangspunt is dat de berechting in eerste aanleg binnen twee jaar na de aanvang van die termijn behoort te zijn afgesloten met een eindvonnis. Weliswaar zijn op verzoek van de verdediging meerdere getuigen gehoord, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheid waarmee het onderhavige tijdsverloop valt te billijken. In de onderhavige zaak is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met drie jaren. Dit leidt tot strafvermindering.
Alles afwegend komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank acht het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
De verdachte heeft het onder 1 bewezenverklaarde feit begaan in de uitoefening van haar beroep. Om het gevaar in te perken dat zij zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van soortgelijke feiten en ter bescherming van een kwetsbare groep mensen in onze samenleving, zal de rechtbank een beroepsverbod aan de verdachte opleggen tot het uitoefenen van enig beroep in de zorgverlening, waaronder begrepen financiële en administratieve dienstverlening in de zorg. Deze bijkomende straf wordt opgelegd voor een termijn van vijf jaren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 28, 47, 51, 57, 225 en 235 van het Wetboek van Strafrecht en 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
als bijkomende straf, ontzet de verdachte uit het recht tot het uitoefenen van enig beroep in de zorgverlening, waaronder begrepen financiële en administratieve dienstverlening in de zorg, voor de duur van 5 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2019.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[naam bedrijf 1] . (verder te noemen: [naam bedrijf 1] ),
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 9 september 2013,
te Dordrecht en/of Alphen aan den Rijn en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) een of meer geschrift(en), te weten,
a. a) Verantwoordingsformulier over de periode 20 juni 2012 tot en met 30 juni 2012 (DOC-021-01) inzake [naam 1] , en/of
b) Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2011 over de periode 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 (DOC-025-01) inzake [naam 1] , en/of
c) Voorschotnota('s) afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 2 januari 2013 (DOC-023-01) en/of d.d. 30 januari 2013 (DOC-023-02) en/of d.d. 28 februari 2013 (DOC-023-03) en/of d.d. 28 maart 2013 (DOC-023-04) en/of d.d. 27 april 2013 (DOC-023-05) en/of d.d. 29 mei 2013 (DOC-023-06) inzake [naam 1] , en/of
d) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 10 maart 2011 tot en met 30 juni 2011 (DOC-041-06) inzake [naam 2] , en/of
e) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 (DOC-041-08) inzake [naam 2] , en/of
f) Ontvangstbevestiging(en) van [naam bedrijf 1] aan [naam 2] (DOC-064-22) en/of aan [naam 3] (DOC-064-11), en/of
g) Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2012 over de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 (DOC-042-49) inzake [naam 4] , en/of
h) Urenoverzicht(en) d.d. 30 maart 2012 (DOC-042-76) en/of d.d. 2 januari 2012 (DOC-042-77) inzake [naam 4] , en/of
i. i) Factu(u)r(en) afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 30 maart 2012 (DOC-042-74) en/of d.d. 2 januari 2012 (DOC- 042-75) inzake [naam 4] , en/of
j) Overzicht 30 november 2012 tot en met 30 juni 2013 d.d. 1 juli 2013 (DOC-011-58 t/m DOC-011-70) inzake [naam 5] , en/of
k) Factu(u)r(en) afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 1 mei 2011 over de maand(en) januari en/of februari en/of maart en/of april inzake [naam 6] (DOC-039-18 t/m DOC-039-21), en/of
1) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 (DOC-039-22) inzake [naam 6] , en/of
m) Factu(u)r(en) afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 1 mei 2011 over de maand(en) januari en/of februari en/of maart en/of april (DOC-039-24 t/m DOC-039-27) en/of d.d. 1 juni 2011 over de maand mei (DOC-039-28) en/of d.d. 1 juli 2011 over de maand juni (DOC-039-29) inzake [naam 6] , en/of
n) Volmacht(en) aan advocaat mr. A. ter Meulen d.d. 3 april 2013 inzake [naam 3] (DOC-038-06) en/of [naam 5] (DOC-053-02) en/of [naam 4] (DOC-042-80),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben valselijk doen opmaken en/of heeft/hebben doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en in strijd met de waarheid:
ad a en/of b en/of d en/of e en/of g en/of l)
- in/op dat/die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg (een) (te hoog) 'betaald
bedrag' en/of 'uitbetaald bedrag' en/of 'totale kosten' en/of 'totaalbedrag van dit
verantwoordingsformulier' vermeld en/of aangekruist, terwijl in werkelijkheid dit
vermelde en/of aangekruiste bedrag en/of dit totaalbedrag en/of deze kosten lager
had(den) moeten zijn in verband met geen en/of minder aan die budgethouder verleende
zorg, en/of
- in/op dat/die verantwoordingsformulieren voor verleende zorg bij soorten hulpverlening
'PV' en/of 'BGIND' en/of 'KV' en/of 'BEG-I' en/of 'BEG-GR' vermeld en/of
aangekruist, terwijl in werkelijkheid deze soort(en) hulpverlening niet of minder
was/waren verleend, en/of
- in/op dat/die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg een handtekening gezet
van betreffende budgethouder en/of ouder van betreffende budgethouder, terwijl in
werkelijkheid deze niet hebben/heeft ondertekend,
en/of
ad c)
- in/op die voorschotnota('s) een (te hoog) bedrag aan geleverde zorg vermeld, terwijl dit
in werkelijkheid niet is geleverd, en/of
- in/op die voorschotnota('s) een (te hoog) bedrag aan geleverde zorg vermeld, terwijl dit
in werkelijkheid niet is geleverd, en/of
- in/op die voorschotnota('s) '24-uurs zorg' vermeld, terwijl die/deze in werkelijkheid niet
werd geleverd,
en/of
ad f)
- op de ontvangstbevestiging met betrekking tot [naam 3] een handtekening gezet van
[naam 3] , terwijl [naam 3] in werkelijkheid niet heeft getekend, en/of
- op de ontvangstbevestiging met betrekking tot [naam 2] een handtekening gezet van
[naam 2] , terwijl [naam 2] in werkelijkheid niet heeft getekend,
en/of
ad h)
- in/op dit/deze overzicht(en) van geleverde uren een (te hoog) aantal uren geleverde zorg
is opgegeven, terwijl dit in werkelijkheid niet is geleverd,
en/of
ad i en/of k en/of m)
- in/op die factu(u)r(en) een (te) grote hoeveelheid aan geleverde zorg vermeld, terwijl dit
in werkelijkheid niet is geleverd, en/of
- in/op die factu(u)r(en) een (te hoog) bedrag aan geleverde zorg vermeld, terwijl dit in
werkelijkheid niet is geleverd,
en/of
ad j)
- in/op dit overzicht een aantal uren geleverde zorg opgegeven, terwijl in werkelijkheid
minder zorg is verleend, en/of
- in/op dit overzicht van geleverde uren de soorten hulpverlening 'PV' en/of 'VP'
opgegeven, terwijl die/deze soort(en) in werkelijkheid niet is/zijn geleverd,
en/of
ad n)
-in/op die volmacht(en) een handtekening geplaatst van [naam 5] en/of [naam 3]
en/of [naam 4] , terwijl [naam 5] en/of [naam 3] en/of
[naam 4] dit niet hebben/heeft ondertekend,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
(art. 225 lid 1 jo. art. 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
en/of
[naam bedrijf 1] . (verder te noemen: [naam bedrijf 1] ),
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 9 september 2013,
te Dordrecht en/of [geboorteplaats verdachte] en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (ee n) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik hebben/heeft gemaakt en/of hebben/heeft doen gebruik maken van (één) vals(e)
en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten,
a. a) Verantwoordingsformulier over de periode 20 juni 2012 tot en met 30 juni 2012 (DOC-021-01) inzake [naam 1] , en/of
b) Verantwoordingsfomulier PGB-AWBZ 2011 over de periode 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 (DOC-025-01) inzake [naam 1] , en/of
c) Voorschotnota('s) afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 2 januari 2013 (DOC-023-01) en/of d.d. 30 januari 2013 (DOC-023-02) en/of d.d. 28 februari 2013 (DOC-023-03) en/of d.d. 28 maart 2013 (DOC-023-04) en/of d.d. 27 april 2013 (DOC-023-05) en/of d.d. 29 mei 2013 (DOC-023-06) inzake [naam 1] , en/of
d) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 10 maart 2011 tot en met 30 juni 2011 (DOC-041-06) inzake [naam 2] , en/of
e) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 (DOC-041 -08) inzake [naam 2] , en/of
f) Ontvangstbevestiging(en) van [naam bedrijf 1] aan [naam 2] (DOC-064-22) en/of aan [naam 3] (DOC-064-11), en/of
g) Verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2012 over de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 (DOC-042-49) inzake [naam 4] , en/of
h) Urenoverzicht(en) d.d. 30 maart 2012 (DOC-042-76) en/of d.d. 2 januari 2012 (DOC-042-77) inzake [naam 4] , en/of
i. i) Factu(u)r(en) afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 30 maart 2012 (DOC-042-74) en/of d.d. 2 januari 2012 (DOC- 042-75) inzake [naam 4] , en/of
j) Overzicht 30 november 2012 tot en met 30 juni 2013 d.d. 1 juli 2013 (DOC-011-58 t/m DOC-011-70) inzake [naam 5] , en/of
k) Factu(u)r(en) afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 1 mei 2011 over de maand(en) januari en/of februari en/of maart en/of april inzake [naam 6] (DOC-039-18 t/m DOC-039-21), en/of
1) Verantwoordingsformulier PGB over de periode 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 (DOC-039-22) inzake [naam 6] , en/of
m) Factu(u)r(en) afkomstig van [naam bedrijf 1] d.d. 1 mei 2011 over de maand(en) januari en/of februari en/of maart en/of april (DOC-039-24 t/m DOC-039-27) en/of d.d. 1 juni 2011 over de maand mei (DOC-039-28) en/of d.d. 1 juli 2011 over de maand juni (DOC-039-29) inzake [naam 6] , en/of
n) Volmacht(en) aan advocaat mr. A. ter Meulen d.d. 3 april 2013 inzake [naam 3] (DOC-038-06) en/of [naam 5] (DOC-053-02) en/of [naam 4] (DOC-042-80),
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst,
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
bestaande dat (doen) gebruik maken (telkens) hierin dat voornoemd(e) geschrift(en) zijn verstuurd naar het Zorgkantoor VGZ en/of Zorgkantoor Regio Waardenland en/of Zorgkantoor CZ, bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat;
ad a en/of b en/of d en/of e en/of g en/of 1)
- in/op dat/die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg (een) (te hoog) 'betaald
bedrag' en/of 'uitbetaald bedrag' en/of 'totale kosten' en/of 'totaalbedrag van dit
verantwoordingsformulier' is vermeld en/of aangekruist , terwijl in werkelijkheid dit
vermelde en/of aangekruiste bedrag en/of dit totaalbedrag en/of deze kosten lager
had(den) moeten zijn in verband met geen en/of minder aan die budgethouder verleende
zorg, en/of
- in/op dat/die verantwoordingsformulieren voor verleende zorg bij soorten hulpverlening
'PV' en/of 'BGIND' en/of 'KV' en/of 'BEG-I' en/of 'BEG-GR' is vermeld en/of
aangekruist, terwijl in werkelijkheid deze soort(en) hulpverlening niet of minder
was/waren verleend, en/of
- in/op dat/die verantwoordingsformulier(en) voor verleende zorg een handtekening staat
van betreffende budgethouder en/of ouder van betreffende budgethouder, terwijl in
werkelijkheid deze niet hebben/heeft ondertekend,
en/of
ad c)
- in/op die voorschotnota('s) een (te hoog) bedrag aan geleverde zorg staat vermeld, terwijl
dit in werkelijkheid niet is geleverd, en/of
- in/op die voorschotnota('s) een (te hoog) bedrag aan geleverde zorg staat vermeld, terwijl
dit in werkelijkheid niet is geleverd,
- in/op die voorschotnota('s) '24-uurs zorg' staat vermeld, terwijl die/deze in werkelijkheid
niet werd geleverd,
en/of
ad f)
- op de ontvangstbevestiging met betrekking tot [naam 3] een handtekening staat van
[naam 3] , terwijl [naam 3] in werkelijkheid niet heeft getekend, en/of
- op de ontvangstbevestiging met betrekking tot [naam 2] een handtekening staat van
[naam 2] , terwijl [naam 2] in werkelijkheid niet heeft getekend.
en/of
ad h)
- in/op dit/deze overzicht(en) van geleverde uren een (te hoog) aantal uren geleverde zorg
is opgegeven, terwijl dit in werkelijkheid niet is geleverd.
en/of
ad i en/of k en/of m)
- in/op die factu(u)r(en) een (te) grote hoeveelheid aan geleverde zorg staat vermeld, terwijl
dit in werkelijkheid niet is geleverd, en/of
- in/op die factu(u)r(en) een (te hoog) bedrag aan geleverde zorg staat vermeld, terwijl dit
in werkelijkheid niet is geleverd.
en/of
ad j)
- in/op dit overzicht een aantal uren geleverde zorg staat vermeld, terwijl in werkelijkheid
minder zorg is verleend, en/of
- in/op dit overzicht van geleverde uren de soorten hulpverlening 'PV' en/of 'VP' is
opgegeven, terwijl die/deze soort(en) in werkelijkheid niet is/zijn geleverd.
en/of
ad n)
- in/op die volmacht(en) een handtekening staat van [naam 5] en/of [naam 3]
en/of [naam 4] , terwijl hij/zij dit niet hebben/heeft ondertekend,
en/of voornoemd(e) geschrift(en) voorhanden hebben/heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die geschrift(en) bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst,
aan welk(e) bovenomschreven feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
(art. 225 lid 2 jo. art. 51 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op of omstreeks 18 maart 2014 te Dordrecht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
opzettelijk aanwezig hebben/heeft gehad
- 355 dossiereenheden van 1 milligram Lorazepam, althans een hoeveelheid Lorazepam, en/of
- 62 dossiereenheden van 10 milligram Temazepam, althans een hoeveelheid Temazepam,
zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
(artikel 3 jo. artikel 11 Opiumwet)