In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 mei 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Vesteda Investment Management B.V. en een gedaagde, die in de woning verbleef op basis van een onderhuurovereenkomst. Vesteda vorderde ontruiming van de woning, omdat de hoofdhuurovereenkomst met de oorspronkelijke huurder was ontbonden wegens wanbetaling. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat Vesteda niet de verhuurster was, maar dat Custodian Vesteda Fund 1 B.V. de eigenaar en verhuurster was. Vesteda presenteerde zich als verhuurster, maar de kantonrechter oordeelde dat zij niet de bevoegdheid had om namens Custodian te procederen, omdat niet was aangetoond dat zij daartoe een volmacht had. De kantonrechter concludeerde dat Vesteda geen vorderingsrecht had jegens de gedaagde en wees de vorderingen af. Vesteda werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.