In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam minderjarige], geboren in 2009. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 15 december 2019 en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR) vervangen door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R). De vader van [naam minderjarige] had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en om vervanging van JBRR door LJ&R, terwijl de moeder zich niet verzette tegen de verlenging maar ook bereid was om hulpverlening in het vrijwillige kader te accepteren.
Tijdens de zitting op 26 maart 2019 werd duidelijk dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [naam minderjarige] is, maar dat de betrokken partijen, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming, niet op één lijn zitten wat betreft het toekomstperspectief. De Raad had verzocht om beëindiging van het gezag van de ouders, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het disproportioneel werd geacht. De rechtbank constateerde dat er zorgelijke signalen waren met betrekking tot de opvoedsituatie bij de moeder, en dat het van belang is om zicht te houden op de ontwikkeling van [naam minderjarige].
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de huidige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [naam minderjarige] te waarborgen. De rechtbank heeft ook benadrukt dat contactherstel tussen [naam minderjarige] en de vader vanuit de opvoedsituatie bij de moeder onwaarschijnlijk is, en dat de focus moet liggen op de behandeling van [naam minderjarige] en het verbeteren van de communicatie tussen de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.