ECLI:NL:RBROT:2019:3320

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
16-247 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van schone lei wegens bovenmatige nieuwe schulden in schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2019 uitspraak gedaan in een schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, die eerder in 2016 onder de schuldsaneringsregeling was geplaatst, heeft nieuwe schulden laten ontstaan tijdens de regeling. De bewindvoerder, mr. D. le Pair, heeft op 11 januari 2019 verslag uitgebracht over de beëindiging van de regeling. Tijdens de zittingen op 1 en 15 april 2019 is de schuldenaar niet verschenen, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De bewindvoerder meldde dat de schuldenaar in beperkte mate niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting en dat er nieuwe schulden zijn ontstaan van in totaal € 1.262,76.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan, wat in strijd is met de voorwaarden van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelde dat de tekortkoming in de informatieverplichting niet ernstig genoeg was om de regeling te beëindigen, maar dat het ontstaan van nieuwe schulden wel voldoende was om de schone lei te weigeren. De rechtbank benadrukte dat de schuldenaar een actieve houding moet aannemen en dat het ontstaan van nieuwe schulden zonder verwijtbaarheid aan de schuldenaar niet automatisch leidt tot een schone lei.

De rechtbank heeft besloten dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, maar dat de verplichtingen van de schuldenaar eindigen op 11 april 2019. Het salaris van de bewindvoerder is vastgesteld op maximaal € 3.226,21. De uitspraak is gedaan door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 24 april 2019
Bij vonnis van deze rechtbank van 11 april 2016 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam]
[adres]
[woonplaats]
schuldenaar,
bewindvoerder: mr. D. le Pair.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 11 januari 2019 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 18 maart 2019 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 1 april 2019. De heer R. de Geus, waarnemend bewindvoerder, is hierbij gehoord. Schuldenaar is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. Omdat de rechtbank het van belang achtte dat schuldenaar een toelichting gaf op de tekortkomingen in zijn regeling en de omstandigheden omtrent zijn persoonlijke situatie, is de behandeling aangehouden tot 15 april 2019.
Mevrouw B. van Huessen, waarnemend bewindvoerder, is gehoord ter terechtzitting van 15 april 2019. Schuldenaar is echter, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, opnieuw niet ter terechtzitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De bewindvoerder heeft in haar laatste stand van zaken bericht dat schuldenaar in beperkte mate niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting. Daarnaast heeft schuldenaar nieuwe schulden laten ontstaan van € 424,34 aan DSW, van € 432,27 aan Eneco en van € 406,15 aan de gemeente Schiedam. Voor de schuld aan Eneco zou schuldenaar vanaf februari 2019 maandelijks € 43,23 betalen om deze schuld in te lopen. Het is de bewindvoerder niet bekend of schuldenaar daadwerkelijk deze betalingsregeling nakomt. Voor de schuld aan de gemeente Schiedam wordt sinds 1 september 2018 maandelijks een bedrag van € 49,83 ingehouden op de uitkering van schuldenaar. Dit betekent dat eind mei 2019 deze schuld volledig zal zijn ingelost.
Ter terechtzitting van 15 april 2019 heeft de waarnemend bewindvoerder gemeld dat zich geen wijzigingen hebben voorgedaan ten opzichte van de laatste stand van zaken. Daarnaast heeft zij verklaard dat er al geruime tijd niets meer van schuldenaar is vernomen en dat hij ook niet te bereiken is. Zij heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de tekortkoming in de informatieverplichting op zichzelf geen grond is voor beëindiging van de regeling zonder schone lei, nu schuldenaar deze verplichting over het algemeen goed is nagekomen en dat het in dit geval met name om de nieuwe schulden gaat.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 13.941,22 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren en mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
Met de bewindvoerder is de rechtbank van oordeel dat de tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting niet dermate ernstig is, dat gezegd moet worden dat schuldenaar daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Feit is wel dat, gezien het leefgeld van schuldenaar, sprake is van bovenmatige nieuwe schulden. Schuldenaar is niet op zitting verschenen en heeft ook anderszins niet verklaard hoe deze schulden hebben kunnen ontstaan. De rechtbank kan dus niet vaststellen of de schulden al dan niet zijn ontstaan om redenen die schuldenaar niet zijn toe te rekenen. Het enkele ontstaan van nieuwe bovenmatige schulden is echter voldoende voor de weigering van een schone lei, zonder dat daarvoor is vereist dat sprake is van verwijtbaarheid aan de zijde van schuldenaar (artikel 350 lid 3 onder d Fw). De schone lei zal daarom worden geweigerd.
Daarbij tekent de rechtbank aan dat de tienjaarstermijn van artikel 288 lid 2 onder d Fw niet van toepassing is voor zover de eerdere schuldsaneringsregeling is beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 onder d Fw om redenen die de schuldenaar niet waren toe te rekenen. In een eventueel opvolgend verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling zal de rechter die over de toelating oordeelt, kunnen beoordelen in hoeverre het ontstaan van voornoemde nieuwe schulden schuldenaar was toe te rekenen en dus of de tienjaarstermijn al dan niet aan een nieuwe toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg staat. Schuldenaar zal daarover in dat geval de nodige gegevens moeten verschaffen.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenaar bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan en dat de schone lei op die grond wordt geweigerd;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar eindigen op 11 april 2019;
- stelt het salaris voor de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.226,21.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, en in aanwezigheid van mr. J.L. Lukaart, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.