ECLI:NL:RBROT:2019:3320
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van schone lei wegens bovenmatige nieuwe schulden in schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2019 uitspraak gedaan in een schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, die eerder in 2016 onder de schuldsaneringsregeling was geplaatst, heeft nieuwe schulden laten ontstaan tijdens de regeling. De bewindvoerder, mr. D. le Pair, heeft op 11 januari 2019 verslag uitgebracht over de beëindiging van de regeling. Tijdens de zittingen op 1 en 15 april 2019 is de schuldenaar niet verschenen, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De bewindvoerder meldde dat de schuldenaar in beperkte mate niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting en dat er nieuwe schulden zijn ontstaan van in totaal € 1.262,76.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan, wat in strijd is met de voorwaarden van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelde dat de tekortkoming in de informatieverplichting niet ernstig genoeg was om de regeling te beëindigen, maar dat het ontstaan van nieuwe schulden wel voldoende was om de schone lei te weigeren. De rechtbank benadrukte dat de schuldenaar een actieve houding moet aannemen en dat het ontstaan van nieuwe schulden zonder verwijtbaarheid aan de schuldenaar niet automatisch leidt tot een schone lei.
De rechtbank heeft besloten dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, maar dat de verplichtingen van de schuldenaar eindigen op 11 april 2019. Het salaris van de bewindvoerder is vastgesteld op maximaal € 3.226,21. De uitspraak is gedaan door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, en is openbaar uitgesproken.