ECLI:NL:RBROT:2019:3307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
10/255276-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake woninginbraak met bewezenverklaring en strafoplegging

Op 29 maart 2019 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Litouwen, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De zaak betreft een woninginbraak die plaatsvond tussen 9 en 10 oktober 2018 in Capelle aan den IJssel. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot een bijna opgeleverde nieuwbouwwoning door het raam van de keukendeur te vernielen en heeft daar keukenapparatuur en een spiegel weggenomen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes maanden geëist, met uitzondering van het medeplegen van de inbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze niet-ontvankelijk werd verklaard in de vordering wegens een onevenredige belasting voor het strafgeding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/255276-18
Datum uitspraak: 29 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Litouwen) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman P.S.A. Bovens, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.A.S.E. Maandag heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 09 oktober 2018 tot en met 10 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel in een woning (gelegen aan het [adres delict] ), keukenapparatuur (te weten een inductie kookplaat en een stoomoven en een combimagnetron) en een spiegel,
dieaan een ander dan aan verdachte toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. De verdachte is naar een bijna opgeleverde nieuwbouwwoning gegaan en heeft aldaar het raam van de keukendeur kapot gemaakt. Vervolgens heeft de verdachte uit de woning nieuwe keukenapparatuur en een spiegel weggenomen. Woninginbraken zijn ergerlijke feiten die onnodige schade veroorzaken en gevoelens van angst, onbehagen en onveiligheid teweegbrengen bij de slachtoffers. Door woninginbraken wordt bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers. Ook leiden dergelijke misdrijven in de samenleving tot onrust en gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft daarvoor geen oog gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 maart 2019.
De reclassering heeft geadviseerd een onvoorwaardelijke straf op te leggen, nu begeleiding en toezicht niet alleen moeilijk uitvoerbaar zijn, maar ook geen meerwaarde bieden aan de situatie van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook stelt de rechtbank vast dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt of spijt betuigt voor zijn strafbare gedragingen. De verdediging heeft verzocht met het opleggen van een gevangenisstraf te volstaan met de tijd die door de verdachte reeds in voorarrest is doorgebracht. Hiervoor bestaat gelet op de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen geen aanleiding. De rechtbank zal daarom overeenkomstig de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 17.642,02 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de behandeling daarvan een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
De vordering is betwist. Niet is op eenvoudige wijze vast te stellen welke schade door de benadeelde is geleden. De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2019.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 09 oktober 2018 tot en met 10 oktober
2018 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/uit een woning/pand (gelegen aan het [adres delict] ),
één of meer stuk(s) keukenapparatuur (te weten een inductie kookplaat
en/of een stoomoven en/of een combimagnetron) en/of een spiegel, in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer]
,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )