ECLI:NL:RBROT:2019:3305

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
10/246122-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak in vereniging met geweld tegen bewoners

Op 29 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 2 december 2018 samen met anderen een woninginbraak heeft gepleegd in Heerjansdam, gemeente Zwijndrecht. De bewoners kwamen onverwacht thuis, waarop de verdachte en zijn mededaders geweld hebben gebruikt tegen de hoofdbewoner om te kunnen ontsnappen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van achttien maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de bedreiging met het woord 'pistola'. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen meerdere goederen heeft gestolen, waaronder mobiele telefoons en een horloge, en dat dit gepaard ging met geweld tegen de hoofdbewoner. De rechtbank legde een gevangenisstraf van negen maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte moet betalen voor zowel materiële als immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/246122-18
Datum uitspraak: 29 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Chili) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. B.V. Rafaela, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging/officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, inclusief het ten laste gelegde gebruik van het woord ‘pistola’ in bedreigende zin. Beide aangevers hebben het woord ‘pistola’ gehoord, wat door beiden als bedreigend is ervaren.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd op het ten laste gelegde.
4.1.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van het onderliggende dossier niet kan worden uitgesloten dat het woord ‘pistola’ is geroepen als waarschuwing naar de andere verdachten en niet als bedreiging richting de aangevers. Nu niet kan worden vastgesteld dat het woord ‘pistola’ als bedreiging is gebruikt, dient de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 2 december 2018 te Heerjansdam, gemeente Zwijndrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres delict] heeft weggenomen meerdere mobiele telefoons en een herenhorloge (merk: Fossil) en een zonnebril (merk: Versace) en een (gouden) kettinkje en een (digitale) camera (merk: Canon), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn
mededaders, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak ,
welk geweld hierin bestond dat verdachte
- die [naam slachtoffer 2] (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor
die [naam slachtoffer 2] ten val is gekomen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn mededaders een woninginbraak gepleegd. Toen de bewoners thuis kwamen, wilden de verdachten zo snel mogelijk de woning verlaten. Hierbij heeft de medeverdachte geweld gebruikt tegen de hoofdbewoner, door hem een duw te geven. De verdachten zijn vervolgens met de gestolen goederen uit de woning gevlucht. De verdachte kon echter nog door de bewoners worden tegengehouden.
Dat alle verdachten uiteindelijk zijn aangehouden is vooral te danken aan de actieve houding van de bewoners en hun handelen na afloop van de inbraak. Door de informatie die zij aan de politie verstrekten over het voertuig van de verdachten en over de locatie van de gestolen telefoon konden – naast de in de woning aangehouden medeverdachte – ook de verdachte en de andere medeverdachte snel worden aangehouden.
De verdachten hebben de bewoners grote angst aangejaagd, wat ook blijkt uit de mondelinge toelichting die de hoofdbewoner ter terechtzitting heeft gegeven op zijn vordering tot schadevergoeding. Daaruit blijkt ook dat hij nog altijd lichamelijke klachten ervaart van het op hem uitgeoefende geweld.
Dit soort delicten veroorzaakt onnodige schade en brengt gevoelens van angst, onbehagen en onveiligheid teweeg bij de slachtoffers. Door woninginbraken wordt bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van bewoners. Ook leiden dergelijke misdrijven in de samenleving tot onrust en gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft daarvoor op geen enkele manier oog gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een (gevangenis)straf op te leggen die gelijk is aan duur van het voorarrest. Een dergelijke straf doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het feit. Alle drie de verdachten zijn afkomstig uit het buitenland en hebben geen aantoonbare band met Nederland. Gezien de inhoud van het dossier en het handelen van de verdachten, waarbij zij in samenwerkingsverband en - naar alle waarschijnlijk op internationale rooftocht - doelgericht te werk zijn gaan, heeft de rechtbank de sterke indruk dat zij met geen ander doel naar Nederland zijn gekomen dan om hier diefstallen dan wel woninginbraken te plegen. Dit maakt dat een flinke gevangenisstraf op zijn plaats is. Deze gevangenisstraf zal wel korter zijn dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van de bedreiging.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.009,17 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.900,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immaterieel gevorderde schade te matigen, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de materieel gevorderde schade heeft de verdediging betoogd dat deze dient te worden afgewezen dan wel dat dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, onder meer omdat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering ten aanzien van de kostenposten ‘schuifpui en ruit’, ‘reiskosten’ en ‘taxikosten’ worden toegewezen.
Ten aanzien van het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kostenpost ‘alarmsysteem’ is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rechtstreeks verband gebleken, zodat de benadeelde in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kostenpost ‘verlies arbeidsvermogen’ levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voort is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 december 2018.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.288,22, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9.2.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.800,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat bij toewijzing de hoogte van de immateriële schade dient te worden gematigd.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 december 2018.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,--, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
€ 125 EURO (omschrijving: [naam omschrijving] )
€ 30,53 EURO (omschrijving: [naam omschrijving]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, in die zin dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.288,22 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro en tweeëntwintig eurocent), bestaande uit € 288,22 aan materiële schade en € 1.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.288,22 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.288,22 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
22 (tweeëntwintig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, in die zin dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,-- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2019.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 02 december 2018 te Heerjansdam, gemeente
Zwijndrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning,
gelegen aan de [adres delict] heeft weggenomen een of meerdere
mobiele telefoon(s) en/of een (heren)horloge (merk: Fossil) en/of een
zonnebril (merk: Versace) en/of een (gouden) kettinkje en/of een
(digitale) camera (merk: Canon), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van
braak en/of inklimming, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de (ruit van de) schuifpui van die woning heeft/hebben vernield en/of
(vervolgens) zich (wederrechtelijk) de toegang tot die woning
heeft/hebben
verschaft en/of
- die [naam slachtoffer 2] (met kracht) tegen het lichaam heeft/hebben
geduwd, waardoor
die [naam slachtoffer 2] ten val is gekomen en/of
- in het voorbijgaan ‘pistola’ heeft/hebben geroepen, althans een woord
van
gelijke (dreigende) aard of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )