ECLI:NL:RBROT:2019:3303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
10/250862-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak in vereniging met een ander

Op 29 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot woninginbraak in vereniging. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte]. De zaak werd behandeld in tegenspraak, waarbij de rechtbank het onderzoek op de terechtzitting op 15 maart 2019 heeft meegenomen. De officier van justitie, mr. B.A.S.E. Maandag, eiste een gevangenisstraf van 75 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich samen met een ander schuldig had gemaakt aan een poging tot woninginbraak, waarbij zij de ruit van de voordeur insloegen en de woning doorzochten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 75 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 717,90, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/250862-18
Datum uitspraak: 29 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman K. Durdu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.A.S.E. Maandag heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 (zestig) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar, met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd (een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en andere voorwaarden het gedrag betreffende, doch zonder contactverbod met medeverdachte, maar wel een straatverbod ten behoeve van de slachtoffers);
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, subsidiair 90 (negentig) dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 06 december 2018 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader
voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning aan de [adres delict] sieraden en/of geld en/of andere goederen van hun gading,
dieaan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde
(n), te weten aan [naam slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van het inslaan en/of vernielen van een ruit van de voordeur van die woning,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Primair,
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf of waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. De verdachten zijn laat in de avond naar de woning gegaan, hebben de ruit van de deur van de woning ingeslagen/vernield en zijn naar binnen gegaan. De woning is vervolgens doorzocht en de beoogde buit is op het bed in een plastic tas klaargezet. Dat de woninginbraak niet is voltooid, is alleen te danken aan een oplettende buurman die de politie heeft gebeld, toen hij in de woning licht van zaklampen zag schijnen, terwijl de bewoners niet thuis waren.
Woninginbraken zijn ergerlijke feiten die onnodige schade veroorzaken en gevoelens van angst, onbehagen en onveiligheid teweegbrengen bij de slachtoffers. Ter zitting heeft een van de benadeelden aangegeven hoe ingrijpend deze inbraak voor hem en zijn vrouw is geweest. Nog steeds, aldus deze benadeelde, vreest hij en zijn vrouw opnieuw slachtoffer te worden van een inbraak, aangezien aangrenzend aan hun woning het groepje waarvan de verdachte deel uitmaakte, nog steeds geregeld rondhangt. Door woninginbraken wordt bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers. Ook leiden dergelijke misdrijven in de samenleving tot onrust en gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft daarvoor op geen enkele manier oog gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 februari 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering heeft geadviseerd aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden. De kans op recidive is gelet op het sociale netwerk van de verdachte en zijn gedrag en houding aanwezig. Toezicht is geïndiceerd, temeer nu de verdachte eerder voor een soortgelijk delict met justitie in aanraking is gekomen. Om verdere teloorgang te voorkomen is het belangrijk dat de verdachte inzicht krijgt in zijn gedrag/houding en sociaal netwerk, alsook dat hij leert om zich weerbaar op te stellen en naar school blijft gaan. De verdachte dient zich als bijzondere voorwaarden te houden aan een meldplicht, mee te werken aan een cognitieve vaardigheidstraining en hij moet worden verplicht om een betaalde baan of andere door de toezichthouder goedgekeurde vorm van dagbesteding te behouden en/of te verkrijgen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Tot slot is de reclassering van mening dat aan de verdachte een contactverbod met zijn medeverdachte(n) moet worden opgelegd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank is daarnaast met de officier van justitie en de reclassering van oordeel dat de verdachte gebaat is bij reclasseringsbegeleiding. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat anders dan gevorderd of geadviseerd aan de verdachte ook een locatieverbod zal worden opgelegd voor de straten rondom het huis van de slachtoffers, nu de rechtbank dit passend en geboden acht. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
De verdediging heeft betoogd dat met de eis van de officier van justitie de verdachte zwaarder wordt gestraft dan wanneer hij overeenkomstig de oriëntatiepunten van de LOVS voor een voltooid delict zou worden veroordeeld. De rechtbank ziet gelet op de ernst van het feit echter geen aanleiding om af te wijken van de eis zoals die door de officier van justitie is neergelegd. Bij een inbraakpoging in een woning tijdens de nachtelijke uren samen met een ander is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank stelt vast dat de verdachte 15 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Mede vanwege zijn jonge leeftijd en de mogelijkheid om zijn schoolopleiding voort te zetten, ziet de rechtbank aanleiding om, naast een forse taakstraf, een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 217,90 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij het aantal dagen vervangende hechtenis op 14 dagen moet worden gesteld..
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de immaterieel gevorderde schade af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Daarnaast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,--.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 december 2018.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 717,90, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich niet bevinden in de straten rondom de woning van de slachtoffers te weten de straten: [naam straat 1] en de [naam straat 2] te Vlaardingen, gedurende de proeftijd;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardigheidstraining;
4. de veroordeelde zal zich inzetten tot het verkrijgen en/of behouden van een betaalde baan of een andere door de toezichthouder goedgekeurde vorm van dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 717,90 (zegge: zevenhonderdzeventien euro en negentig eurocent), bestaande uit € 217,90 aan materiële schade en € 500,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 717,90 (zegge: zevenhonderdzeventien euro en negentig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 717,90 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
14 (veertien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2019.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 06 december 2018 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen
misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een
woning aan de [adres delict]
sieraden en/of een TV en/of geld en/of andere goederen van zijn/hun
gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer]
,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen
door middel van het inslaan en/of vernielen van een ruit van de
voordeur van die woning,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] op of omstreeks 6 december 2018 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd uit een woning aan de [adres delict]
sieraden en/of een TV en/of geld en/of andere goederen van zijn/hun
gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan
aan die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer]
,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen
door middel van het inslaan, althans vernielen van een ruit van de
voordeur van die woning,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6
december 2018 te Vlaardingen,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )