In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een werkneemster, die een billijke vergoeding eiste na onterecht ontslag. De werkneemster, die sinds 22 juni 2015 in dienst was bij Instalado Installatietechniek B.V., werd op 24 september 2018 ontslagen terwijl zij zwanger was. Instalado had een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV, die op 21 september 2018 werd verleend, maar de werkneemster had op dat moment haar zwangerschap nog niet officieel kunnen aantonen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag in strijd was met het opzegverbod dat geldt voor zwangere werkneemsters. De rechter stelde vast dat de werkgever onvoldoende had onderbouwd dat de werkzaamheden van de werkneemster volledig waren beëindigd, wat een uitzondering op het opzegverbod zou rechtvaardigen. De kantonrechter kende de werkneemster een billijke vergoeding toe van € 15.000,-, omdat het ontslag ernstig verwijtbaar was. Daarnaast werden de verzoeken tot betaling van achterstallig vakantiegeld en openstaande vakantie-uren toegewezen, evenals de vernietiging van de concurrentie- en relatiebedingen in de arbeidsovereenkomst. De kosten van de procedure werden ook aan de werkgever opgelegd.