ECLI:NL:RBROT:2019:3297

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
570977 / HA RK 19-359
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek en misbruik van wrakingsinstrument in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2019 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. van Buuren. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. A.F.L. Geerdes, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, die een kort geding behandelde tussen verzoeker en [naam eiser]. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat deze eerder een onwelgevallige uitspraak had gedaan in een andere zaak van verzoeker. De rechtbank oordeelde echter dat het enkele feit dat de rechter in het verleden een beslissing had genomen die verzoeker niet beviel, op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Er waren geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen.

De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer stelde vast dat verzoeker geen vertrouwen had in de rechter, maar dit betrof niet de onpartijdigheid van de rechter. Bovendien had verzoeker tijdens de zitting van de wrakingskamer ook een lid van de wrakingskamer gewraakt, wat werd aangemerkt als evident misbruik van recht. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de kort geding procedure niet in behandeling zou worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsinstrument.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij de voorzitter mr. M. Fiege en de rechters mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar en mr. N. Doorduijn aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting, waarbij ook de griffier J.A. Faaij aanwezig was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 570977 / HA RK 19-359
Beslissing van 12 april 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. S. van Buuren te Westmaas,
strekkende tot wraking van:
mr. A.F.L. Geerdes, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team Handel en Haven (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 28 maart 2019 is door de rechter behandeld het kort geding van [naam eiser] als eiser tegen verzoeker als gedaagde. Die procedure draagt als kenmerk C/10/570819 / KG ZA 19-270.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoeker, zijn advocaat, de rechter, alsmede de advocaat van [naam eiser] zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 3 april 2019.
Ter zitting van 8 april 2019, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen:
  • verzoeker met zijn advocaat mr. Van Buuren;
  • mr. J.A.K. van den Berg, advocaat van [naam eiser] , alsmede haar kantoorgenoot mr. Van Gaal.
Bij gelegenheid van deze behandeling heeft verzoeker de wraking verzocht van een lid van de wrakingkamer, te weten mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar.
Het onderzoek ter zitting is voor korte tijd geschorst voor beraad, waarna aansluitend de wrakingskamer mondeling uitspraak heeft gedaan, waarbij het verzoek tot wraking van
mr. Wilbers-Taselaar buiten behandeling is gesteld vanwege evident misbruik van recht.
Vervolgens heeft de wrakingskamer het onderzoek ter zitting van 8 april 2019 hervat, waarna verzoeker wraking heeft verzocht van de rechters van de wrakingskamer.
Het onderzoek ter zitting is voor korte tijd geschorst voor beraad, waarna aansluitend de wrakingskamer mondeling uitspraak heeft gedaan, waarbij het verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer buiten behandeling is gesteld vanwege evident misbruik van recht.
Verzoeker heeft vervolgens verzocht om verwijzing van de behandeling van het wrakingsverzoek naar een andere rechtbank.
Het onderzoek ter zitting is voor korte tijd geschorst voor beraad, waarna aansluitend de wrakingskamer mondeling uitspraak heeft gedaan, waarbij het verzoek tot verwijzing is afgewezen.
Vervolgens heeft de wrakingskamer het onderzoek ter zitting van 8 april 2019 hervat, waarbij verzoeker zijn standpunt ter zitting mondeling nader heeft toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
De rechter heeft in november 2018 een zaak van verzoeker behandeld. De rechter heeft verzoeker die zaak ten onrechte en op onjuiste gronden laten verliezen en dat heeft verzoeker op kosten gejaagd. Verzoeker heeft een vergelijkbare zaak bij de rechtbank Den Haag – waarin hij optrad als adviseur van een procespartij – gewonnen. De rechter kent de wet niet en hij kent de rechtspraktijk niet. De rechter verwijst verzoeker terug naar de bestuursrechter, terwijl verzoeker daar al was geweest.
Verzoeker heeft er geen vertrouwen in dat de rechter het kort geding wel tot een goed einde kan brengen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1
Nadat ter zitting van 28 maart 2019 zijdens [naam eiser] zijn vordering was toegelicht heeft verzoeker de rechter gewraakt. Hij motiveerde dat door te verwijzen naar een door de rechter in een andere zaak van verzoeker gegeven beschikking. Tegen die beschikking heeft
verzoeker hoger beroep ingesteld. Het enkele feit dat in een andere zaak verzoeken van verzoeker zijn afgewezen kan geen grond voor wraking zijn.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een
rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op
het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan
tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te
toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of
onjuiste beslissingen. Dat geldt te meer voor beslissingen die genomen zijn in andere procedures dan de procedure waarin het wrakingsverzoek wordt gedaan.
3.3
De wrakingskamer stelt vast dat de rechter bij beschikking van 16 november 2018 in een verzoekschriftprocedure tussen verzoeker en de stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met kenmerk C/10/532959 / HA RK 117-742 het verzoek van verzoeker deels niet-ontvankelijk heeft verklaard en voor het overige heeft afgewezen.
De thans door verzoeker aangevoerde wrakingsgrond heeft betrekking op het feit dat verzoeker het inhoudelijk niet eens is met die uitspraak.
3.4
Een rechter dient uit hoofde van zijn professionaliteit iedere individuele zaak met onbevangenheid en zonder belemmering door een eerdere uitspraak in het verleden te
behandelen en te beoordelen. Die professionaliteit en onpartijdigheid worden bij de rechter
voorondersteld. Het enkele gegeven dat de rechter op 16 november 2018 een voor verzoeker onwelgevallige uitspraak heeft gedaan en thans als voorzieningenrechter een kort geding tussen verzoeker en [naam eiser] te behandelen heeft, levert op zichzelf dan ook geen grond op voor het oordeel dat er sprake is van partijdigheid en evenmin vormt het een omstandigheid die - objectief bezien - grond geeft te vrezen dat het bij de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat dit in dit geval anders is. De grond dat verzoeker geen vertrouwen heeft in het vermogen van de rechter om dit kort geding tot een goed einde te brengen, ziet niet op de onpartijdigheid van de rechter.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
3.6
Ter zitting heeft verzoeker aangekondigd dat hij – zo de wrakingskamer zijn verzoek tot wraking van de rechter inhoudelijk behandelt en daarop afwijzend beslist – de rechter opnieuw zal wraken. Daarnaast neemt de wrakingskamer in aanmerking dat verzoeker ter zitting van de wrakingskamer een van de leden van die kamer heeft gewraakt op dezelfde grond als waarop hij de rechter had gewraakt, te weten een eerdere hem onwelgevallige beslissing van die rechter in een andere zaak. Voorts neemt de wrakingskamer in aanmerking dat verzoeker ter zitting van de wrakingskamer alle leden van deze kamer heeft gewraakt nadat de kamer afwijzend had beslist op zijn verzoek om de behandeling van het wrakingsverzoek aan te houden opdat de rechter bij de zitting van de wrakingskamer aanwezig zal zijn. Op grond van deze omstandigheden is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een doel waarvoor dit niet is bestemd en dat hij op die manier misbruik maakt van het wrakingsinstrument. Om die reden zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in het kort geding tussen hem en [naam eiser] niet meer in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. A.F.L. Geerdes;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de kort geding procedure met kenmerk C/10/570819 / KG ZA 19-270 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Fiege, voorzitter, mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar en mr. N. Doorduijn, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. Wilbers-Taselaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2019 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker, p.a. mr. S. van Buuren
- mr. A.F.L. Geerdes
- mr. J.A.K. van den Berg