Op 22 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak waarbij verzoeker, die in persoon procedeerde, de wraking heeft verzocht van mr. M. van Kuilenburg, rechter in de rechtbank Rotterdam, team jeugd. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de betrokkenheid van de rechter bij een stichting waar verzoeker als mentor benaderd was. Verzoeker stelde dat er een hiërarchische relatie bestond tussen hem en de rechter, wat de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zou brengen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen direct contact of enige betrokkenheid was tussen verzoeker en de rechter met betrekking tot de activiteiten van de stichting. Bovendien was het wrakingsverzoek te laat ingediend, waardoor verzoeker voor het overige niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank concludeerde dat de vrees voor partijdigheid van de rechter niet objectief gerechtvaardigd was en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.