ECLI:NL:RBROT:2019:3262
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
Op 14 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen kantonrechter mr. drs. E. van Schouten. Het wrakingsverzoek volgde op een eerdere zitting op 20 februari 2019, waar de verzoeker was gedagvaard door [naam bank] in een civiele procedure. De verzoeker stelde dat de kantonrechter geen belangstelling toonde voor zijn verweer en dat hij zich oneerlijk behandeld voelde. De kantonrechter had echter in haar schriftelijke reactie aangegeven dat zij de verzoeker wel degelijk aan het woord had gelaten en naar zijn standpunt had geluisterd, wat de verzoeker niet had weersproken.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de kantonrechter geen vooringenomenheid jegens de verzoeker had en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De beslissing van de kantonrechter om de eerdere zaak niet samen te voegen met de huidige procedure werd als juist beoordeeld, en de wrakingskamer kon geen objectieve gronden vinden voor de vrees van de verzoeker voor partijdigheid.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en de beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 maart 2019, in aanwezigheid van de griffier mr. H.C.C. Kan.