ECLI:NL:RBROT:2019:3262

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
568729 / HA RK 19-226
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 14 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen kantonrechter mr. drs. E. van Schouten. Het wrakingsverzoek volgde op een eerdere zitting op 20 februari 2019, waar de verzoeker was gedagvaard door [naam bank] in een civiele procedure. De verzoeker stelde dat de kantonrechter geen belangstelling toonde voor zijn verweer en dat hij zich oneerlijk behandeld voelde. De kantonrechter had echter in haar schriftelijke reactie aangegeven dat zij de verzoeker wel degelijk aan het woord had gelaten en naar zijn standpunt had geluisterd, wat de verzoeker niet had weersproken.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de kantonrechter geen vooringenomenheid jegens de verzoeker had en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De beslissing van de kantonrechter om de eerdere zaak niet samen te voegen met de huidige procedure werd als juist beoordeeld, en de wrakingskamer kon geen objectieve gronden vinden voor de vrees van de verzoeker voor partijdigheid.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en de beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 maart 2019, in aanwezigheid van de griffier mr. H.C.C. Kan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 568729 / HA RK 19-226
Beslissing van 14 maart 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. drs. E. van Schouten, kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2, (hierna: de kantonrechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Bij exploot van dagvaarding van 11 februari 2019 is verzoeker door [naam bank] (hierna: [naam bank] ) gedagvaard om te verschijnen op de openbare terechtzitting van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2019. Deze procedure draagt het zaaknummer 7532887 CV EXPL 19-6867. Verzoeker is op de (rol)zitting van 20 februari 2019 verschenen en heeft mondeling verweer gevoerd alsmede stukken ingediend. De kantonrechter heeft vervolgens de zaak verwezen naar de zitting van 29 maart 2019 voor vonnis.
1.2
Na de (rol)zitting van 20 februari 2019 heeft verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking van de kantonrechter ingediend.
1.3
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven procedure.
1.4
Verzoeker en de kantonrechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
1.5
De kantonrechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De kantonrechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief.
1.6
Ter zitting van 28 februari 2019 is het wrakingsverzoek behandeld. De kantonrechter is verschenen. Verzoeker is niet verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Er was tijdens voornoemde rolzitting sprake van een snelle behandeling door de inzet van de kantonrechter. De kantonrechter had geen belangstelling voor het verweer van verzoeker. Tijdens de rolzitting heeft verzoeker verklaard dat hij het oneens was met een eerder vonnis, op 8 juni 2018 gewezen door kantonrechter mr. Van Steenderen, in de zaak met rolnummer 6613727. In dat vonnis was hij, eveneens met [naam bank] -bank als eiser, veroordeeld tot betaling van € 500,- met rente en kosten. Destijds heeft hij bij mr. Van Steenderen een schikking bepleit tegen finale kwijting, waarin ook de schuld zou worden meegenomen in de nu voorliggende zaak. Mr. Van Steenderen heeft zijn aanbod destijds (uiteindelijk) gepasseerd. Hij heeft het aanbod ten overstaan van mr. Van Schouten herhaald. Mr. Van Schouten heeft zijn visie op eerdergenoemd vonnis ten onrechte terzijde gelaten met de mededeling dat dat een andere zaak betrof.
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust. De kantonrechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die een grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het betrof op 20 februari jl. een zogenaamde rolzitting voor nieuwe zaken. Per tijdsblok van een uur kunnen diverse gedaagden daarin hun eerste - mondelinge - reactie geven in hun eigen zaak. In de regel zitten zo’n 8-10 andere gedaagden in de zaal die wachten op behandeling van hun eigen zaak.
De kantonrechter werd door verzoeker eerst gevraagd of zij “mevrouw Van Steenderen-Koornneef” was, door wie - kennelijk - een eerdere vonnis was gewezen in een zaak van [naam bank] tegen verzoeker. De kantonrechter heeft aangegeven dat niet te zijn en het vonnis van collega Van Steenderen ook niet te kennen. Die eerdere zaak was al afgedaan. Voorts heeft de kantonrechter verzoeker erop gewezen dat de zaak waar hij voor kwam een andere zaak was die de kantonrechter ook niet kende. Verzoeker heeft gezegd het niet eerlijk te vinden dat [naam bank] “drie verschillende dagvaardingen liet uitbrengen met elk bijkomende kosten”. De kantonrechter heeft mogelijk daarop gezegd dat zoiets wel vaker voorkomt. Omdat verzoeker heeft aangegeven dat de schuld zelf misschien wel kon kloppen heeft de kantonrechter de zaak voor vonnis gezet. Ook als er een vonnis komt wordt er beoordeeld in hoeverre de buitengerechtelijke kosten gerechtvaardigd zijn.
De kantonrechter heeft nog aangegeven dat zij de boosheid van verzoeker wel kon begrijpen, omdat het voor hem moeilijk te begrijpen is dat hij meerdere keren door dezelfde partij wordt gedagvaard.
Gezien de grote hoeveelheid zaken op een rolzitting en het daardoor noodzakelijkerwijs vrij hoge tempo is er in de regel voor een langer gesprek dan 5 of 10 minuten geen ruimte. De kantonrechter heeft wel degelijk verzoeker aan het woord gelaten en naar zijn standpunt geluisterd. Op geen enkele wijze is aanleiding gegeven voor de gedachte dat de kantonrechter bevooroordeeld zou zijn (of de schijn daarvan zou wekken).

3.De beoordeling van het verzoek

Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
3.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daardoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.4
De kantonrechter behandelde op de zitting van 20 februari 2019 de procedure tussen [naam bank] en verzoeker met zaaknummer 7532887 CV EXPL 19-6867. De eerdere zaak tussen [naam bank] en verzoeker is door een andere kantonrechter behandeld en afgedaan. Aangezien die procedure reeds is afgerond, kan de kantonrechter de eerdere zaak tussen [naam bank] en verzoeker niet samenvoegen dan wel gezamenlijk behandelen. Dit laat onverlet dat de kantonrechter zoals zij schriftelijk heeft aangegeven, zal beoordelen in hoeverre de buitengerechtelijke incassokosten (deurwaarderskosten) gerechtvaardigd zijn. De uitspraak van de kantonrechter “dit is een andere zaak” kan dan ook niet als onjuist worden beschouwd en levert geen grond op voor wraking. Op geen enkele wijze valt in te zien waarom hieruit enige vorm van vooringenomenheid en dus van partijdigheid zou moeten blijken.
3.5
De kantonrechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat zij wel degelijk verzoeker aan het woord heeft gelaten en naar zijn standpunt heeft geluisterd. Nu verzoeker dit niet heeft weersproken, gaat de wrakingskamer er vanuit dat hij - binnen het tijdsbestek en de aard van de zitting – voldoende gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt kenbaar te maken.
3.6
Uit het voorgaande volgt dat de wrakingskamer niet tot de conclusie kan komen dat de kantonrechter een vooringenomenheid jegens verzoeker koestert, althans dat de bij hem dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd kan zijn.
3.7
Het verzoek is gelet op het hiervoor overwogene ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. drs. E. van Schouten.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, mr. W.J. Roos-van Toor en
mr. A. Verweij, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2019 in tegenwoordigheid van mr. H.C.C. Kan, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-