ECLI:NL:RBROT:2019:3196

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
10/741125-17 / TUL VV: l 0/072027-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een strafzaak wegens zware mishandeling en vernieling

Op 28 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van zware mishandeling en vernieling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 november 2016, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een glas in het gezicht van de aangeefster, mevrouw [naam slachtoffer 1], te gooien, wat resulteerde in snijwonden aan haar gezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende bewijs boden om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren. De aangeefster kon niet bevestigen wie de dader was, en de verklaringen van de getuigen waren inconsistent. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling.

Daarnaast was er een tweede aanklacht tegen de verdachte voor het opzettelijk vernielen van de telefoon van mevrouw [naam slachtoffer 2] op 21 mei 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon wegsloeg, maar dat er geen opzet was om de telefoon te vernielen. De rechtbank heeft ook in dit geval de verdachte vrijgesproken.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze te laat was ingediend. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de zaak afgesloten met een vrijspraak.

Uitspraak

promis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team straf2
Parketnummer: 10/741125-17
Parketnummer vordering TUL VV: l 0/072027-14
Datum uitspraak: 28 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman C.Y.
Kekik,advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd: bewezenverklaring van het onder 1 (primair) en onder 2 ten laste gelegde;
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 maandenmet aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, waaronder agressieregulatietraining als de reclassering dat nodig acht;
niet ontvankelijkheid van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/072027-14.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
Op 29 november 2016 werd in [naam horecagelegenheid 1] een glas gegooid of geslagen in het gezicht van aangeefster mevrouw [naam slachtoffer 1] (hierna: [naam slachtoffer 1] ). Als gevolg hiervan heeft ze in haar gezicht (oogleden en neus) snijwonden opgelopen.
Aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij niet precies weet wat er gebeurd is en niet heeft gezien wie het gedaan heeft.
De verbalisant van de politie, die de camerabeelden van [naam horecagelegenheid 1] van die avond heeft uitgekeken, heeft de verdachte herkend. Volgens de verbalisant is op deze beelden te zien dat verdachte in de buurt was van 'het opstootje' en ook dat verschillende personen daarna naar hem kijken. Vervolgens is te zien dat hij door omstanders wordt weggetrokken. In het betrokken proces-verbaal, noch elders, verklaart de verbalisant dat het gaat om de persoon waarvan eerder op de beelden is gezien dat die een snelle, slaande beweging maakt met zijn linkerhand (deze persoon wordt in het proces-verbaal met bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer] als 'verdachte l' aangeduid). Dat de verdachte in de buurt van het incident was, is onvoldoende om hieraan het gevolg te verbinden dat hij het glas gooide. Zijn aanwezigheid in de buurt van het incident past bovendien in de verklaring zoals hij die heeft afgelegd tijdens de terechtzitting. Verdachte heeft verklaard dat hij in de buurt stond toen het glas werd gegooid en dat hij de persoon was die de dader heeft aangesproken. Dit vindt enige steun in de verklaring van getuige [naam getuige 1] . [naam getuige 1] heeft verklaard dat zij heeft gehoord dat 'de jongen met de ketting' riep 'wat doe je nou' nadat de dader het glas naar aangeefster had gegooid. Verdachte had- zoals te zien is op de foto die die avond van hem is genomen - een (opvallende) ketting om en het is dus niet uit te sluiten dat hij de jongen met de ketting is waar [naam getuige 1] het over heeft en niet de dader.
Getuige [naam getuige 2] heeft in haar eerste verklaring onder meer aangegeven dat een jongen van Hindoestaanse afkomst met een getinte huidskleur die een wit shirt droeg in botsing kwam met aangeefster, waarop hij haar duwde en zij de inhoud van haar glas naar hem gooit.
Vervolgens pakt deze jongen een glas en duwt dat in het gezicht van aangeefster, waarop het uit elkaar spat en het gezicht van aangeefster raakt. Zij heeft na het bekijken van de camerabeelden verdachte aangewezen als
eenmogelijke dader, omdat hij aan het eerder door haar gegeven signalement voldoet en omdat hij zich in zijn vinger gesneden leek te hebben. Uit de foto's die van de verdachte zijn gemaakt die avond blijkt dat hij een zwart shirt droeg. Dit past niet in het (eerste) signalement zoals door getuige [naam getuige 2] gegeven,
zodat van een betrouwbare herkenning op grond van de camerabeelden geen sprake is.
Getuige [naam getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte de jongen zou zijn die aangeefster heeft geslagen. [naam getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris ontkend dat hij dit op deze manier gezegd heeft en bovendien was zijn verklaring niet gebaseerd op de eigen waarneming van [naam getuige 3] , maar van horen zeggen en alleen daarom al niet bruikbaar is voor het bewijs.
De verdachte heeft verklaard dat hij de hand van de dader heeft vastgepakt toen het incident zich voordeed en dat hij zich hierbij heeft gesneden. Dat levert een niet op grond van het dossier te weerleggen verklaring voor zijn verwonding op, anders dan dat hij de dader zou zijn.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde (primair, subsidiair en meer subsidiair) heeft begaan en zij zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.2.
Vrijspraak feit 2
Dat de verdachte en de aangeefster van feit 2 ( [naam slachtoffer 2] , hierna: [naam slachtoffer 2] ) elkaar op 21 mei 2017 zijn tegengekomen in [naam horecagelegenheid 2] en dat verdachte vervolgens de telefoon van aangeefster heeft weggeduwd/weggeslagen kan op grond van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting ook niet ter discussie gestaan. Datzelfde geldt voor het feit dat de telefoon vervolgens is gevallen en kapot is gegaan. De rechtbank neemt dit als vertrekpunt voor de verdere beoordeling van de bewijsvraag.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet had (ook niet in voorwaardelijke zin) om de telefoon te vernielen. De rechtbank volgt de verdediging in dit verweer. Uit de verklaring van [naam getuige 2] en ook uit de verklaring van getuige [naam slachtoffer 1] blijkt dat [naam getuige 2] de verdachte aan het filmen was en dat hij in reactie hierop de telefoon heeft weggeslagen. De rechtbank kan uit deze verklaringen niet opmaken dat de opzet van verdachte gericht was op het vernielen van de telefoon of dat hij slechts probeerde te verhinderen dat hij gefilmd werd. Het dossier biedt ook geen verdere aanknopingspunten waaruit dit (voorwaardelijke) opzet zou blijken. De rechtbank zal verdachte ook van het onder feit 2 ten laste gelegde vrijspreken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van het onder 1 ten laste gelegde in het geding gevoegd mevrouw [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 1.342,21 aan materiële schade en een vergoeding van€ 5.050,- aan immateriële schade. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden

6.Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 12januari 2015 van de politierechter in Rotterdam met parketnummer 10/072027-14 is de verdachte veroordeeld - voor zover van belang- tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 27 januari 2015 en liep op 25 januari 2017 af. De uiterste termijn om een vordering tenuitvoerlegging in te stellen is op grond van artikel 14g lid 5 Wetboek van Strafrecht drie maanden na het verstrijken van de proeftijd. De vordering tenuitvoerlegging van 28 januari 2018 is na afloop van deze termijn ingediend. Het openbaar ministerie is daarom niet­ ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10/07027-14.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10/072027-14.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en B. Krijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 november 2016 te Rotterdam aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (oppervlakkige) beschadiging van het hoornvlies, en/of een vernauwing van het traanafvoerkanaaltje van het onderste ooglid, en/of één of meer blijvende ontsierende littekens in het gelaat en/of
- functiebeperking van de oogleden (de oogleden kunnen niet helemaal sluiten
aan de neuskant) heeft toegebracht door (met kracht) een glas in het gezicht van die [naam slachtoffer 1] (kapot) te slaan/gooien;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 november 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) een glas in het gezicht van die [naam slachtoffer 1] (kapot) heeft geslagen/gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 november 2016 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) een glas in het gezicht van die [naam slachtoffer 1] (kapot) te slaan/gooien,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te welen
-een (oppervlakkige) beschadiging van het hoornvlies, en/of
-een vernauwing van het traanafvoerkanaaltje van het onderste ooglid, en/of
-één of meer blijvende ontsierende littekens in het gelaat en/of
- functiebeperking van de oogleden (de oogleden kunnen niet helemaal sluiten aan de neuskant) ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2017 te Overveen, gemeente Bloemendaal,
opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon (merk Iphone type 6S), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door genoemde telefoon uit de handen van die [naam slachtoffer 2] te slaan, waardoor die telefoon op de grond viel.