Op 28 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van zware mishandeling en vernieling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 november 2016, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een glas in het gezicht van de aangeefster, mevrouw [naam slachtoffer 1], te gooien, wat resulteerde in snijwonden aan haar gezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende bewijs boden om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren. De aangeefster kon niet bevestigen wie de dader was, en de verklaringen van de getuigen waren inconsistent. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling.
Daarnaast was er een tweede aanklacht tegen de verdachte voor het opzettelijk vernielen van de telefoon van mevrouw [naam slachtoffer 2] op 21 mei 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon wegsloeg, maar dat er geen opzet was om de telefoon te vernielen. De rechtbank heeft ook in dit geval de verdachte vrijgesproken.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze te laat was ingediend. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de zaak afgesloten met een vrijspraak.