ECLI:NL:RBROT:2019:3188

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
7604451 CV EXPL 19-11758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na verkeerde levering en ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 3 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Groepenkast Stunter B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres, De Groepenkast Stunter B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde wegens een verkeerde levering van een groepenkast. De gedaagde had op 10 februari 2018 een groepenkast besteld, maar ontving een onvolledige levering. Na een afspraak om de juiste groepenkast te leveren, heeft de gedaagde de niet-bestelde groepenkast niet geretourneerd, maar geprobeerd deze online te verkopen. De eiseres vorderde betaling van € 246,78, vermeerderd met wettelijke rente en kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zich als eigenaar van de niet-bestelde groepenkast heeft gedragen door deze te verkopen, wat leidt tot ongerechtvaardigde verrijking op basis van artikel 6:212 BW. De gedaagde heeft niet kunnen onderbouwen dat hij de groepenkast tijdig heeft geretourneerd, en zijn verweer werd als ongeloofwaardig verworpen. De kantonrechter heeft de vordering van De Groepenkast Stunter toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 201,55 aan hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld en is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 7604451 CV EXPL 19-11758
Uitspraak: 3 mei 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE GROEPENKAST STUNTER B.V.,
gevestigd te Emmen,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 13 augustus 2018,
gemachtigde: mr. J.W. Vreugdenhil te Emmen,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als ‘De Groepenkast Stunter’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het vonnis van 12 maart 2019 van de kantonrechter te Assen (zaaknummer 7152558 CV EXPL 18-4732), met inbegrip van de daaraan ten grondslag liggende processtukken.
1.2
Bij dat vonnis heeft de kantonrechter te Assen zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het onderhavige geschil en de zaak naar de(ze) kantonrechter te Rotterdam verwezen voor het wijzen van vonnis.
1.3
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is (nader) bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1
De Groepenkast Stunter heeft gevorderd [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan haar te betalen € 246,78, vermeerderd met primair de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW danwel subsidiair de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 201,55, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure alsook in de nakosten.
2.2
Ter toelichting daarop heeft De Groepenkast Stunter -samengevat en voor zover nu van belang- het volgende aangevoerd.
Op 10 februari 2018 heeft [gedaagde] via de website van De Groepenkast Stunter een groepenkast met (onder andere) tien lossen groepen besteld. Toen [gedaagde] de bestelling ontving op 14 februari 2018, bleek de geleverde groepenkast slechts zeven losse groepen te bevatten. Partijen hebben diezelfde dag nog afgesproken dat De Groepenkast Stunter alsnog de juiste groepenkast met spoed aan [gedaagde] zou leveren, nu hij deze in het daarop volgende weekeinde moest plaatsen, en dat hij de niet-bestelde groepenkast aan De Groepenkast Stunter zou retourneren. Dat laatste heeft [gedaagde] echter niet gedaan. Hij heeft, sterker nog, zo is De Groepenkast Stunter gebleken, de niet-bestelde groepenkast op 1 en 20 maart 2018 via Facebook te koop aangeboden. Ten blijke hiervan heeft zij de ter zake door [gedaagde] geplaatste advertentie in het geding gebracht:
2.3
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat zich als volgt laat samenvatten.
Wel degelijk heeft hij de niet-bestelde groepenkast via PostNL geretourneerd. Toen deze niet bij De Groepenkast Stunter bleek te zijn aangekomen, heeft [gedaagde] met de gemachtigde van De Groepenkast Stunter afgesproken dat hij de niet-bestelde groepenkast aan De Groepenkast Stunter zou teruggeven zodra hij deze weer in zijn bezit zou hebben. Niet juist is dat [gedaagde] de niet-bestelde groepenkast via Facebook zou hebben proberen te verkopen. In de advertentie waarop De Groepenkast Stunter doelt, wordt slechts de plaatsing van een groepenkast aangeboden, exclusief de groepenkast, en is de daarbij geplaatste foto van een groepenkast slechts als voorbeeld bedoeld. Inmiddels heeft [gedaagde] de niet-bestelde groepenkast weer in zijn bezit. Hij is bereid deze aan De Groepenkast Stunter te restitueren zodra zij het adres opgeeft waaraan de groepenkast moet worden gestuurd. Hij is niet bereid te betalen voor de door hem niet-bestelde groepenkast.

3.De beoordeling

3.1
Vooropgesteld wordt dat, hoewel De Groepenkast Stunter daaromtrent niets heeft gesteld, de (aanvullende werking van de) redelijkheid en billijkheid met zich breng(t)(en) dat [gedaagde] in een geval als dit, de niet-bestelde groepenkast zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen een redelijke termijn, aan De Groepenkast Stunter retourneert opdat zij daarover, gezien ook de door haar op haar producten verstrekte garantie, de feitelijke macht kan uitoefenen en het product weer te koop kan aanbieden.
3.2
Uit hetgeen [gedaagde] naar voren heeft gebracht, blijkt echter niet dat hij overeenkomstig deze verplichting heeft gehandeld. Zo heeft hij in het geheel niet onderbouwd dat hij de niet-bestelde groepenkast binnen korte tijd na 14 februari 2018 aan PostNL heeft aangeboden en ook is hij niet ingegaan op de gemotiveerde en met stukken onderbouwde betwisting door De Groepenkast Stunter van zijn stelling dat de groepenkast op 24 februari 2018 door PostNL aan haar zou zijn aangeboden maar door haar toen zou zijn geweigerd.
3.3
Voorts kan de kantonrechter [gedaagde] niet volgen in zijn stelling dat hij met de hiervoor onder 2.2 geïnsereerde advertentie slechts het plaatsen van een groepenkast heeft aangeboden, en niet ook de (bij)levering van een groepenkast zelf. Uit de tekst van de advertentie blijkt immers van een ‘all-in’-aanbod, waarbij [gedaagde] ook zal zorgen voor een ‘nieuwe goedgekeurde groepenkast’. Daarnaast is minst genomen opvallend te noemen dat deze advertentie is geplaatst kort nadat [gedaagde] de niet-bestelde groepenkast geleverd had gekregen terwijl De Groepenkast Stunter bovendien onbetwist heeft gesteld dat de daarbij geplaatste foto (juist) die niet-bestelde groepenkast betreft.
3.4
Dat alles leidt ertoe dat de kantonrechter het verweer van [gedaagde] dat hij de niet-bestelde groepenkast (redelijk) kort na 14 februari 2018 aan PostNL heeft aangeboden om deze aan De Groepenkast Stunter te bezorgen, als niet onderbouwd en ongeloofwaardig verwerpt en het ervoor houdt dat hij deze voor zichzelf heeft willen houden om deze door te verkopen. Van De Groepenkast Stunter kan, mede gelet op hetgeen zij omtrent de haar verstrekte garantie heeft gesteld, onder deze omstandigheden in redelijkheid niet worden verlangd dat zij nu nog ingaat op het aanbod van [gedaagde] de niet-bestelde groepenkast alsnog terug te nemen.
3.5
Als gevolg van deze gedragingen van [gedaagde] is hier sprake van ongerechtvaardigde verrijking, als bedoeld in artikel 6:212 BW, zodat [gedaagde] gehouden is De Groepenkast Stunter de door haar hierdoor geleden schade te vergoeden. De omvang van die schade stelt de kantonrechter vast op het bedrag dat De Groepenkast Stunter zou hebben ontvangen indien zij de niet-bestelde groepenkast uit hoofde van een koopovereenkomst aan [gedaagde] zou hebben geleverd en dat is, zo heeft zij onbetwist, gesteld, € 201,55. Dat bedrag wordt dan ook toegewezen.
3.6
Vanwege de grondslag waarop de vordering van De Groepenkast Stunter wordt toegewezen, is de door haar gevorderde wettelijke handelsrente niet toewijsbaar. Wel toewijsbaar is de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW.
3.7
Ook de door De Groepenkast Stunter gevorderde buitengerechtelijke kosten worden, als op de wet gegrond en door [gedaagde] ook niet afzonderlijk bestreden, toegewezen.
3.8
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
3.9
De apart gevorderde nakosten worden eveneens toegewezen, als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om aan De Groepenkast Stunter te betalen € 201,55 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW daarover te rekenen vanaf 1 mei 2018 tot de dag der algehele voldoening, en € 45,23 aan buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Groepenkast Stunter vastgesteld op € 119,- aan griffierecht, € 84,09 aan explootkosten en € 72,- aan salaris voor haar gemachtigde, en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 15,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, één en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654