Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
.
1.De procedure
- verzoekster, bijgestaan door haar advocaat voornoemd;
- de moeder,
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), ter zitting vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .
2.De vaststaande feiten
3.De beoordeling
De moeder verklaart tijdens de zitting dat zij voor de minderjarige en verzoekster goed bereikbaar zal zijn als zij op Curaçao zal verblijven. Uit haar verklaring en de verklaring van de minderjarige tegenover de kinderrechter volgt dat zij dagelijks contact zullen blijven houden. Verzoekster stelt niet welke problemen in de uitoefening van het gezag desondanks zullen ontstaan als de moeder terug zal keren naar Curaçao. Voor het geval verzoekster dat wel zou hebben gesteld, had zij ook moeten onderbouwen dat zij tot die uitoefening van het gezag niet had kunnen komen in de (huidige) periode waarin de moeder met de minderjarige in Nederland verblijft.
Verzoekster stelt wel dat de moeder en zij de wens hebben de minderjarige in Nederland te laten wonen en dat het benoemen van verzoekster tot voogdes, het realiseren van deze wens financieel mogelijk maakt. Zij ontvangt dan onder andere kindgebonden budget voor de minderjarige. Uit dit financiële voordeel volgt echter niet een tenminste tijdelijke onmogelijkheid voor de moeder om het gezag uit te oefenen.