ECLI:NL:RBROT:2019:3175

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
10/650157-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens opzetheling, het voorhanden hebben van een stoorzender en munitie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2019, wordt de verdachte beschuldigd van meerdere diefstallen en heling van personenauto's, het voorhanden hebben van een stoorzender (jammer) en het voorhanden hebben van munitie. De tenlastelegging omvat onder andere het voorhanden hebben van een BMW die van diefstal afkomstig was, en het gebruik van een jammer zonder vergunning. Tijdens de zittingen is er uitgebreid bewijs gepresenteerd, waaronder getuigenverklaringen en observaties van de verdachte in de nabijheid van gestolen voertuigen. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de meeste feiten en een gevangenisstraf van 14 maanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet alle feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De verdachte is vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar is wel veroordeeld voor opzetheling en het voorhanden hebben van de jammer en munitie. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het relevante feit is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/650157-15
Datum uitspraak: 14 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman M.R. Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt beschuldigd van meerdere diefstallen (dan wel heling) van meerdere personenauto’s en een poging tot diefstal van zo’n auto. Daarnaast wordt de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een stoorzender (jammer), het gebruik daarvan en het voorhanden hebben van munitie. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

2.Onderzoek op de terechtzitting

Op 7 december 2016 heeft onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Bij tussenvonnis van 21 december 2016 heeft de rechtbank:
- het onderzoek in voornoemde zaak op 21 december 2016 heropend om de zaak te verwijzen naar de rechter-commissaris om getuige [nummer getuige] te horen;
- de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank;
- de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder voorwaarden;
- de beslissing in de onderhavige strafzaak aangehouden, het onderzoek heropend en terstond geschorst.
Het onderzoek ter terechtzitting is hervat en voortgezet op de terechtzitting van 28 februari 2019.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Streefland heeft op de terechtzitting van 28 februari 2019 gevorderd:
  • vrijspraak van de onder 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten;
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 6 subsidiair, 7 en 8 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 5 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 1, 3 en 6
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair, feit 3 primair en feit 6 subsidiair ten laste gelegde en daartoe het volgende aangevoerd. Onder de auto van de verdachte is een peilbaken geplaatst. Uit het dossier volgt een modus operandi waarbij auto’s worden gestolen en vervolgens elders ‘koud gezet’. Hierbij worden de kentekenplaten vervangen door valse kentekenplaten. De auto van de verdachte wordt op de momenten van de diefstal uitgepeild in de omgeving waar de diefstal heeft plaatsgevonden en daarna in de omgeving waar de weggenomen auto wordt ‘koud gezet’. Ten aanzien van feit 3 wordt de verdachte ook gezien in de buurt van de gestolen auto. Deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leveren voldoende wettig en overtuigend bewijs voor diefstal op.
4.2.2.
Beoordeling
Hoewel het dossier aanknopingspunten biedt voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen, kunnen aan de verdachte geen uitvoeringshandelingen worden toegedicht die de conclusie rechtvaardigen dat hij de diefstallen heeft gepleegd dan wel verantwoordelijk is voor de heling van de gestolen auto’s. De omstandigheid dat de auto van de verdachte, waar een peilbaken onder is geplaatst, ten tijde van de diefstal in de omgeving is geweest van de plekken waar de auto’s zijn gestolen en/of zijn ‘koud gezet’, is onvoldoende om de betrokkenheid van de verdachte buiten redelijke twijfel vast te stellen. De verdachte is immers zelf niet gezien bij of in de gestolen auto’s.
4.2.3.
Conclusie
Het onder feit 1, feit 3 en feit 6 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van de feiten 2, 4, 7 en 8
4.3.1.
Standpunt verdediging/officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 primair, feit 4 primair, feit 7 en feit 8 ten laste gelegde.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2, feit 4, feit 7 en feit 8 ten laste gelegde en daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de onder feiten 2 en 4 ten laste gelegde diefstallen heeft de verdediging betoogd dat de enkele aanwezigheid van de auto van de verdachte in de omgeving van gestolen auto’s niet maakt dat de verdachte zelf aanwezig is geweest, dan wel dat de verdachte de diefstal of heling heeft gepleegd. Immers kan ook iemand anders in de auto hebben gereden. De verdachte was niet de enige gebruiker van de auto.
Ten aanzien van feit 7 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen wetenschap had van de stoorzender (hierna ook: ‘jammer’) in zijn auto, dan wel het opzet daartoe had. Daarbij komt dat de verdachte niet de enige gebruiker was van de auto.
Ten aanzien van feit 8 heeft de verdediging zich ook op het standpunt gesteld dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de munitie die bij hem op zolder is aangetroffen. Hij heeft daarmee geen beschikkingsmacht over de munitie gehad, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de feiten 2 en 4
Uit het dossier komt een modus operandi naar voren, waarbij meerdere auto’s zijn gestolen, die vervolgens op een andere plek zijn ‘koud gezet’ en waarvan de kentekenplaten worden vervangen. Enige tijd later worden deze gestolen auto’s dan opgehaald. Naar aanleiding van een vermoeden van betrokkenheid van de verdachte bij deze diefstallen, wordt een peilbaken onder zijn auto geplaatst. Via dit peilbaken wordt waargenomen dat de auto van de verdachte rond het moment van de diefstal in de omgeving van de plekken waar de auto’s zijn gestolen is, en vervolgens in de omgeving waar de auto’s zijn ‘koud gezet’.
Hoewel het dossier aanknopingspunten biedt voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen, kunnen aan de verdachte geen uitvoeringshandelingen worden toegedicht die de conclusie rechtvaardigen dat hij de diefstallen heeft gepleegd.
Dit ligt anders ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling. Immers, de verdachte heeft de gestolen auto’s weggereden van de plek waar deze zijn ‘koud gezet’ en deze auto’s dus voorhanden gehad. Uit de aangiften volgt niet dat de bij de auto’s behorende sleutels zijn weggenomen. De verdachte moet zich dus op andere wijze dan met gebruikmaking van de bij de BMW behorende autosleutels de toegang tot de auto’s hebben verschaft. Dit in combinatie met voornoemde modus operandi, duidt volgens de rechtbank op wetenschap bij de verdachte dat de auto’s van diefstal afkomstig waren. Het onder de feiten 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van de feiten 7 en 8
De rechtbank stelt vast dat de jammer in de auto van de verdachte is aangetroffen toen hij werd aangehouden. Deze jammer was op dat moment in gebruik en bevond zich in het middenconsole van zijn auto. Dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de jammer, acht de rechtbank tegen deze achtergrond niet aannemelijk. Uit het rapport van het Agentschap Telecom volgt dat de jammer is ontworpen om GPS-verkeer te verstoren. Daarmee is het oogmerk om een misdrijf als bedoeld in artikel 350c van het Wetboek van Strafrecht te plegen, gegeven. Daarbij is niet gebleken dat de verdachte daarvoor een vergunning had. Gelet hierop acht de rechtbank het onder 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Dit geldt ook voor de aangetroffen munitie op de zolder van de verdachte. Uitgangspunt is dat een persoon bekend is met de voorwerpen die in zijn woning aanwezig zijn. Dit uitgangspunt moet wijken als de verdachte een redelijke verklaring geeft, waaruit volgt dat hij niet van de aanwezigheid van de munitie op de hoogte kon zijn. Met het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat deze munitie mogelijk afkomstig is van een oudere strafzaak van de verdachte en onverhoopt zou zijn meeverhuisd naar de nieuwe woning, is die redelijke verklaring niet gegeven. De rechtbank is dus van oordeel dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de munitie en daarover kon beschikken. Het verweer wordt verworpen.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is het onder feit 2 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 7 en feit 8 ten laste gelegde.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 7 en feit 8 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2. Subsidiair
hij
op 9 december 2015te Rotterdam, een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken
[kenteken nummer 1] ), heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. Subsidiair
hij
op 2 december 2015te Rotterdam, een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken [kenteken nummer 2] , heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7.
hij op 19 april 2016 te Rotterdam een technisch hulpmiddel, te weten een (draagbare) multiband/1-, 2-, 3-, 4-band GSM/UMTS/GPS/LTE jammer, dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is voor het opzettelijk veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van een geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie, voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350c werd gepleegd;
en
hij op 19 april 2016 te Rotterdam opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten een (draagbare) multiband/1-, 2-, 3-, 4-band GSM/LTE/UMTS/GPS/DCS "jammer" heeft aangelegd en heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat radiozendapparaat op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend;
8.
hij op 27 juni 2016 te Rotterdam munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten:
- 2 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9x19mm, en
- 1 kogelpatroon van het merk Fiocchi, kaliber 9x19mm,
voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 2. Subsidiair,
opzetheling;
Feit 4. Subsidiair,
opzetheling;
Feit 7. De eendaadse samenloop van:
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf voorhanden hebben
en
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.9 eerste lid van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan;
Feit 8.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan opzetheling. De verdachte is tot twee keer toe in een gestolen BMW gestapt en weggereden, terwijl hij wist dat deze voertuigen van diefstal afkomstig waren.
Door de opzetheling heeft de verdachte misdrijven die door een ander zijn gepleegd, begunstigd. Dergelijke feiten bevorderen het plegen van diefstallen en berokkenen aldus schade aan de slachtoffers.
Voorts heeft verdachte zonder vergunning een apparaat voorhanden gehad dat is gebouwd en ontworpen om GPS-verkeer te verstoren. In het criminele circuit worden deze apparaten gebruikt om buiten het zicht van de politie te kunnen manoeuvreren. Ook hulpdiensten maken gebruik van GPS. Verstoring daarvan kan de hulpdiensten in de directe omgeving in de uitvoering van hun werkzaamheden belemmeren.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie, te weten een drietal kogelpatronen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop in deze strafzaak en de daardoor overschreden redelijke termijn.
De verdediging heeft verzocht gelet op het tijdsverloop in deze zaak en de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, thans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en een eventuele straf enkel voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding. Wel zal de rechtbank de op te leggen straf wegens het tijdsverloop matigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het onder 6 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 25.181,35 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de verdachte van het onder 6 primair ten laste gelegde feit, met als gevolgd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 6 ten laste gelegde feit.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 6 ten laste gelegde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55, 57, 350d en 416 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 subsidiair, 4 subsidiair, 7 en 8 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en L.R. Prins, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(Zaaksdossier 1 - Zaak BMW [kenteken nummer 3] Bergschenhoek)
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2015 tot en met 24 oktober 2015
te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken [kenteken nummer 3] ),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten een valse en/of vervalste (auto)sleutel (tot welk gebruik
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2015 tot en met 29 oktober 2015
te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland, en/of Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken
[kenteken nummer 3] ), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
(Zaaksdossier 2 - Zaak BMW [kenteken nummer 4] Rotterdam)
hij in of omstreeks de periode van 03 december 2015 tot en met 05 december
2015 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken [kenteken nummer 1] ),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten een valse en/of vervalste (auto)sleutel (tot welk gebruik
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 03 december 2015 tot en met 14 december
2015 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken
[kenteken nummer 1] ), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
(Zaaksdossier 3 - Zaak BMW [kenteken nummer 5] Leiden)
hij in of omstreeks de periode van 09 november 2015 tot en met 10 november
2015 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken [kenteken nummer 6] ),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten een valse en/of vervalste (auto)sleutel (tot welk gebruik
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 09 november 2015 tot en met 22 november
2015 te Rotterdam en/of Schiedam en/of Leidschendam, gemeente
Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken
[kenteken nummer 6] ), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
(Zaaksdossier 4 - Zaak BMW [kenteken nummer 7] Halsteren)
hij in of omstreeks de periode van 30 november 2015 tot en met 01 december
2015 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken [kenteken nummer 2] ,
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten een valse en/of vervalste (auto)sleutel (tot welk gebruik
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 november 2015 tot en met 15 december
2015 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam en/of Halsteren, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken
[kenteken nummer 2] , heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
(Zaaksdossier 5 - Zaak BMW X6 [kenteken nummer 8] Spijkenisse)
hij op of omstreeks 05 oktober 2015 te Barendrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
een personenauto (merk/type BMW X6 met kenteken [kenteken nummer 9] ),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
in voornoemd (afgesloten) voertuig zijn gestapt,
en zich daarbij waarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een valse
en/of vervalste (auto)sleutel (tot welk gebruik hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) niet gerechtigd was/waren),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
(Zaaksdossier 6 - Zaak BMW X5 [kenteken nummer 10] Tilburg)
hij in of omstreeks de periode van 02 september 2015 tot en met 03 september
2015 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een personenauto (merk/type BMW X5 met kenteken [kenteken nummer 11] ),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten een valse en/of vervalste (auto)sleutel (tot welk gebruik
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 02 september 2015 tot en met 05 oktober
2015 te Rotterdam en/of Zwijndrecht en/of Tilburg, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW X5 met kenteken [kenteken nummer 11] ),
heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 417/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
7.
(Zaaksdossier 7 - Zaak Boezemsingel)
hij op of omstreeks 19 april 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
een technisch hulpmiddel, te weten
een (draagbare) multiband/1-, 2-, 3-, 4-band GSM/UMTS/GPS/LTE jammer,
dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is/zijn voor het opzettelijk
vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken en/of veroorzaken van een
stoornis in de gang en/of in de werking van een geautomatiseerd werk of enig
werk voor telecommunicatie,
heeft vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid of anderszins ter
beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350a, eerste
lid, of 350c werd gepleegd;
(Artikel 350d onder a Wetboek van Strafrecht (nieuw))
(Vóór 1 juli 2015 strafbaar onder artikel 161sexies Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 19 april 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
een radiozendapparaat, te weten
een (draagbare) multiband/1-, 2-, 3-, 4-band GSM/LTE/UMTS/GPS/DCS "jammer"
heeft aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad
en/of heeft gebruikt,
terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat radiozendapparaat op
grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het
gebruik van frequentieruimte was verleend;
(Artikel 10.9 eerste lid van de Telecommunicatiewet jo artikel 1 en 2 jo
artikel 6 van de Wet op de economische delicten)
art 161sexie ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
8.
(Zaaksdossier 8 - Wet Wapens en Munitie)
hij op of omstreeks 27 juni 2016 te Rotterdam
munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie
III,te weten:
- 2 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 kogelpatroon van het merk Fiocchi, kaliber 9x19mm,
voor handen heeft gehad;
(artikel 26 jo 55 Wet wapens en munitie)
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie