ECLI:NL:RBROT:2019:3174

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
10/650062-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling van gestolen voertuigen met bewezenverklaring en vrijspraak van andere tenlastegelegde feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzetheling van twee gestolen personenauto's en een poging tot diefstal. De verdachte, geboren in Turkije en niet ingeschreven in de basisregistratie, werd bijgestaan door raadsman mr. G.N. Weski. De rechtbank heeft op 7 december 2016 het onderzoek ter terechtzitting geopend en op 21 december 2016 heropend om getuigen te horen. Het onderzoek werd hervat op 28 februari 2019, waar de officier van justitie, mr. I. Streefland, vrijspraak eiste voor de diefstal en een gevangenisstraf van twee maanden voor de heling.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de diefstal, en sprak hem vrij van de feiten 2 en 3. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte wel wist dat hij in een gestolen BMW reed, wat leidde tot de bewezenverklaring van opzetheling. De rechtbank overwoog dat de verdachte handschoenen droeg voordat hij in de auto stapte, wat duidde op zijn wetenschap van de herkomst van het voertuig.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van één maand op, met aftrek van voorarrest, en hield rekening met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van de heling en de schade die dit soort misdrijven toebrengt aan slachtoffers. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier mr. V.E. Scholtens en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/650062-16
Datum uitspraak: 14 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende te [verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] , Turkije,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt beschuldigd van de diefstal (dan wel heling) van twee personenauto’s en een poging tot diefstal van zo’n auto. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

2.Onderzoek op de terechtzitting

Op 7 december 2016 heeft onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Bij tussenvonnis van 21 december 2016 heeft de rechtbank:
- het onderzoek in voornoemde zaak op 21 december 2016 heropend om de zaak te verwijzen naar de rechter-commissaris om getuige [nummer getuige] te horen;
- de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank;
- de beslissing in de onderhavige strafzaak aangehouden, het onderzoek heropend en terstond geschorst.
Het onderzoek ter terechtzitting is hervat en voortgezet op de terechtzitting van 28 februari 2019.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Streefland heeft op de terechtzitting van 28 februari 2019 gevorderd:
  • vrijspraak van de onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde (poging) tot diefstal;
  • bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde heling;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 (één) maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging/officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde diefstal en tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde heling.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte wist of kon vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was.
4.2.2.
Beoodeling
Vaststaat dat op 23 oktober 2015 een auto, merk BMW, met kenteken [kenteken nummer 1] is weggenomen uit Bergschenhoek. Uit de aangifte leidt de rechtbank af dat de BMW was afgesloten met de sleutels of de daarvoor bestemde handzender. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat deze auto elders is ‘koud gezet’ en dat de kentekenplaten zijn vervangen door valse kentekenplaten ( [kenteken nummer 2] ). Op camerabeelden is te zien dat de verdachte op 29 oktober 2015 in de betreffende gestolen auto met kenteken [kenteken nummer 2] stapt en vervolgens wegrijdt. Voordat hij instapt, is te zien dat hij eerst een zwarte handschoen aantrekt en dat hij aan zijn andere hand al een handschoen droeg. Uit de aangifte volgt niet dat de bij de BMW behorende autosleutels zijn weggenomen. De verdachte moet zich dus op andere wijze dan met gebruikmaking van de bij de BMW behorende autosleutels de toegang tot de auto hebben verschaft. Dit in combinatie met de handeling dat hij voordat hij de auto instapt eerst handschoenen aantrekt, duidt volgens de rechtbank op wetenschap bij de verdachte dat de auto van diefstal afkomstig was. Het verweer wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
De verdachte heeft gereden in een BMW terwijl hij wist dat die auto van een misdrijf afkomstig was.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. Subsidiair,
hij
op29 oktober 2015 te Rotterdam een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken [kenteken nummer 1] ), heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 1. Subsidiair,
Opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling. De verdachte is nadat hij handschoenen had aangetrokken in een gestolen BMW gestapt en vervolgens weggereden, terwijl hij wist dat deze auto van diefstal afkomstig was.
Door de heling heeft de verdachte een misdrijf dat door een ander is gepleegd, begunstigd. Dergelijke feiten bevorderen het plegen van diefstallen en berokkenen dus schade aan de slachtoffers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop in deze strafzaak en de daardoor overschreden redelijke termijn. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding. Wel zal de rechtbank de op te leggen gevangenisstraf wegens tijdsverloop matigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en L.R. Prins, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(Zaaksdossier 1 - Zaak BMW [kenteken nummer 1] Bergschenhoek)
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2015 tot en met 24 oktober 2015
te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken [kenteken nummer 1] ),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten een valse en/of vervalste (auto)sleutel (tot welk gebruik
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2015 tot en met 29 oktober 2015
te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland, en/of Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken
[kenteken nummer 1] ), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
(Zaaksdossier 2 - Zaak BMW [kenteken nummer 3] Rotterdam)
hij in of omstreeks de periode van 03 december 2015 tot en met 05 december
2015 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken [kenteken nummer 4] ),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten een valse en/of vervalste (auto)sleutel (tot welk gebruik
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren);
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 03 december 2015 tot en met 14 december
2015 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een personenauto (merk/type BMW 3 serie met kenteken
[kenteken nummer 4] ), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
(Zaaksdossier 5 - Zaak BMW X6 [kenteken nummer 5] Spijkenisse)
hij op of omstreeks 05 oktober 2015 te Barendrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
een personenauto (merk/type BMW X6 met kenteken [kenteken nummer 6] ),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
in voornoemd (afgesloten) voertuig zijn gestapt,
en zich daarbij waarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een valse
en/of vervalste (auto)sleutel (tot welk gebruik hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) niet gerechtigd was/waren),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht