Op 28 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 19 juni 2012 te Rotterdam samen met anderen ongeveer 6 kilogram heroïne aanwezig heeft gehad. De verdachte was niet verschenen, maar had een gemachtigd raadsman, mr. H. Raza. De officier van justitie, mr. C.J. Kroon, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een gevangenisstraf van 12 maanden. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de heroïne en vroeg om vrijspraak.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich op het moment van aanhouding in een kleine woonruimte bevond waar een aanzienlijke hoeveelheid heroïne was aangetroffen, samen met een vuurwapen en een geldbedrag. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, door zich niet te distantiëren van de heroïne, opzettelijk aanwezig had gehad. De rechtbank verklaarde het feit bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn, matigde de rechtbank de gevangenisstraf tot 12 maanden, met aftrek van voorarrest.