Op 28 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. De verdachte, geboren op Curaçao, was op weg naar het Zomercarnaval in Rotterdam toen hij preventief werd gefouilleerd door de politie. Tijdens deze fouillering werd in zijn tas een vuurwapen aangetroffen, waarop zowel zijn DNA als dat van een medeverdachte was aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van het vuurwapen in zijn tas, ondanks zijn verweer dat hij niet wist dat het wapen daar was. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen, aangezien de medeverdachte had verklaard het wapen eerder in de tas van de verdachte te hebben gezien en het uit de tas had gepakt.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. De verdachte droeg het vuurwapen op een openbare plek, wat een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de verdachte strafbaar. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.