ECLI:NL:RBROT:2019:317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
7077498 \ CV EXPL 18-29886
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van huurovereenkomst en echtheid van handtekening in een civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft de naamloze vennootschap [eiseres] een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning en een autobox. De vordering is gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] de huurovereenkomst heeft geschonden door de woning en de autobox zonder toestemming van [eiseres] onder te verhuren. De procedure begon met een dagvaarding op 8 juni 2018, gevolgd door een schriftelijke reactie van [gedaagde] en een conclusie van repliek van [eiseres]. [gedaagde] heeft de handtekening op de huurovereenkomsten betwist en stelt dat hij nooit in contact is geweest met [eiseres]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomsten als dwingend bewijs gelden, maar dat [gedaagde] de echtheid van de handtekening stellig ontkent. Hierdoor is de bewijslast bij [eiseres] komen te liggen. De kantonrechter heeft [eiseres] toegelaten tot bewijslevering en een getuigenverhoor aangekondigd. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 27 februari 2019.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7077498 \ CV EXPL 18-29886
uitspraak: 18 januari 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[eiseres],
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.J.P.M. van Reisen, te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] (België),
gedaagde,
procederend in persoon
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
 het exploot van dagvaarding van 8 juni 2018, met producties en het exploot van betekening van 13 juni 2018;
  • de schriftelijke reactie van gedaagde, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties.
1.2
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet op de conclusie van repliek gereageerd.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vordering

2.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning staande en gelegen te ( [postcode] ) Rotterdam, aan het adres [adres 1] (hierna: de woning), alsmede de tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de autobox [adres 2] 1 t/m 213 te Rotterdam (28) (hierna: de autobox) te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om de woning, alsmede de autobox te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken (waaronder de twee camera’s die in de gemeenschappelijke ruimte hangen), voor zover voornoemde zaken niet het eigendom van [eiseres] zijn, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.306,86 en € 120,00 per maand aan schadevergoeding na ontbinding van de huurovereenkomsten tot en met de maand van ontruiming, met wettelijke rente alsmede in de proceskosten en nakosten.
2.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd:
2.2.1
Tussen [eiseres] als verhuurster en [gedaagde] als huurder bestaat sinds 1 juni 2006 een huurovereenkomst met betrekking tot de huur van de woning, alsmede een huurovereenkomst met betrekking tot de huur van de autobox. Op grond van deze huurovereenkomsten is [gedaagde] maandelijks huurpenningen aan [eiseres] verschuldigd, laatstelijk bedragend € 1.306,86 per maand voor de woning en € 120,00 per maand voor de autobox. Op de huurovereenkomst met betrekking tot de huur van de woning zijn de algemene voorwaarden van toepassing. Hierin zijn – voor zover thans van belang - de volgende bepalingen opgenomen:
“(…)
1.1 Huurder dient het gehuurde – gedurende de gehele duur van de overeenkomst – daadwerkelijk, behoorlijk en zelf te gebruiken (…)”.
“(…)
1.3
Huurder is – zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder – niet bevoegd het gehuurde geheel of gedeeltelijk in huur, onderhuur of gebruik aan derden af te staan, daaronder begrepen het verhuren van kamers en het verlenen van pension of het doen van afstand van huur. Een door of vanwege verhuurder gegeven toestemming is eenmalig en geldt niet voor andere of opvolgende gevallen”.
1.4
Ingeval huurder handelt in strijd met het bepaalde in 1.3 verbeurt hij aan verhuurder per kalenderdag dat de overtreding voortduurt een direct opeisbare boete, gelijk aan driemaal de op dat moment voor huurder geldende huurprijs per dag met een minimum van € 45,- per dag, onverminderd het recht van verhuurder om nakoming dan wel ontbinding wegens wanprestatie, alsmede schadevergoeding te vorderen voor zover de schade de boete overstijgt. Verder dient huurder alle daardoor verkregen inkomsten aan verhuurder af te dragen.
1.5
Indien verhuurder redenen heeft om aan te nemen, dat huurder het gehuurde zonder toestemming van verhuurder geheel of gedeeltelijk in gebruik of onderhuur heeft afgestaan of daarin pension verleent, is huurder verplicht mee te werken aan een daarop gericht onderzoek van verhuurder. Desgevraagd is huurder onder meer verplicht de personalia van de gebruiker(s) of onderhuurder(s) te verstrekken”.
(…)”
Voorts wordt in artikel 1.4 van de huurovereenkomst met betrekking tot de huur van de autobox bepaald dat het de huurder niet is toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk in huur of gebruik af te staan.
2.2.2
[gedaagde] is ernstig te kort geschoten in de nakoming van voornoemde verplichtingen uit de huurovereenkomst door de woning en de autobox, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiseres] , onder te verhuren c.q. in gebruik te geven aan derden, én de woning, alsmede de autobox, niet – althans niet de gehele huurperiode – zelf te gebruiken c.q. gebruikt te hebben, hetgeen ontbinding van de huurovereenkomsten en een veroordeling tot ontruiming van de woning en de autobox rechtvaardigt.

3.Het verweer

Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende aangevoerd. [gedaagde] betwist dat de handtekening op de huurovereenkomsten van hem is. [gedaagde] is nooit in contact geweest met [eiseres] en is ook nog nooit in de woning geweest. De betalingen van de huurpenningen zijn niet door of namens hem gedaan, aldus [gedaagde] .

4.De beoordeling

4.1
Vanwege het internationale karakter van dit geschil ( [eiseres] is gevestigd in Nederland, [gedaagde] woont in België en de woning en de autobox zijn gelegen in Nederland) dient ambtshalve beslist te worden of de Nederlandse kantonrechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, en indien op de bevoegdheidsvraag positief beslist wordt, op grond van welk recht de kantonrechter het geschil dient te beoordelen.
4.2
De vraag of de Nederlandse kantonrechter bevoegd is moet worden vastgesteld aan de hand van Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX) (hierna: EEX). Op grond van artikel 24 lid 1 EEX is, ongeacht de woonplaats van partijen, voor huur en verhuur van onroerende goederen bij uitsluiting bevoegd de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is. Aangezien de huurovereenkomst betrekking heeft op de woning en de autobox en deze beide in Nederland gelegen zijn, is uitsluitend de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van onderhavig geschil. Op grond van de artikelen 93 en 103 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de kantonrechter te Rotterdam in onderhavig geschil bevoegd.
4.3
Het toepasselijk recht moet worden vastgesteld aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I) (hierna: Rome I). Partijen hebben geen rechtskeuze uitgebracht. Het toepasselijke recht dient te worden bepaald aan de hand van artikel 4 Rome I. Ingevolge artikel 4 lid 1 sub c Rome I wordt de overeenkomst die de huur van een onroerend goed tot onderwerp heeft, beheerst door het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen. De huurovereenkomst heeft betrekking op de huur van de woning en de autobox gelegen in Nederland. Een en ander betekent dat Nederlands recht van toepassing is op de huurovereenkomst.
4.4
Vanwege het door [gedaagde] gevoerde verweer ligt allereerst ter beoordeling de vraag voor of tussen [eiseres] en [gedaagde] een huurovereenkomst met betrekking tot de huur van de woning en de autobox is gesloten. Ter onderbouwing van het bestaan van deze huurovereenkomsten heeft [eiseres] de huurovereenkomsten overgelegd en gesteld dat de handtekening daaronder van [gedaagde] als huurder is. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zijn handtekening door andere personen is gebruikt en dat hij geen huurovereenkomst met [eiseres] gesloten heeft.
4.5
De in het geding gebrachte schriftelijke huurovereenkomsten betreffen onderhandse akten en gelden op grond van artikel 157 lid 2 juncto artikel 159 lid 2 Rv in beginsel als dwingend bewijs ten aan zien van de stelling van [eiseres] dat de beide huurovereenkomsten tussen partijen tot stand zijn gekomen. Dit is anders indien degene tegen wie de akte wordt ingeroepen de ondertekening stellig ontkent en zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Nu [gedaagde] de echtheid van de handtekening op de overeenkomsten stellig betwist leveren de door [eiseres] in het geding gebrachte huurovereenkomsten voorshands geen bewijs op.
4.6
[eiseres] heeft bij repliek ter staving van haar stelling dat met [gedaagde] de gestelde huurovereenkomsten zijn gesloten een aantal documenten overgelegd waarop - zo stelt zij - de handtekening van [gedaagde] staat en zij heeft daaromtrent gesteld dat deze handtekeningen vrijwel identiek zijn aan de handtekening zoals deze op de huurovereenkomsten staat. [gedaagde] heeft weliswaar niet gereageerd op de conclusie van repliek, maar dit betekent niet dat hij zijn verweer heeft laten varen. Uit hetgeen [eiseres] bij repliek naar voren heeft gebracht kan niet de conclusie worden getrokken dat de handtekening op de huurovereenkomsten van [gedaagde] is. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [eiseres] de bewijslast van haar stelling dat de handtekening op de huurovereenkomsten van [gedaagde] afkomstig is. Dit bewijs ontbreekt, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de repliek (vooralsnog). [eiseres] zal conform haar bewijsaanbod toegelaten worden tot het leveren van nader bewijs.
4.7
[eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte ter rolzitting van 27 februari 2019 uit te laten over bewijslevering.
4.8
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
alvorens verder te beslissen:
laat [eiseres] toe tot het bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de handtekening onder de huurovereenkomsten door [gedaagde] is geplaatst;
bepaalt dat:
  • [eiseres] ter rolzitting van
  • en indien zij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren zij bij die gelegenheid op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden direct in het geding dient te brengen;
  • en indien zij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen zij bij akte opgave dient te doen van het aantal en de personalia van de door haar voor te brengen getuigen alsmede van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden maart en april 2019, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
wijst [eiseres] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat [eiseres] te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37555