ECLI:NL:RBROT:2019:3169

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
10/661020-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling, bedreiging en vernieling door met auto café binnenrijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling, bedreiging en vernieling. De verdachte heeft op 21 februari 2018 te Rotterdam met zijn auto een café binnengereden, terwijl daar klanten en de eigenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een conflict met de eigenaar, met zijn auto meermalen tegen de pui van het café is gereden. Dit leidde tot schade aan het pand en een gevaarlijke situatie voor de aanwezigen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier maanden, wat de rechtbank uiteindelijk heeft opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat iemand in het café zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte € 5.619,75 aan schadevergoeding moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661020-18
Datum uitspraak: 28 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Marokko) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging/officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde en daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte heeft bekend dat hij éénmaal, mogelijk meermalen, met zijn auto tegen de pui van het café is gereden. Dat daarmee schade is toegebracht aan het café en de aanwezigen in het café zijn geschrokken, staat buiten kijf. De schade die is geconstateerd is echter niet van dien aard dat kan worden gesteld dat de verdachte met een dusdanige kracht en snelheid naar binnen is gereden, om te oordelen dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat iemand in het café zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De bewijsmiddelen in het dossier bieden voor dat oordeel onvoldoende soelaas.
4.2.2.
Beoordeling
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte heeft bekend dat hij (meermalen) met zijn auto [naam horecagelegenheid] is binnengereden. De verdachte was net uit het café vertrokken en wist zodoende dat in het café naast de eigenaar nog andere klanten aanwezig waren. De verdachte is desondanks in zijn auto gestapt en meerdere malen achteruit het café binnengereden. Op de camerabeelden van het café is te zien dat de verdachte nadat hij de eerste keer het café is binnengereden, de auto naar voren rijdt om vervolgens nogmaals achteruit het café binnen te rijden. Uit de verklaringen van aangever [naam aangever] en getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] leidt de rechtbank af dat op het moment dat de verdachte met de auto naar binnen reed, binnen in het café het vensterglas en ander materiaal rondvloog. Getuige [naam getuige 2] heeft verder verklaard dat hij van zijn barkruk moest springen om niet aangereden te worden.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat één of meer personen geraakt zouden kunnen worden door rondvliegend glas of ander materiaal en/of zelfs door de auto. Als scherven terecht komen in het gelaat of de hals van een mens is de kans groot dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt.
Het verweer wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder feit 1 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij omstreeks 21 februari 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan één of meer personen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een auto tegen de pui van [naam horecagelegenheid] is aangereden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij omstreeks 21 februari 2018 te Rotterdam één of meer personen die in [naam horecagelegenheid] aanwezig waren heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een auto tegen de pui van [naam horecagelegenheid] aan te rijden;
3.
hij omstreeks 21 februari 2018 te Rotterdam (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk het pand aan de [adres delict] aldaar, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft beschadigd, door met een auto tegen de pui van [naam horecagelegenheid] aan te rijden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van

1.Poging tot zware mishandeling;

2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;

3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander

toebehoort, beschadigen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in de avond van 20 februari 2018 schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten, te weten poging tot zware mishandeling, bedreiging en vernieling. De verdachte was die avond in [naam horecagelegenheid] te Rotterdam alwaar hij in conflict kwam met de eigenaar van het café. Nadat de eigenaar hem het café had uitgezet, is de verdachte in zijn auto gaan zitten. Hij is vervolgens met zijn auto gekeerd en meermalen achteruit door de ruit/pui van het café gereden. In het café waren op dat moment naast de eigenaar nog andere klanten aanwezig.
Met zijn handelen heeft de verdachte een buitengewone gevaarlijke situatie gecreëerd. Hij heeft totaal geen acht geslagen op de gevolgen van zijn onbesuisde actie. Nog los van het feit dat zijn handelen materiële schade heeft veroorzaakt, heeft de verdachte ook inbreuk gemaakt op de fysieke (en emotionele) veiligheid van de in het café aanwezige personen.
Het spreekt voor zich dat de betrokken personen erg zijn geschrokken en dat dergelijke feiten gevoelens van angst, onrust en onveiligheid met zich brengen. Dit blijkt ook uit de mondelinge slachtofferverklaring van de eigenaar van het café, zoals deze ter terechtzitting is door hem verwoord. Daarnaast heeft de verdachte de eigenaren van het café en het pand ook financiële schade berokkend door de pui van het café te beschadigen. Dit veroorzaakt hinder voor de gedupeerden. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
GGZ Antes, afdeling Toezicht (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 januari 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering concludeert dat de verdachte zich gedurende de schorsingsperiode meewerkend heeft opgesteld in het contact en zich heeft gehouden aan de opgelegde bijzondere schorsingsvoorwaarden. Het middelengebruik van de verdachte is afgenomen en de urinecontroles zijn negatief. De verdachte krijgt daarnaast begeleiding vanuit Stichting Mozaïek en is vrijwillig gestart met leefstijltraining. De verdachte maakt een stabiele indruk. Hij heeft eigen huisvesting, een inkomen, ontvangt hulp bij zijn schulden en is abstinent van middelen. Het recidiverisico wordt laag geschat. Gelet op deze omstandigheden is de reclassering van mening dat het toezicht geen meerwaarde heeft.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank weegt mee dat de verdachte een positieve kentering heeft gebracht in zijn persoonlijke situatie, onder meer door zijn middelengebruik aan te pakken. Dit lijkt zijn vruchten af te werpen. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten meebrengt dat de verdachte de consequenties van zijn handelen dient te dragen. Gelet hierop acht de rechtbank de straf zoals die door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
De verdediging heeft gelet op de positieve persoonlijke omstandigheden verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en een taakstraf aan de verdachte op te leggen. Hiervoor bestaat echter gezien het vorenstaande geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.033,75 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.250,-- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materieel gevorderde schade tot een bedrag van € 4.619,75,-- en tot toewijzing van de immaterieel gevorderde schade tot een bedrag van € 1.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient ten aanzien van de overig gevorderde schade niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij ten aanzien van de materieel gevorderde schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering nu deze schade onvoldoende (concreet) is onderbouwd, met uitzondering van de gevorderde materiële schadepost ‘slaapmedicatie’. De immaterieel gevorderde schade dient daarnaast aanzienlijk te worden gematigd, onder meer nu de aangedragen jurisprudentie ter onderbouwing geen vergelijkbare situaties betreffen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 4.619,75. De rechtbank houdt hierbij - overeenkomstig het voorstel van de officier van justitie - rekening met de omstandigheid dat na het tijdelijk sluiten van het [naam horecagelegenheid] , het café in ieder geval twee avonden open is geweest en op die avonden vermoedelijk een omzet is gedraaid van ongeveer € 200,-- per avond. Een toe te wijzen bedrag van
€ 4.000,- ten aanzien van de schadepost ‘gederfde inkomsten’ komt de rechtbank in dat geval niet onrechtmatig voor.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 februari 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.619,75, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 55, 63, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 5.619,75 (zegge: vijfduizendzeshonderdnegentien euro en vijfenzeventig eurocent), bestaande uit
€ 4.619,75,-- aan materiële schade en € 1.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.619,75 (zegge: vijfduizendzeshonderdnegentien euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 5.619,75 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
63 (drieënzestig) dagen;toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Rotterdam, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en/of één of meer onbekend
gebleven personen, althans de personen die in [naam horecagelegenheid] (aan de [adres delict]
) aanwezig waren,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een auto tegen de pui van [naam horecagelegenheid] is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Rotterdam, althans in Nederland
[naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en/of één of meer onbekend gebleven
personen die in [naam horecagelegenheid] aanwezig waren heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een auto tegen de pui van [naam horecagelegenheid] aan te rijden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Rotterdam althans in Nederland,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk het pand aan de [adres delict]
aldaar, in elk geval enig gebouw, geheel of ten dele toebehorende aan [naam horecagelegenheid]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar, en/of onklaar gemaakt, door met een auto tegen de pui
van [naam horecagelegenheid] aan te rijden;
art 352 Wetboek van Strafrecht