ECLI:NL:RBROT:2019:3165

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
ROT 18/3225
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G.A.F. van Ginneken
  • A.C. Rop
  • I.S. Vreken-Westra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van horeca-inrichting wegens ernstige geweldsincidenten en verstoring van de openbare orde

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2019 uitspraak gedaan over de sluiting van een horeca-inrichting in Rotterdam voor de duur van drie maanden. De sluiting volgde op een eerdere spoedsluiting van twee weken, die was opgelegd na verschillende ernstige geweldsincidenten in de nabijheid van de horecagelegenheid. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting te bevelen, gezien de ernst van de incidenten en de verstoring van de openbare orde. De geweldsincidenten omvatten onder andere het aantreffen van een handgranaat en explosies in de directe omgeving van de horeca-inrichting, wat leidde tot een onveilige situatie voor personeel en bezoekers. De rechtbank overwoog dat de burgemeester in redelijkheid het belang van de bescherming van de openbare orde zwaarder mocht laten wegen dan de belangen van de exploitant van de horecagelegenheid. Eiseres, de exploitant, voerde aan dat de feiten zich buiten de inrichting hadden voorgedaan en dat de sluiting disproportioneel was. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de sluiting gerechtvaardigd was op basis van de Algemene plaatselijke verordening (APV). De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 18/3225

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 april 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te Rotterdam, eiseres,

gemachtigde: mr. J. Nagtegaal,
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2017 (primair besluit I) heeft verweerder een (spoed)sluiting bevolen van [naam horecagelegenheid] , gevestigd aan de [vestigingsadres horecagelegenheid] in Rotterdam, voor de duur van twee weken.
Bij besluit van 23 januari 2018 (primair besluit II) heeft verweerder een sluiting bevolen van [naam horecagelegenheid] voor de duur van drie maanden.
Bij besluit van 9 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, voor zover dat strekt tot handhaving van primair besluit II.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het beroep is gelijktijdig behandeld met de zaak geregistreerd onder nummer ROT 18/5111.

Overwegingen

1.1
In een politierapportage van 20 december 2017 wordt melding gemaakt van de volgende feiten. Op vrijdag 15 december 2017 is op de openbare weg, tegen de gevel van [naam horecagelegenheid] , nabij de vuilcontainer, een op scherp staande handgranaat aangetroffen. De granaat is door de Explosieve Opruimingsdienst geruimd en vernietigd.
Op zaterdag 16 december 2017 is tegen de gevel en de ingangsdeur van het naast [naam horecagelegenheid] gevestigde restaurant een explosief, vermoedelijk een zware vuurwerkbom, tot ontploffing gebracht. In de toegangsdeur, de gevel en een reclamedoek waren kleine gaatjes zichtbaar en van de gevel was kalk weggesprongen.
Op dinsdag 19 december 2017 is op de toegangsdeur van het naast [naam horecagelegenheid] gelegen restaurant graffiti, op het plastic zeil naast die toegangsdeur en op de toegangsdeur van [naam horecagelegenheid] diverse malen met gele verf de woorden “oorlog” en “war” geschreven.
Op 20 december 2017 zijn op het trottoir, direct voor de trap naar de ingang van [naam horecagelegenheid] , patroonhulzen gevonden en is geconstateerd dat in de deur kogelgaten zaten. Uit camerabeelden is gebleken dat door een persoon met een automatisch vuurwapen is geschoten in de richting van [naam horecagelegenheid] . Naar aanleiding van deze incidenten heeft [naam] , bestuurder van [naam horecagelegenheid] , aangifte gedaan van bedreiging.
1.2
Vervolgens heeft verweerder bij primair besluit I, bij wijze van spoedmaatregel, [naam horecagelegenheid] gesloten voor een periode van twee weken om de openbare orde per direct te herstellen.
1.3
Op 9 januari 2018 heeft verweerder een rapportage van de politie ontvangen.
Op grond van deze politierapportage is bij brief van 11 januari 2018 aan eiseres het voornemen kenbaar gemaakt een bestuurlijke maatregel te treffen. Op 17 januari 2018 heeft een zienswijzngesprek plaatsgevonden en zijn schriftelijk zienswijzen naar voren gebracht. Vervolgens heeft verweerder primair besluit II genomen.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder de politierapportages van 20 december 2017 en 9 januari 2018 ten grondslag gelegd. Op grond van deze rapportages heeft verweerder geconcludeerd dat de incidenten de openbare orde, de veiligheid en het woon- en leefklimaat hebben verstoord, zodat hij op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene plaatselijke verordening (APV) in verbinding met artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a en b, van de APV bevoegd was om [naam horecagelegenheid] te sluiten. Daarnaast was verweerder ook bevoegd om op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder d, van de APV in verbinding met artikel 1:8, eerste lid, aanhef en onder a, van de APV [naam horecagelegenheid] te sluiten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de incidenten zich hebben voorgedaan vanuit [naam horecagelegenheid] , nu deze in de directe nabijheid van de club hebben plaatsgevonden en gericht waren tegen de club. Ook is verweerder van mening dat de exploitatie van [naam horecagelegenheid] de leefbaarheid in de omgeving heeft aangetast. Op grond van het handhavingsarrangement dat in de Horecanota 2017-2021 is neergelegd, is in deze situatie een sluiting van drie maanden passend. Verweerder vindt dat de handhaving van de openbare orde en veiligheid zwaarder dient te wegen dan de belangen van eiseres om haar club te exploiteren.
3. Eiseres voert – kort weergegeven – aan dat verweerder niet bevoegd was om tot sluiting van [naam horecagelegenheid] over te gaan voor een periode van drie maanden. Zij stelt dat de feiten buiten de club hebben plaatsgevonden op momenten dat de club gesloten was en dat alle feiten zijn gepleegd door personen die geen bezoekers waren van de club, zodat niet kan worden geconcludeerd dat de incidenten zich vanuit [naam horecagelegenheid] hebben voorgedaan. Daarnaast vindt eiseres dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat een nieuwe sluiting, 21 dagen na opheffing van de spoedsluiting, nodig was vanwege de dreiging voor een verstoring van de openbare orde en veiligheid. Zij betwist dat het openblijven van [naam horecagelegenheid] een gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid en stelt dat de exploitatie van [naam horecagelegenheid] de leefbaarheid in de omgeving niet heeft aangetast. Verder stelt eiseres dat verweerder onvoldoende heeft nagedacht over alternatieve maatregelen om de openbare orde te handhaven. Zij vindt de sluiting van [naam horecagelegenheid] in strijd met de proportionaliteit en subsidiariteit.
4.1
Op grond van artikel 1:8, eerste lid, van de APV kan de vergunning of ontheffing door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van de openbare veiligheid;
c. in het belang van de volksgezondheid;
d. in het belang van de bescherming van het milieu.
Op grond van artikel 2:28, zesde lid van de APV kan de burgemeester, onverminderd de artikelen 1:6 en 1:8, de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, intrekken, wijzigen of schorsen, indien:
a. in of vanuit de openbare inrichting een feit of feiten zich hebben voorgedaan of aannemelijk is dat in de toekomst zich een feit of feiten gaan voordoen waardoor de openbare orde of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting nadelig zal worden beïnvloed;
b. door de exploitatie van de openbare inrichting de leefbaarheid in de omgeving van de openbare inrichting wordt aangetast of dreigt te worden aangetast.
Op grond van artikel 2:30, eerste lid, van de APV kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in het geval van bijzondere omstandigheden een openbare inrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren indien:
de openbare inrichting wordt geëxploiteerd zonder geldige exploitatievergunning;
een van de in artikel 2:28, vijfde of zesde lid, genoemde situaties zich voordoet’
die openbare inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften.
op grond van een van de in artikel 1:8, eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde belangen.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
In de politierapportage van 9 januari 2018 staat: “Het strafrechtelijk onderzoek naar de incidenten bij [naam horecagelegenheid] is in volle gang. Het onderzoek heeft tot op heden nog niet naar concrete/aanwijsbare verdachte(n) geleid. Het is nog niet duidelijk op welke termijn een of meerdere aanhoudingen verricht kunnen worden. Gelet op de door de verdachte(n) gebruikte middelen en strategie is het vermoeden dat de dreiging komt uit de hoek van de zware criminaliteit. Afpersing door middel van intimidatie, bedreiging en zwaar geweld, zoals de exploitant vermoedt en voor een deel ook feitelijk is geconstateerd, kan niet worden uitgesloten. De politie kan geen garanties geven in deze fase van het onderzoek dat de veiligheid van personeel van bezoekers naar alle redelijkheid gewaarborgd kan worden. Gelet op de omvang van de incidenten en het feit dat het onderzoek nog loopt, als genoemd in de rapportage van 20 december 2017, is het bij het verder exploiteren van [naam horecagelegenheid] geen garantie te geven voor de gevolgen voor de openbare orde en/of veiligheid van personen.”
5.2.
De incidenten, die zich in de periode van 15 december 2017 tot en met
20 december 2017 hebben voorgedaan, hebben de openbare orde in de omgeving van [naam horecagelegenheid] nadelig beïnvloed. Gelet op het zware geweld dat is gebruikt bij de incidenten en de informatie die verweerder van de politie heeft ontvangen, waarin wordt gemeld dat het onderzoek in volle gang is, dat de veiligheid van het personeel en de bezoekers in deze fase van het onderzoek niet gewaarborgd kan worden en dat geen garanties kunnen worden gegeven voor de handhaving van de openbare orde, was verweerder in het belang van de openbare orde bevoegd tot het sluiten van [naam horecagelegenheid] op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder d, van de APV in verbinding met artikel 1:8, eerste lid, aanhef en onder a, van de APV. Nu reeds vaststaat dat verweerder bevoegd was om tot sluiting over te gaan, zal de rechtbank de vraag of ook de bevoegdheid tot sluiten bestond op grond van artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a en b, van de APV niet meer behandelen.
6.1
Voor de uitvoering van zijn handhavingsbevoegdheid met betrekking tot horeca-inrichtingen heeft verweerder beleid opgesteld dat is neergelegd in de Horecanota Rotterdam 2017-2021 (de Horecanota). Voor dit beleid zijn de openbare orde en de veiligheid altijd leidend. Dit betekent dat het kan voorkomen dat de ondernemer heeft gedaan wat hij kon, maar dat toch een maatregel getroffen moet worden om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te herstellen. Verder volgt uit de Horecanota dat incidenten waarbij vanuit of in de directe omgeving van het horecabedrijf gebruik is gemaakt of is gedreigd met het gebruik van één of meer explosieven, vuur-, steek-, slag-, of stroomstootwapens worden beschouwd als ernstige geweldsincidenten. Bij ernstige geweldsincidenten is de openbare orde en de veiligheid per definitie aangetast en wordt de horeca-inrichting voor een korte periode gesloten om de openbare orde en veiligheid onmiddellijk te herstellen. In het geval dat de openbare orde zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is, besluit verweerder om het horecabedrijf gesloten te houden voor een periode van drie maanden. De sluiting van het horecabedrijf is bedoeld voor herstel van de openbare orde. De burgemeester kan ook besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. De feiten en omstandigheden moeten hiertoe wel aanleiding geven (bijvoorbeeld dat de horeca-ondernemer overtuigend kan aantonen dat hij maatregelen treft die herhaling voorkomen én de openbare orde en veiligheid niet verder is aangetast of inmiddels is hersteld).
6.2.
Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de bescherming van de openbare orde zwaarder weegt dan het belang van eiseres bij het continueren van de exploitatie van [naam horecagelegenheid] . Daarbij is van belang dat sprake is geweest van meerdere ernstige geweldsincidenten waardoor de openbare orde ernstig is geschokt. Verweerder heeft mogen laten meewegen dat het politieonderzoek nog liep, dat de politie het vermoeden dat de dreiging uit de hoek van de zware criminaliteit kwam niet kon uitsluiten, en dat de politie ook geen garanties kon geven voor de veiligheid van het personeel en de bezoekers. Hoewel een dergelijke garantie nooit volledig kan worden gegeven, heeft verweerder in dit geval aan deze mededeling van de politie doorslaggevende betekenis mogen hechten, gelet op het feit dat het tijdsverloop sinds de geweldsincidenten gering was en het politieonderzoek nog maar kort liep. Onder deze omstandigheden heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het beveiligingsplan van eiseres, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden, onvoldoende was om de veiligheid van de bezoekers te garanderen en heeft verweerder in redelijkheid kunnen afzien van het gebruik van minder vergaande bevoegdheden. Dat verweerder niet direct volgend op de spoedsluiting, de sluiting heeft verlengd, maakt het voorgaande niet anders, aangezien [naam horecagelegenheid] in die periode niet open is geweest.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A.F. van Ginneken, voorzitter, mr. A.C. Rop en mr. I.S. Vreken-Westra, leden, in aanwezigheid van mr. C.M.J. Rouwers, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 10 april 2019.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.