ECLI:NL:RBROT:2019:3138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
10/662115-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen politieagenten tijdens een vechtpartij

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijke geweldpleging tegen politieagenten. De feiten vonden plaats op 22 juli 2017 te Capelle aan den IJssel, waar de verdachte deel uitmaakte van een groep die de politieagenten belaagde tijdens een vechtpartij bij een feestje. De verbalisanten, die op de melding van de vechtpartij afkwamen, werden uitgescholden, omsingeld en fysiek aangevallen. De verdachte erkende aanwezig te zijn, maar ontkende deel te hebben genomen aan het geweld. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte door zijn gedrag een significante bijdrage heeft geleverd aan de gewelddadige sfeer en dat zijn acties, waaronder het uiten van beledigende en dreigende taal, voldoende waren om hem schuldig te verklaren aan openlijke geweldpleging.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren geëist. De rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf op van 80 uren, met vervangende hechtenis voor het geval de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hadden geleden door het geweld. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral omdat het geweld gericht was tegen politieagenten die hun werk deden. De uitspraak is een duidelijke boodschap dat geweld tegen hulpverleners niet wordt getolereerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/662115-17
Datum uitspraak: 31 januari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.H.A. de Boer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, subsidiair 75 (vijfenzeventig) dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het ten laste gelegde en daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte bekent aanwezig te zijn geweest bij de openlijke geweldpleging, maar ontkent daaraan te hebben deelgenomen. In zijn visie heeft het handelen van de verbalisanten ertoe geleid dat de situatie is geëscaleerd. Hij heeft de verbalisanten wel uitgescholden. Dit enkele schelden naar de verbalisanten is naar de mening van de verdediging echter onvoldoende om te spreken van een significante en actieve bijdrage aan de openlijke geweldpleging. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat op 22 juli 2017 openlijk geweld heeft plaatsgevonden aan het [adres delict] te Capelle aan den IJssel, waarbij twee verbalisanten zijn uitgescholden, omsingeld, belaagd, en waarbij fysiek geweld tegen hen is gebruikt. De verbalisanten hebben daarbij letsel opgelopen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook de verdachte door zijn handelen en gedrag een significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Om onder het bepaalde in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht te vallen, hoeft van de dader zelf geen gewelddadige handeling te zijn uitgegaan. Als daders worden ook gezien diegenen die in sterke mate bijdragen aan een sfeer van ontremming waarin anderen tot gewelddadige handelingen overgaan en een gecoördineerde tegenactie van de politie wordt bemoeilijkt.
De verdachte heeft niet alleen gescholden naar de verbalisanten, maar maakte ook deel uit van de groep die om de verbalisanten heen stond en van waaruit de dreiging en het geweld (voort)kwam. De verdachte heeft daarbij bijgedragen aan het getalsmatige overwicht van de groep ten opzichte van de twee verbalisanten. Daarbij heeft de verdachte zich, nadat de situatie escaleerde, niet gedistantieerd van de situatie Met zijn handelen heeft de verdachte de opruiende sfeer bevorderd en in stand gehouden, wat zich naar het oordeel van de rechtbank kenmerkt als een wezenlijke bijdrage leveren aan het openlijke geweld. Het verweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 juli 2017 te Capelle aan den IJssel, op of aan de openbare weg, het [adres delict] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] , agent van politie en [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van politie, welk geweld bestond uit het meermalen
- toevoegen van de woorden: "Kankerjoden" en "Kankerkale" en "Kankerhoer" en "Kankerlijers" en "Rot
terdam hooligans" en "Hamas, Hamas alle joden aan het gas" en "Wat komen jullie hier doen? Kankerlijers" en "Jullie moeten gewoon opkankeren" en "Opkankeren hier, vuile kankerhoer" en "Kom dan, één voor één" en "Kom dan, kankerhoer. Sla dan" en
- ( dreigend) aflopen op die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en
- op (zeer) korte afstand van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] gaan staan en
- omsingelen van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en
- maken van zwaaiende bewegingen met een fles in de hand) en
- met kracht slaan of stompen in het gezicht van die [naam slachtoffer 1] en
- gooien van bierflesjes en bierblikjes en schoenen naar die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en
- met kracht met een bierflesje slaan op het hoofd van die [naam slachtoffer 2] en
- gooien van een fles tegen de elleboog van die [naam slachtoffer 2] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De aangevers zijn twee verbalisanten die een melding kregen van een vechtpartij bij een feestje. Ter plaatse richtte een grote groep feestvierders zich tegen hen. Er ontstond een dreigende sfeer waarbij de verbalisanten werden uitgescholden, omsingeld werden en door de groep geweld werd gebruikt tegen de verbalisanten. De verdachte maakte deel uit van deze groep, heeft de verbalisanten uitgescholden en heeft door zijn handelen bijgedragen aan de intimiderende sfeer.
De situatie moet voor de verbalisanten zeer bedreigend zijn geweest, zoals ook blijkt uit het feit dat één van hen zich genoodzaakt heeft gevoeld een waarschuwingsschot te lossen. Pas op dat moment stopte de belaging van de verbalisanten. De verbalisanten hebben als gevolg van het geweld letsel opgelopen. Daarnaast betreft het geweld tegen politieagenten die hun werk deden en afkwamen op een melding van een vechtpartij. De rechtbank tilt hier zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank houdt bij het vaststellen van de hoogte daarvan rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsook met de rol die de verdachte heeft gespeeld bij de openlijke geweldpleging.
De verdediging heeft bepleit een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank ziet daartoe gezien het vorenstaande geen noodzaak.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
De benadeelde partijen
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , domicilie kiezende te Rotterdam ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 650,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , domicilie kiezende te Rotterdam, ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 850,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vorderingen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen, nu naar de mening van de verdediging de ingediende vorderingen niet zijn gericht op de strafzaak van onderhavige verdachte. De verdediging heeft in dit verband verwezen naar de omstandigheid dat op de ingediende voegingsformulieren van de benadeelde partijen enkel de parketnummers van reeds berechte medeverdachten staan vermeld. Het parketnummer van de strafzaak van onderhavige verdachte ontbreekt op de vorderingen.
8.4.
Beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan voeging slechts op de door de wet voorgeschreven wijze plaatsvinden. Artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering bepaalt in dit verband dat voeging geschiedt door een opgave van de inhoud van de vordering van de gronden waarop deze berust, bij de officier van justitie die met de vervolging van het strafbare feit is belast. Deze opgave vindt plaats door middel van een door onze Minister van Justitie en Veiligheid vastgesteld formulier. Voor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting stuurt het slachtoffer het formulier terug naar de officier van justitie die met de vervolging van het strafbare feit is belast.
De rechtbank stelt vast dat in onderhavige strafzaak twee formulieren, als bedoeld in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering, zijn gevoegd, waaruit volgt dat de benadeelde partijen zich hebben gevoegd ten aanzien van het door hen genoemde strafbaar feit. Op genoemde formulieren staat niet het parketnummer van de strafzaak van de verdachte vermeld. De officier van justitie heeft de formulieren in het strafdossier van de verdachte gevoegd en de verdachte en de verdediging hebben van die formulieren kennis genomen.
De rechtbank acht onder die omstandigheden het enkele ontbreken van het parketnummer van de verdachte onvoldoende om te concluderen dat genoemde voegingsformulieren niet zouden zijn gericht op het verkrijgen van schadevergoeding in de strafzaak tegen de verdachte.
De rechtbank wijst in dit verband op het bepaalde in artikel 149a, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, waaruit volgt dat de officier van justitie belast is met het samenstellen van het procesdossier. Het is naar het oordeel van de rechtbank de taak van de benadeelde partij om het voegingsformulier aan de officier van justitie te zenden. De officier van justitie draagt vervolgens zorg voor de voeging van het formulier in het relevante strafdossier. Hierbij moet in aanmerking genomen worden dat een benadeelde partij in zijn algemeenheid niet weet welke verdachte in beeld zijn gekomen en wie voor het betreffende strafbaar feit wordt gedagvaard. De officier van justitie behartigt dan als het ware de civiele belangen van een slachtoffer door voornoemd formulier toe te voegen aan een strafdossier. In het verlengde daarvan wijst de rechtbank ook op het onderdeel op het voorblad van het wettelijke voorgeschreven formulier waar het betreffende parketnummer dient te worden ingevuld. Hieruit blijkt dat niet de benadeelde partij, maar het openbaar ministerie is belast met het invullen van het parketnummer.
Daarbij volgt uit de vorderingen van de benadeelde partijen naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat de schadevergoeding die wordt gevorderd gericht is op de daders van het strafbare feit zoals dat aan de verdachte ten laste is gelegd en bewezen is verklaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de schadeclaims zich ook tot de verdachte richten en zal daarom de vorderingen van de benadeelde partijen in onderhavig vonnis beoordelen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 650,--.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 850,--.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 juli 2017.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 650,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 850,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
76 (zesenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
38 (achtendertig) dagen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 650,-- (zegge: zeshonderdvijftig euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 650,-- (zegge: zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 650,-- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
13 (dertien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 850 ,-- (zegge: achthonderdvijftig euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 850,-- (zegge: achthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 850,-- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
17 (zeventien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en A.M.T.A. Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2019.
De voorzitter en de jongste rechter, alsmede de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 juli 2017 te Capelle aan den IJssel, op of aan de
openbare weg,het Lylantse Plein, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] , agent van
politie en/of [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van politie, welk geweld bestond uit het
meermalen, althans éénmaal
- toevoegen van de woorden:"Kankerjoden" en/of "Kankerkale" en/of "Kankerhoer"
en/of "Kankerlijers" en/of "Roterdam hooligans" en/of "Hamas, Hamas alle
joden aan het gas" en/of "Wat komen jullie hier doen? Kankerlijers" en/of
"Jullie moeten gewoon opkankeren" en/of "Opkankeren hier, vuile kankerhoer"
en/of "Kom dan, één voor één" en/of "Kom dan, kankerhoer. Sla dan", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( dreigend) aflopen op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- op (zeer) korte afstand van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] gaan staan
en/of
- omsingelen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- ( maken van (een) zwaaiende beweging(en) met een fles, althans een hard
voorwerp, in de hand) en/of
- ( met kracht) slaan en/of stompen in het gezicht, althans tegen/op het hoofd,
van die [naam slachtoffer 1] en/of
- gooien van (een) (bier)fles(jes) en/of (bier)blik(jes) en/of schoen(en),
althans (een) (hard(e)) voorwerp(en) naar, althans in de richting van, die
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- ( met kracht) met een (bier)flesje, althans een hard voorwerp, slaan tegen/op
het hoofd van die [naam slachtoffer 2] en/of
- gooien van een fles, althans een hard voorwerp, tegen de elleboog, althans
het lichaam, van die [naam slachtoffer 2] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht