ECLI:NL:RBROT:2019:3136

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
10/730117-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in Rotterdam met ernstige gevolgen voor slachtoffer en samenleving

Op 11 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 september 2016 in Rotterdam openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, werd beschuldigd van het plegen van openlijke geweldpleging in een horecagelegenheid en op de openbare weg. De officier van justitie, mr. P.J. Wijnands, eiste een taakstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, waarbij hij samen met anderen het slachtoffer zonder enige aanleiding heeft ingesloten, vastgepakt, geslagen en met een nekklem heeft vastgehouden. Het geweld leidde tot een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en had grote negatieve gevolgen voor de samenleving, wat de rechtbank zwaar meeweegt in de strafmaat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte had in de afgelopen vijf jaar geen soortgelijke veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank oordeelde dat, gezien de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, een gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd zou zijn, maar dat in dit geval een taakstraf meer op zijn plaats was. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat resulteerde in een vermindering van de op te leggen straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest, en werd de mogelijkheid van vervangende hechtenis opgelegd voor het geval de taakstraf niet naar behoren zou worden verricht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/730117-16
Datum uitspraak: 11 januari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.J. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 13 september 2016 te Rotterdam in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten horecagelegenheid [naam horecagelegenheid] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
- vastpakken van de arm van die [naam slachtoffer] en
- om die [naam slachtoffer] heen gaan staan en
- leggen van een nekklem
omde nek van die [naam slachtoffer] en
- slaan en/of stompen op het gezicht van die [naam slachtoffer] en
- trekken aan die [naam slachtoffer] ;
2.
hij op 13 september 2016 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de [adres delict] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
- trekken aan die [naam slachtoffer] en
- zitten op het lichaam van die [naam slachtoffer] en
- duwen van die [naam slachtoffer] en
- met kracht schoppen tegen de benen, ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer] op de grond is gevallen en
- vervolgens schoppen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] , terwijl hij op de grond lag
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De voortgezette handeling van:
Feit 1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
en
Feit 2. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Toen het slachtoffer zijn bestelling in een eetcafé kwam ophalen en wilde meenemen, werd hij zonder enige aanleiding door een groep ingesloten, bij zijn arm vastgepakt en geslagen. Vervolgens werd hem een nekklem omgelegd en werd hij mee naar buiten getrokken, alwaar hij opnieuw is geslagen en naar de grond gebracht. Eén van de verdachten is daarbij boven op hem gaan zitten. Toen het slachtoffer de mogelijkheid zag om op te staan en weg te komen, werd hij achterna gerend en verderop onderuit geschopt. Terwijl hij op de grond lag, is hij nog meermalen geschopt.
De verdachte heeft door zijn handelen grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld, lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen dragen. Daarbij heeft dit soort uitgaansgeweld grote negatieve invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie in de openbare ruimte wordt hierdoor versterkt. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn gedrag hieraan heeft bijgedragen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht gelet op het tijdsverloop een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet opportuun. De rechtbank houdt daarnaast rekening met de omstandigheid dat sprake is van uitgaansgeweld, wat naast de gevolgen voor het slachtoffer ook behoorlijke impact op de samenleving heeft. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting door zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een taakstraf van na te noemen duur opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 13 september 2016 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 13 september 2016 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 27 maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 24 maanden, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van 3 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 56 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
108 (honderdacht) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
54 (vierenvijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. L. Daum en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Rotterdam,
op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek
toegankelijke ruimte, te weten horecagelegenheid [naam horecagelegenheid] ,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
- vastpakken van de armen van die [naam slachtoffer] en/of
- om die [naam slachtoffer] heen gaan staan en/of het omsingelen van die [naam slachtoffer] in
een smalle ruimte en/of
- leggen van een nekklem, althans het vastklemmen van de nek, van die [naam slachtoffer]
en/of
- slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of het
lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- trekken aan die [naam slachtoffer] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 september 2016 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, de [adres delict] , in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
- trekken aan die [naam slachtoffer] en/of
- zitten op het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- duwen van die [naam slachtoffer] en/of
- ( met kracht) schoppen en/of trappen tegen de benen, tengevolge waarvan die
[naam slachtoffer] op de grond is gevallen en/of
- ( vervolgens) (met kracht) schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of
lichaam van die [naam slachtoffer] , terwijl hij op de grond lag;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht