Op 11 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 september 2016 in Rotterdam openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, werd beschuldigd van het plegen van openlijke geweldpleging in een horecagelegenheid en op de openbare weg. De officier van justitie, mr. P.J. Wijnands, eiste een taakstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, waarbij hij samen met anderen het slachtoffer zonder enige aanleiding heeft ingesloten, vastgepakt, geslagen en met een nekklem heeft vastgehouden. Het geweld leidde tot een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en had grote negatieve gevolgen voor de samenleving, wat de rechtbank zwaar meeweegt in de strafmaat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte had in de afgelopen vijf jaar geen soortgelijke veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank oordeelde dat, gezien de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, een gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd zou zijn, maar dat in dit geval een taakstraf meer op zijn plaats was. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat resulteerde in een vermindering van de op te leggen straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest, en werd de mogelijkheid van vervangende hechtenis opgelegd voor het geval de taakstraf niet naar behoren zou worden verricht.