7.3.2.Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psychiater dr. S.J. Roza heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 februari 2019. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft een gestagneerde sociaal-emotionele en morele ontwikkeling, die zich uit in de vorm van een norm-overschrijdende gedragsstoornis. Tevens is sprake van ouder-kindrelatieproblemen en symptomen van een ziekelijke stoornis, namelijk een posttraumatische-stressstoornis, na psychotraumatische gebeurtenissen op twaalfjarige leeftijd (mogelijke loverboy-problematiek). Ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was sprake van deze gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis. Deze beïnvloedde ten dele de geestvermogens, gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om verdachte het haar tenlastegelegde feit, ingeval van bewezenverklaring, in een verminderde mate toe te rekenen.
Geconcludeerd wordt tot een hoog risico op recidive, wanneer de verdachte geen adequate behandeling en begeleiding ondergaat.
Het belang van adequate behandeling is groot. De verdachte toont bij haar jonge leeftijd een zorgelijke achterstand/stagnatie in sociaal-emotionele en morele ontwikkeling, en haar persoonlijkheid dreigt zich in negatieve zin te ontwikkelen.
Geadviseerd wordt tot een multidimensionele benadering ter bevordering van het doorlopen van haar verdere ontwikkelingstaken als adolescent, welke het beste in aanvang kan plaatsvinden binnen de klinische (forensische) kinder- en jeugdpsychiatrie of orthopsychiatrie. Gezien de ernst van de problematiek wordt geadviseerd tot klinische geïntegreerde behandeling in een gesloten instelling zoals bijvoorbeeld De Catamaran.
Geadviseerd wordt tot het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, als zware stok achter de deur om te bewerkstelligen dat verdachte zich committeert aan het voorgestelde begeleidings- en behandelkader. De verdachte heeft behandel- en begeleidingsmogelijkheden, maar deze dienen in een strikt kader te worden vormgegeven, omdat zij zich anders vanuit haar zelfbepalende en berekenende opstelling (wederom) zal trachten te onttrekken aan behandeling en begeleiding.
GZ-psychologen A.J. van den Dorpel en drs. M.D. Beijer-Holtman hebben een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 4 februari 2019. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een posttraumatische-stressstoornis (voorlopige diagnose). Tevens is er sprake van een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Ten tijde van het ten laste gelegde feit kleurden de stagnatie in de ontwikkeling van impulscontrole en frustratietolerantie en de verstoring van de emotieregulatie de keuzes van de verdachte, waardoor zij onvoldoende in staat was adequate keuzes te maken. Om deze reden adviseren onderzoekers om het huidige ten laste gelegde feit, indien bewezen, betrokkene in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op nieuwe geweldsdelicten wordt op basis van zowel de klinische inschatting als de gestructureerde taxatie middels de SAVRY, als hoog geschat.
Voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling en ter voorkoming van recidive wordt het van belang geacht dat de verdachte behandeling volgt, waarbij de verstoorde emotieregulatie en het ontwikkelen van een adequaat zelfbeeld prioriteit dienen te hebben. De impulscontrole en frustratietolerantie dienen verder uit te rijpen en gelet op de koers van haar ontwikkeling dient behandeling gericht te zijn op het zicht krijgen in de eigen (on-)mogelijkheden en de ontwikkeling van een eigen identiteit. Daarbij dient aandacht te zijn voor het aanleren van adequate copingvaardigheden. Tevens dient aandacht uit te gaan naar het verbeteren van de relatie tussen de verdachte en haar ouders. Tot slot wordt het van belang geacht om mogelijke trauma’s nader in kaart te brengen en indien gewenst een vorm van traumabehandeling, zoals EMDR, in te zetten, teneinde traumagerelateerde klachten te verminderen.
Gelet op de ernst van de pathologie en het hoge recidiverisico verwachten onderzoekers dat de behandeling van verdachte langdurend en intensief dient te zijn om verandering te bewerkstelligen, en derhalve in een gesloten kader dient te starten. Om die reden wordt gedacht aan het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij de verdachte geplaatst dient te worden in een inrichting voor forensische jeugd- en orthopsychiatrie, waarbij gedacht kan worden aan De Catamaran.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 maart 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Een vertegenwoordiger van de Raad, [naam vertegenwoordigster] , heeft het advies van de Raad ter terechtzitting toegelicht.
De vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR), [naam vertegenwoordiger] , heeft ter terechtzitting het volgende naar voren gebracht. De verdachte staat onder toezicht van JBRR. Er is een plek beschikbaar voor de verdachte op de forensische afdeling van De Catamaran. JBRR acht het van belang dat de verdachte hier zo spoedig mogelijk zal worden geplaatst. Hoe eerder zij kan starten met de behandeling, hoe beter.
De verdediging heeft aangevoerd dat voorwaardelijke jeugddetentie voldoende is om een behandeling van de verdachte mogelijk te maken. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij wil meewerken aan behandeling bij De Catamaran voor de bij haar geconstateerde PTSS. Zij heeft voorts verklaard dat zij vindt dat het lang duurt voordat zij de hulp krijgt die nodig is.