In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2019 uitspraak gedaan over de korting op de bezoldiging van een gemeenteambtenaar wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De eiser, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, had een korting van 10% op zijn salaris ontvangen na een ongeval op 2 november 2015, waarbij hij door een dienstvoertuig werd aangereden. De gemeente had de arbeidsongeschiktheid van de eiser niet als 'in en door de dienst' aangemerkt, omdat er geen causaal verband was aangetoond tussen het ongeval en de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser sinds 1 november 1986 bij de gemeente is aangesteld en dat hij na het ongeval verschillende medische klachten heeft ervaren, waaronder een dubbele hernia en whiplash-gerelateerde klachten.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, omdat de gemeente in haar motivering van het bestreden besluit was veranderd. De rechtbank oordeelde dat de gemeente ten onrechte had gesteld dat de eiser geen bezwaar had gemaakt tegen een eerder e-mailbericht en dat het causaal verband tussen het ongeval en de arbeidsongeschiktheid niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de korting op de bezoldiging van de eiser vanaf februari 2018 terecht was, maar dat de gemeente het bestreden besluit niet goed had gemotiveerd. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, wat betekent dat de korting op het salaris van de eiser blijft bestaan. De gemeente is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.