In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling, bedreiging en vernieling. De verdachte heeft op 14 januari 2018 te Vlaardingen zijn zwager, [naam slachtoffer 1], mishandeld door hem meermalen te slaan en te duwen, wat leidde tot pijn bij het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor zwaar lichamelijk letsel, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde dag een televisie, toebehorende aan [naam slachtoffer 2], opzettelijk vernield. De bedreiging die de verdachte heeft geuit aan [naam getuige] werd ook bewezen verklaard, waarbij de rechtbank oordeelde dat de bedreigingen van dien aard waren dat deze bij de bedreigde de vrees konden opwekken voor verlies van leven.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van één maand op. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank weigerde een voorwaardelijk strafgedeelte op te leggen, omdat zij onvoldoende vertrouwen had in de effectiviteit van reclasseringsbegeleiding. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op de slachtoffers.