Op 8 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld. De verdachte, geboren op Curaçao en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was ten tijde van het onderzoek preventief hechten in de PI Rotterdam. De officier van justitie, mr. R.E.I. Steen, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank merkte op dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte, ondanks de aangiftes van de slachtoffers. De herkenning van de verdachte op Facebookfoto's en zijn aanwezigheid in de woning van een slachtoffer werden als onvoldoende bewijs beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen nader onderzoek was verricht naar mogelijke getuigen en dat de verklaringen van de verdachte niet konden worden weerlegd door het bewijs dat door de officier van justitie was aangedragen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de kosten van de verdediging van de benadeelde partij op nihil vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.