ECLI:NL:RBROT:2019:2917

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
10/993517-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ambtelijke omkoping door interim-manager van woningcorporatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een interim-manager van een woningcorporatie, die zich schuldig heeft gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping. De verdachte, die als interim-manager financiën werkzaam was bij de woningcorporatie, heeft een werknemer aangenomen terwijl hij als intermediair een deel van het salaris van deze werknemer ontving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn lastgever, de woningcorporatie, niet op de hoogte heeft gesteld van zijn financiële belangen bij de aanstelling van de werknemer, wat in strijd was met de goede trouw. De officier van justitie had een taakstraf en een geldboete geëist, en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 7.500 en 72 dagen hechtenis, bij niet betalen te vervangen door hechtenis. De rechtbank overwoog dat de verdachte het vertrouwen van zijn werkgever had beschaamd en dat zijn handelen de maatschappelijke onvrede over managers die hun eigen belangen boven die van hun werkgever stellen, versterkt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/993517-17
Datum uitspraak: 21 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadslieden mrs. W.J. Koops en T. Lucas, beiden advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uur, bij niet verrichten te vervangen door 40 dagen hechtenis
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 7.626,83, bij niet betalen te vervangen door 70 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Onder verwijzing naar de op schrift gesteld pleitnota heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachte geen lasthebber was ter zake van het aandragen van kandidaten bij [naam woningcorporatie] . Daarnaast heeft de verdachte niet in strijd met zijn plicht gehandeld en heeft hij niets in strijd met de goede trouw verzwegen.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft in de periode januari 2014 tot begin september 2014 bij [naam woningcorporatie] gewerkt als interim manager financiën. Vanaf april 2015 is de verdachte bij [naam woningcorporatie] werkzaam geweest als directeur waardesturing en bedrijfsvoering. Naast zijn werkzaamheden bij [naam woningcorporatie] was de verdachte oprichter en bestuurder van de onderneming [naam bedrijf verdachte] . (verder: [naam bedrijf verdachte] ), een netwerk van ZZP’ers/interimmers die werkzaam zijn bij woningcorporaties. Mensen die via [naam bedrijf verdachte] bij een woningcorporatie zijn geplaatst betalen daarvoor een kickbackfee aan [naam bedrijf verdachte] ten bedrage van een percentage van hun uurtarief over een afgesproken aantal gewerkte uren.
In het onderhavige geval is aan de verdachte, in de periode dat hij als interim manager financiën bij [naam woningcorporatie] werkzaam was, door [collega] (destijds directeur financiën van [naam woningcorporatie] ) gevraagd of hij nog iemand kent voor een vacature op de afdeling financiën. De verdachte heeft vervolgens aan [naam] gevraagd of hij bij [naam woningcorporatie] wilde komen werken. De verdachte heeft daarbij met [naam] besproken welk uurtarief [naam] aan [naam woningcorporatie] kon vragen en is met hem overeengekomen dat hij, wanneer hij de opdracht bij [naam woningcorporatie] zou krijgen, over zijn eerste duizend gewerkte uren een kickbackfee van 10% van zijn uurtarief zou afdragen aan [naam bedrijf verdachte] . [naam] heeft vervolgens de opdracht bij [naam woningcorporatie] gekregen en heeft in de periode van 14 december 2014 tot en met 1 mei 2015 € 7.626,83 aan kickbackfee betaald aan [naam bedrijf verdachte] . Uit het dossier blijkt dat de verdachte binnen [naam woningcorporatie] niet expliciet heeft gemeld dat hij een kickbackfee kreeg voor het aanbrengen van [naam] .
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke handelwijze van de verdachte niet geoorloofd is. Daartoe overweegt zij het volgende.
De verdachte was als manager werkzaam bij de afdeling financiën van [naam woningcorporatie] . Gezien de functieomschrijving van de verdachte bij [naam woningcorporatie] was de verdachte ook verantwoordelijk voor de mate waarin de bezetting van de afdeling op orde is. Daarnaast is inherent aan de functie van manager van een afdeling dat de manager zich niet alleen bezighoudt met de werkzaamheden die door zijn afdeling moeten worden verricht, maar ook met de vraag welke mensen die werkzaamheden (moeten) verrichten om de gestelde doelen te behalen. Dat het niet tot de taak van de verdachte behoorde om het sollicitatiegesprek met [naam] te voeren, doet hier niet aan af. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte bij het aandragen van [naam] voor de vacature op zijn afdeling wel degelijk optrad als lasthebber van [naam woningcorporatie] . Dit oordeel vindt steun in de verklaring van de getuige [naam getuige 1] die verklaart dat de verdachte naar zijn mening handelde in het kader van zijn functie bij [naam woningcorporatie] .
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte aan [naam woningcorporatie] had moeten melden dat hij (via [naam bedrijf verdachte] ) een kickbackfee ontving voor het aandragen van [naam] . Deze vraag dient ook bevestigend te worden beantwoord. [naam woningcorporatie] mocht erop vertrouwen dat de verdachte als manager financiën haar belangen zou dienen. De verdachte had bij het aandragen van [naam] echter een dubbele pet op, namelijk die van aandeelhouder/bestuurder van [naam bedrijf verdachte] en interim manager bij [naam woningcorporatie] . Daardoor had de verdachte ook een eigen zwaarwegend belang bij het aandragen als kandidaat van [naam] . Dit blijkt uit het feit dat de verdachte heeft verklaard dat hij [naam] niet zou hebben aangedragen als deze niet akkoord zou zijn gegaan met het betalen van een kickbackfee. De verdachte had over dit eigen belang duidelijkheid moeten verschaffen aan [naam woningcorporatie] . Ook de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] , destijds werkzaam als directeur respectievelijk bestuurder van [naam woningcorporatie] , verklaren dat de verdachte had moeten melden dat hij een commissie kreeg voor het aanbrengen van [naam] . Het verzwijgen daarvan is dan ook niet te goeder trouw geweest.
Op grond van dit alles kan het ten laste gelegde worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hij in de periode
van1 augustus 2014 tot en met 30 mei 2015 te Delft en Rijswijk en Culemborg tezamen en in vereniging met een ander, anders dan als ambtenaar, te weten als (interim) financieel manager, optredend als lasthebber bij woningcorporatie [naam woningcorporatie] , naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, (vanaf 1 januari 2015) in strijd met zijn plicht, bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten, te weten bij het aandragen van [naam] als kandidaat voor de functie van/ de opdracht voor (interim) financieel medewerker/senior medewerker financiële prognose bij [naam woningcorporatie] ,
-een belofte, te weten de toezegging/instemming van die [naam] om 10%, van
hettussen [naam] en [naam woningcorporatie] overeengekomen tarief per gewerkt/te declareren uur over de eerste 1000 door die [naam] bij [naam woningcorporatie] gewerkte/gedeclareerde uren aan hem, verdachte en zijn bedrijf [naam bedrijf verdachte] . te betalen en vervolgens
-een gift te weten de betaling van geldbedragen tot ten hoogste een bedrag van 7.626,83 euro heeft aangenomen en heeft gevraagd, terwijl hij verdachte, dit aannemen van en vragen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn
lastgever;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezenverklaarde feit levert op:
(voor de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014:)
Medeplegen van, anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten, een gift aannemen dan wel vragen, en dit aannemen of vragen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn lastgever;
(voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 mei 2015:)
Medeplegen van, anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten, een gift aannemen dan wel vragen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte was interim financieel manager bij woningcorporatie [naam woningcorporatie] en als zodanig lasthebber van [naam woningcorporatie] . Om die reden mochten [naam woningcorporatie] , en ook de huurders van [naam woningcorporatie] en de maatschappij, erop vertrouwen dat hij zich voor [naam woningcorporatie] zou inzetten. Naast de belangen van [naam woningcorporatie] heeft de verdachte echter ook zijn eigen belang gediend door een vergoeding te eisen van iemand die via de verdachte als interimmer bij [naam woningcorporatie] kwam werken, en dit niet aan [naam woningcorporatie] te melden. Op deze manier heeft hij het vertrouwen van zijn lastgever beschaamd en deze mogelijk ook financieel benadeeld. Bovendien versterkt een dergelijk feit de in de maatschappij levende gevoelens van onvrede over managers die ‘hun eigen zakken vullen’.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte kwalijk heeft gehandeld. Daarop dient een straf te volgen. Bij het bepalen welke straf passend is heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft ook gezien dat het strafbare handelen van de verdachte niet op grote schaal heeft plaatsgevonden en hem niet veel geld heeft opgeleverd, terwijl hij anderzijds persoonlijk zwaar getroffen is door negatieve publiciteit en het verlies van zijn baan. De rechtbank vindt voor dit strafbare feit, gepleegd met een financieel motief, een geldboete een passende bestraffing.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24a, 47 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 7.500, 00 (zevenduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
72 dagen hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 30 mei 2015 te Delft en/of Rijswijk en/of Culemborg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, (telkens) anders dan als ambtenaar, te weten als (interim) financieel manager, werkzaam zijnde in dienstbetrekking en/of optredend als lasthebber bij woningcorporatie [naam woningcorporatie] , naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, (vanaf 1 januari 2015) in strijd met zijn plicht, in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten, dan wel zou doen of nalaten, te weten bij het aandragen van [naam] als kandidaat voor de functie van/ de opdracht voor (interim) financieel medewerker/ senior medewerker financiële prognose bij [naam woningcorporatie] ,
-een belofte, te weten de toezegging/instemming van die [naam] om 10%, in ieder geval een vast gedeelte/bedrag, van het tussen [naam] en [naam woningcorporatie] overeengekomen tarief per gewerkt/te declareren uur over de eerste 1000 door die [naam] bij [naam woningcorporatie] gewerkte/gedeclareerde uren aan hem, verdachte en/of zijn/het bedrijf [naam bedrijf verdachte] . te betalen en vervolgens
-een of meer gift(en), te weten de betaling van een of meer geldbedrag(en) (tot ten hoogste een bedrag van 7.626,83 euro) heeft aangenomen en/of heeft gevraagd, terwijl hij verdachte, dit aannemen van en/of vragen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn
werkgever en/of lastgever;