ECLI:NL:RBROT:2019:2913

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
10/810464-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en handel in cocaïne en heroïne door een Schiedamse familie

Op 12 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van deelneming aan een criminele organisatie en de handel in cocaïne en heroïne. Het onderzoek, dat onder de naam 'Calimero' is uitgevoerd, richtte zich op een Schiedamse familie die betrokken was bij drugshandel. In augustus 2017 werden twee leden van deze familie aangehouden, waarbij harddrugs, een dealertelefoon en contant geld werden aangetroffen. Dit leidde tot een breder onderzoek naar de drugshandel binnen deze familie.

Tijdens de rechtszittingen in maart 2019 werd het bewijs gepresenteerd, waaronder getuigenverklaringen van afnemers en medeverdachten. De officieren van justitie eisten een gevangenisstraf van zes jaar, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van vijf jaar op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met de verkoop van harddrugs, en dat hij opzettelijk aanwezig was geweest bij de opslag van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en heroïne.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met anderen, een actieve rol had gespeeld in de drugshandel en dat zijn handelen schadelijk was voor de gezondheid van de gebruikers. De verdachte werd schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en kreeg een gevangenisstraf opgelegd, waarbij ook een geldbedrag van €300 verbeurd werd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/810464-17
Datum uitspraak: 12 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Waar het in deze zaak om gaat

In augustus 2017 heeft de politie Eenheid Rotterdam kort na elkaar twee leden van dezelfde familie aangehouden, en bij elk van hen een kleinhandelshoeveelheid harddrugs, een dealertelefoon en geld aangetroffen. Onder de naam ‘Calimero’ is vervolgens strafrechtelijk onderzoek gedaan naar drugshandel door deze Schiedamse familie. Resultaat van dat onderzoek is dat diverse leden van deze familie en een aantal personen dat regelmatig met hen optrok worden verdacht van bezit van en de handel in cocaïne en heroïne, en het lidmaatschap van een criminele organisatie.

2.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 21, 22, 26 en 27 maart 2019.
Het onderzoek is gesloten op 29 maart 2019.

3.Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig houdt met drugshandel, dat hij samen met een ander of anderen heeft gehandeld in cocaïne en heroïne en dat hij hoeveelheden van deze harddrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

4.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. C.J.A. de Bruijn en K. Pieters hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest;
  • de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

5.Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

5.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechten van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn strafzaak met grove veronachtzaming zijn geschonden. Gesteld is dat dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging. Daartoe is aangevoerd dat de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad om de belastende getuigenverklaringen te kunnen toetsen.
5.2.
Beoordeling
Gegeven de omstandigheden waaronder de getuigenverhoren zijn afgenomen, waarbij ook van belang is dat de verdachte tot aan de inhoudelijke behandeling geen enkele inhoudelijke verklaring heeft willen afleggen, is niet gebleken van een vormverzuim waardoor
doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte door de politie of het Openbaar Ministerie tekort is gedaan aan een eerlijke behandeling van de zaak.
5.3.
Conclusie
Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk.

6.Waardering van het bewijs

6.1.
Bewijswaardering
6.1.1.
Bruikbaarheid en betrouwbaarheid van getuigenverklaringen
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de drugsafnemers, [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs nu zij niet in staat zijn gesteld om de betrouwbaarheid van deze verklaringen (met uitzondering van die van [naam getuige 2] ) te toetsen door hen te horen als getuige bij de rechter-commissaris. Bovendien gaat het om mensen die verslaafd zijn aan drugs, zodat hun waarnemingen en verklaringen onbetrouwbaar kunnen zijn. De herkenning van de verdachte is eveneens onbetrouwbaar, nu (deels) gebruik is gemaakt van een enkelvoudige fotoconfrontatie. De verklaring van [naam getuige 2] bij de politie kan niet worden gebezigd als bewijs nu de getuige deze verklaring tegenover de rechter-commissaris heeft ingetrokken, althans is teruggekomen op grote delen van deze verklaring.
Beoordeling
Getuige [naam getuige 2] heeft meerdere malen met de politie gesproken en zich daarbij belastend uitgelaten over de verdachte en de medeverdachten. Later is hij als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. Daar heeft hij de inhoud van zijn gesprekken met de politie goeddeels bevestigd. De rechtbank acht de verslagen van de gesprekken die [naam getuige 2] met de politie heeft gevoerd daarom bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank acht de verklaringen van de verschillende afnemers, [naam getuige 1] en [naam getuige 3] eveneens bruikbaar voor het bewijs, nu de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in verdovende middelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat aan de afnemers van wie de rechtbank een verklaring en herkenning gebruikt voor het bewijs, telkens meerdere foto’s zijn getoond. Van een enkelvoudige fotoconfrontatie is dan ook geen sprake.
6.1.2.
Criminele organisatie en handel in cocaïne en heroïne (feiten 1 en 2)
Aan de verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het verkopen en afleveren of verstrekken van cocaïne en heroïne. Bij de beoordeling van dit verwijt neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat van een organisatie in de hiervoor bedoelde zin sprake is wanneer de verdachte en ten minste één andere persoon actief zijn in een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. Deelneming daaraan kan worden vastgesteld indien de betrokkene behoort tot dat samenwerkingsverband en een aandeel heeft in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het hiervoor omschreven oogmerk, of daaraan ondersteuning biedt.
Ten aanzien van het samenwerkingsverband en de duurzaamheid, structuur en het oogmerk daarvan overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens informatie afkomstig van het Team Criminele Inlichtingen was in Rotterdam een groep cocaïnedealers actief, die bestond uit leden van dezelfde familie en gebruik maakte van een bestellijn met telefoonnummer [gsm-nummer 1] . Deze informatie is bevestigd door de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 1] . [naam getuige 2] heeft verklaard dat leden van de familie [naam familie] verdovende middelen leverden aan druggebruikers, en dat hij in de periode van 2012 tot en met 2015 voor hen als chauffeur optrad. Ook [naam getuige 1] bevestigde het gebruik van de genoemde bestellijn door [naam verdachte] (‘ [bijnaam verdachte] ,’ leider van de groep en belast met de inkoop), [naam medeverdachte 1] , en [naam medeverdachte 2] . [naam getuige 1] verklaarde ook dat de voorraad drugs werd bewaard in de woning van een Hollandse jongen. [naam verdachte] is aangehouden in de woning van [naam medeverdachte 3] aan de [adres delict 1] te Schiedam. Bij zijn aanhouding zat hij in de woonkamer aan een salontafel waarop een opengewerkt pak met ruim één kilogram cocaïne lag. Verder zijn in die woning duizenden lege gripzakjes aangetroffen. Uit tapgesprekken blijkt dat [naam medeverdachte 3] werd ingezet voor het verpakken van de drugs in kleinhandelshoeveelheden. Bij de bestellijn voor verdovende middelen via telefoonnummer [gsm-nummer 1] waren meerdere personen betrokken. De bestellijn was 24 uur per dag bereikbaar. Onder de handelsnaam ‘ [bijnaam verdachte] ’ werden drugs aangeboden en verhandeld. Daarbij werden reclameteksten gebezigd als ‘6 voor 50 Heel T weekend Groetjes [bijnaam verdachte] .’ [naam medeverdachte 1] is aangehouden wegens handel in verdovende middelen en onder hem was een telefoon in beslag genomen met daarin een simkaart voorzien van het telefoonnummer [gsm-nummer 1] . Daags na die aanhouding, terwijl [naam medeverdachte 1] nog in hechtenis zat, was dat nummer alweer in gebruik, gekoppeld aan een ander IMEI-nummer, waarmee de handel via dat nummer werd voortgezet. Vanaf enig moment werden inkomende oproepen of sms berichten aan telefoonnummer [gsm-nummer 1] teruggebeld door telefoonnummer [gsm-nummer 2] . Toen [naam medeverdachte 2] op heterdaad werd aangehouden was hij in het bezit van een telefoon met daarin een simkaart met nummer [gsm-nummer 2] . Diverse afnemers hebben tegenover de politie verklaard dat zij al lange tijd verdovende middelen bestellen bij ‘ [bijnaam verdachte] ’ via nummer [gsm-nummer 1] en dat dit is vervangen door [gsm-nummer 2] .
De rechtbank stelt vast dat er gedurende langere tijd onder de naam ‘ [bijnaam verdachte] ’ een besteldienst voor harddrugs werd geëxploiteerd. Deze besteldienst was 24 uur per dag bereikbaar en benaderde haar adressenbestand actief met aanbiedingen (‘6 voor 50’). Er waren vaste chauffeurs, er was een plaats waar voorraden werden bewaard, en tegen een geringe vergoeding dan wel drugs prepareerde een ondergeschikte zakjes met gebruikershoeveelheden. Hieruit volgt dat sprake is van een zodanige duurzaamheid en structuur dat gesproken kan worden van een organisatie die als oogmerk de handel in harddrugs heeft.
De beschuldiging luidt dat [naam verdachte] , [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 6] hebben deelgenomen aan de hiervoor vermelde organisatie. Omdat [naam medeverdachte 5] bij vonnis van heden door deze rechtbank is vrijgesproken komt hij in het hiernavolgende niet meer voor. Ten aanzien van de deelneming van de overige genoemde personen overweegt de rechtbank als volgt.
Ter terechtzitting heeft [naam verdachte] erkend dat hij gebruik makend van telefoonnummer [gsm-nummer 1] afnemers heeft benaderd om drugs te verkopen. Daarnaast is hij aangehouden in de woning van [naam medeverdachte 3] onder de belastende omstandigheid dat er een groothandelshoeveelheid cocaïne voor zijn neus lag. Ten slotte is hij door meerdere getuigen aangewezen als ‘ [bijnaam verdachte] ’ van wie zij al lange tijd via de genoemde bestellijn drugs geleverd kregen.
Onder [naam medeverdachte 1] is bij zijn aanhouding een telefoon in beslag genomen waarin een simkaart zat met nummer [gsm-nummer 1] , alsmede een handelshoeveelheid cocaïne. Volgens diverse getuigen is hij samen met zijn broers al geruime tijd betrokken bij de handel in verdovende middelen via de bestellijn van de ‘ [bijnaam verdachte] .’
Ook [naam medeverdachte 2] is aangehouden onder belastende omstandigheden: met een handelsvoorraad cocaïne en een dealertelefoon kort nadat hij een hoeveelheid cocaïne aan een afnemer had geleverd. Onderzoek naar het door hem gebruikte telefoonnummer [gsm-nummer 2] leert dat via dat nummer de handel van bestellijn [gsm-nummer 1] is voortgezet. [naam medeverdachte 2] kwam ook in de woning van [naam medeverdachte 3] en ook hij is volgens diverse getuigen al lagere tijd betrokken bij drugshandel via de eerder genoemde bestellijn.
[naam medeverdachte 4] is op 3 en 12 november 2017 door zijn broer [naam medeverdachte 2] op pad gestuurd om een hoeveelheid drugs af te leveren. In de auto waarmee hij kort voor zijn aanhouding werd vervoerd is een dealertelefoon en een handelshoeveelheid cocaïne aangetroffen, en meerdere afnemers hebben verklaard al langere tijd drugs van hem geleverd te hebben gekregen.
Özgur [naam getuige 1] ten slotte heeft een gedeeltelijk bekennende verklaring afgelegd die erop neerkomt dat hij een beperkte periode voor ‘ [bijnaam verdachte] ’ chauffeurswerkzaamheden heeft verricht en drugs heeft afgeleverd. Dat vindt bevestiging in een waarnemingen door de politie dat hij [naam verdachte] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] rondreed in gehuurde auto’s.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden leiden tot de vaststelling dat [naam verdachte] , [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 4] , en Özgur [naam getuige 1] gedurende langere perioden een aandeel hebben gehad in gedragingen van een organisatie die een bestellijn voor harddrugs exploiteerde, of daaraan ondersteuning hebben geboden. Daarmee hebben zij deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het verkopen en afleveren of verstrekken van cocaïne en heroïne.
Gelet op het voorgaande is ook het ten laste gelegde medeplegen van handel in cocaïne en heroïne bewezen.
De verdachte heeft als alternatief scenario aangedragen dat niet hij, maar medeverdachte [naam medeverdachte 6] onder de naam [bijnaam verdachte] drugs heeft verkocht en dat de verdachte voor het laatst in drugs heeft gedeald in de periode waar hij reeds voor veroordeeld is (tot en met 3 september 2013).
De rechtbank beoordeelt dit scenario, dat de verdachte voor het eerst ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, als volstrekt onaannemelijk. Niet alleen is de verdachte zelf aangetroffen met een kilo cocaïne binnen handbereik, maar daarnaast zijn in 2017 veel afnemers gehoord die aangeven sinds bijvoorbeeld 1,5 of 2 jaar drugs te kopen bij [bijnaam verdachte] en die Jaafar als zodanig herkennen van een foto en [naam getuige 1] als de chauffeur. Bovendien volgt uit opgenomen telefoongesprekken dat [naam getuige 1] wordt geïnstrueerd waar en wanneer drugs af te leveren, en dus een ondergeschikte rol vervult. Het alternatieve scenario is op geen enkele wijze verankerd in het dossier en wordt daarom verworpen.
6.1.3.
Opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne (feit 3)
Cocaïne en heroïne in het pand aan de [adres delict 1] te Schiedam
Vast staat dat het pand aan de [adres delict 1] de plek was waar de verdachte
drugs bewaarde, liet testen, en in kleine handelshoeveelheden liet verpakken door [naam getuige 3] . Bij de inval door de politie op 10 oktober 2017 werd de verdachte samen met twee anderen aangetroffen in de woonkamer van dat pand met op de salontafel voor hem een opengemaakt blok cocaïne van ruim 1 kilo. Dat blok cocaïne vertegenwoordigt een waarde van tienduizenden euro’s. Daarnaast werden in de woning op diverse plekken gripzakjes, heroïne en cocaïne en een weegschaal aangetroffen.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat in een dergelijke ruimte, waar open en bloot een grote hoeveelheid drugs ligt die een grote waarde vertegenwoordigt, geen personen worden toegelaten die met die drugs niets te maken hebben.
Dat betekent dat de rechtbank geen geloof hecht aan de verklaring dat hij alleen voor een kop koffie in het pand aan de [adres delict 1] aanwezig was.
Mede gelet op het feit dat de verdachte in die periode deel uitmaakte van een criminele organisatie die handelde in drugs houdt de rechtbank de verdachte verantwoordelijk voor de opzettelijke aanwezigheid van de kilo cocaïne alsmede de overige in de woning gevonden cocaïne en heroïne.
Cocaïne en heroïne in de garagebox aan de [adres delict 2] te Vlaardingen
Ten aanzien van de hoeveelheden cocaïne en heroïne die zijn aangetroffen onder de buddyseat van een scooter in de garagebox aan de [adres delict 2] te Vlaardingen kan niet worden vastgesteld dat de verdachte hiervan wetenschap had, zodat de verdachte ten aanzien van deze hoeveelheden zal worden vrijgesproken.
6.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2014 tot en met 10 oktober 2017 te Schiedam en Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte, [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 4]
en [naam medeverdachte 6] , die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het bereiden en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoerenvan (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne enheroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 juni 2014 tot en met 10 oktober 2017 te Schiedam en Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt envervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 10 oktober 2017 te Schiedam, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
108,9gram heroïne en/of
1308,6gram cocaïne, in elk geval hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet;
2.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

8.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

9.Motivering straf

De straf die de rechtbank zal opleggen is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft samen met anderen een criminele organisatie gevormd die zich bezig hield met de grootschalige handel in cocaïne en heroïne onder de handelsnaam ‘ [bijnaam verdachte] .’ Er werd veel aan gedaan om gebruikers verslaafd te houden, onder andere door hen zelf te benaderen als zij een bestelling oversloegen. Verschillende afnemers hebben verklaard dat zij niet bij anderen hun drugs mochten kopen. Door de opdringerige en agressieve werkwijze werden de zwakste gebruikers aan deze verkopers van de verdovende middelen gebonden. Diverse afnemers zijn naar eigen zeggen bedreigd, gebruikt, mishandeld, geïntimideerd en/of afgeperst. Meerdere mensen zijn lange tijd ernstig onder druk gezet om werkzaamheden voor deze groep te verrichten en/of hun huis beschikbaar te stellen als distributiepand. Om de groep hing een sfeer van angst, waardoor diverse gebruikers niet bereid waren te verklaren. Het waren –zo is gezegd- grote jongens.
In hun werkzaamheden ging de groep doortrapt te werk. De bevoorrading vond plaats vanuit een drugspand, waardoor niet met grote hoeveelheden drugs de straat op werd gegaan om deze af te leveren. Zij leken zich lange tijd tegenover de politie onaantastbaar te voelen.
Naast lidmaatschap van een criminele organisatie, wordt de verdachte veroordeeld voor de handel in en het aanwezig hebben van harddrugs.
Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van een grote groep veelal kwetsbare afnemers. En dit enkel vanwege eigen financieel gewin.
Het gebruik van en de handel in drugs als cocaïne en heroïne leiden bovendien tot vele vormen van criminaliteit en vormen daarmee een bron van overlast en hoge kosten voor de samenleving.
De verdachte heeft een leidende rol gehad in de criminele organisatie en heeft daarmee de handel in drugs na zijn vorige veroordeling gewoon voortgezet.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank eveneens de hierna te bespreken omstandigheden meegewogen.
Allereerst is acht geslagen op de wet die op de bewezen verklaarde feiten een maximale gevangenisstraf van ruim 10 jaren stelt. Daarnaast is gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De rechtbank heeft voorts meegewogen dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2019 ten tijde van het feit eerder met justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 maart 2019. Dit rapport houdt het volgende in. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft zich gedurende het afgelopen schorsingstoezicht weliswaar gehouden aan de meldplichtafspraken, maar is niet gemotiveerd gebleken om voldoende openheid van zaken te geven op diverse leefgebieden, waarmee de basis voor een constructieve samenwerking, zoals het samenwerken aan doelen als een regulier inkomen, ontbreekt. Daarnaast lijkt de verdachte voldoende zelfredzaam, waardoor er geen noodzaak wordt gezien tot gedwongen interventies op het gebied van zorg en/of begeleiding.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

10.In beslag genomen voorwerpen

10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 300 verbeurd te verklaren.
10.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 300 zal worden verbeurd verklaard.
Het geldbedrag behoort aan de verdachte toe en is geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57, en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11a(oud) en 11b van de Opiumwet.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1, 2 en 3:
Geld 300 euro
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
mrs. W.H.S. Duinkerke en A.A. Kalk, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M. van der Hoeff en A.K. van Zanten
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 april 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 10 oktober 2017
te Schiedam en/of Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te
weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte,
[naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 5] ,
en/of [naam medeverdachte 6] , die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren
en/of verstrekken en/of vervoeren, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
hebben van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of
heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
art 11b (oud 11a) Opiumwet
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 10 oktober 2017
te Schiedam en/of Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 10 oktober 2017 te Schiedam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 109,3 gram heroïne en/of 1.310 gram cocaïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet