ECLI:NL:RBROT:2019:2826

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
10/810223-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met DNA-bewijs en bewijswaardering in strafzaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van verkrachting. De verdachte, geboren in Turkije en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman J. van der Stel. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij een DNA-profiel dat in de zaak was aangetroffen overeenkwam met het DNA-profiel van de verdachte. Dit DNA-materiaal was op twee verschillende momenten afgenomen, wat de verdediging aanvoerde als een mogelijk bewijs van fouten in het onderzoek. De rechtbank oordeelde echter dat er geen aanwijzingen waren voor fouten in het DNA-onderzoek en dat de verklaring van de aangeefster, die de verdachte herkende, betrouwbaar was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit van verkrachting, waarbij de verdachte de aangeefster in een auto heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 7.576,- toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële en materiële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/810223-17
Datum uitspraak: 20 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] , Turkije op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
Van der Hoopstraat 100, 2921 LD Krimpen aan den IJssel,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman J. van der Stel, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 20 december 2018 en 6 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.H.M. Jager-Huiskens heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, alsmede dat hij zal meewerken aan ambulante behandeling en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient integraal te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Hoewel er DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden, valt niet uit te sluiten dat daarin fouten zijn gemaakt. In het dossier ontbreekt enig ander bewijsmiddel, zodat er geen verband is te leggen tussen de verdachte en het tenlastegelegde.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaat dat een DNA-profiel, dat is aangetroffen in een tussen de kleine schaamlippen van de aangeefster veilig gesteld spoor, overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. Gelet op de plaats van aantreffen en de verklaring van aangeefster, dat de dader half in haar klaar kwam op het moment dat zij hem er uit duwde, merkt de rechtbank dit aan als een daderspoor. Bij de aangeefster zijn op de dag van het incident met behulp van een zedenkit de sporen, waaronder dit daderspoor, veiliggesteld en het daarin aangetroffen DNA-profiel is opgeslagen in de DNA-databank. Op een geheel ander tijdstip is op grond van de wet DNA-onderzoek bij veroordeelden DNA-materiaal bij de verdachte afgenomen. Het materiaal is dus in twee geheel gescheiden trajecten verzameld. Middels een geautomatiseerd systeem van de DNA-databank is er een match vastgesteld tussen het daarin aanwezige DNA-materiaal van de verdachte en het DNA-materiaal dat met de zedenkit is afgenomen in de onderhavige zaak. In hetgeen de verdediging hieromtrent op de zitting heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen begin van een aanknopingspunt dat in dat onderzoek fouten zijn gemaakt. Het door de verdachte overgelegde rapport van het nationaal forensisch onderzoeksbureau van 1 maart 2019 biedt die aanknopingspunten evenmin.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd wordt de DNA-match ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De aangeefster heeft een beschrijving gegeven van de man die haar heeft meegenomen in de auto en verkracht en de rechtbank heeft op de zitting zelf waargenomen dat de verdachte in die beschrijving past. De rechtbank zal daarom uitgaan van de juistheid van de verklaring van de aangeefster.
4.1.3.
Conclusie
Uit de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde op de terechtzitting blijkt dat het de verdachte is geweest die de aangeefster heeft meegenomen in de auto en haar daarin heeft verkracht. De verweren van de verdediging worden verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 23 april 2017 te Schiedam door geweld en/andere feitelijkheden [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en houden van zijn, verdachtes, vingers en penis in de
vagina van die [naam slachtoffer] , het geweld en andere feitelijkhe(i)den hebben
bestaan uit het meermalen, althans eenmaal, telkens met kracht in een auto
- die [naam slachtoffer] bij haar schouder en kaak en hoofd en haren vastpakken en aan de haren trekken, en
- die [naam slachtoffer] naar zich toe trekken, en
- naar beneden trekken van de legging van die [naam slachtoffer] , en
- uittrekken van de rok van die [naam slachtoffer] , en aan die [naam slachtoffer] (op dreigende toon) toevoegen van de woorden “Houd je bek” en “Doe je benen open”, en
- terwijl hij, verdachte, de haren van die [naam slachtoffer] vast had en aan die haren trok de benen van die [naam slachtoffer] open duwen en trekken, en
- brengen/drukken van zijn, verdachtes, knie op/tegen het onderlichaam van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair:
verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Het slachtoffer liep in de nacht van 22 op 23 april 2017 na afloop van een feestje met de fiets aan haar hand naar huis in Schiedam. Onderweg is zij twee keer met haar fiets gevallen. Bij de tweede keer kwam de verdachte er bij en heeft haar een lift naar huis aangeboden. Zij is ingestapt omdat zij dacht dat hij wel goede bedoelingen had. Echter, de verdachte is niet naar haar woning, maar naar een afgelegen industrieterrein gereden. Hij heeft haar daar vastgepakt bij haar haren en haar schouder en heeft haar naar zich toe getrokken. Het slachtoffer heeft zich nog verweerd door hem met haar handen en armen weg te duwen en te zeggen “Blijf van mij af!” De verdachte stopte desondanks niet en heeft haar verkracht. Direct daarna heeft hij het slachtoffer uit zijn auto de straat op geduwd, de rok die hij eerder had uitgetrokken achter haar aan gegooid en is hij weg gereden.
Het slachtoffer heeft in grote angst verkeerd en heeft machteloos één van de meest intieme menselijke handelingen van een wildvreemde tegen haar wil moeten ondergaan. Verdachte heeft die met intimidatie en geweld aan haar opgedrongen. Ook heeft zij pijn ondervonden door het handelen van de verdachte. Hij heeft zo op een zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. En dit alles op een moment dat het slachtoffer kwetsbaar was. De verdachte heeft daar, zonder enige clementie, misbruik van gemaakt. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen directe behoeftebevrediging en is daarbij volledig voorbij gegaan aan de belangen en gevoelens van het slachtoffer.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten hier nog lange tijd de negatieve gevolgen van ondervinden. Zo ook dit slachtoffer, nu zij blijkens de namens haar ingebrachte vordering verwacht nog geruime tijd psychologische behandeling nodig te hebben om het gebeurde te verwerken en om haar vertrouwen in de mens te herstellen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Het is zonder meer duidelijk dat dit soort feiten in de samenleving gevoelens van angst, afschuw en verontwaardiging oproepen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank houdt hiermee in straf verhogende zin rekening.
7.3.2.
Rapportages
De verdachte heeft gesproken met Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) en is onderzocht door de psycholoog Y. Noorlander. Hiervan zijn rapporten opgemaakt, gedateerd 16 november 2018 respectievelijk 9 januari 2019. De reclassering schat de kans dat de verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt als gemiddeld in en heeft daarom geadviseerd voorwaarden te verbinden aan de eventueel op te leggen straf, waaronder ambulante behandeling, omdat de verdachte zich bereid heeft getoond zich aan die voorwaarden te houden. Echter, aangezien de verdachte iedere betrokkenheid bij het feit ontkent, valt nog te bezien of behandeling daadwerkelijk effectief zal zijn.
De psycholoog heeft vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van persoonlijkheidsstoornissen en een beneden gemiddelde intelligentie. Het verband tussen deze stoornissen en het feit is niet vast te stellen omdat de verdachte niet volledig aan het onderzoek heeft meegewerkt en omdat de verdachte betrokkenheid bij het feit ontkent. De psycholoog komt ten aanzien van ambulante behandeling tot dezelfde conclusie als de reclassering. Een eenduidig advies voor wat betreft het meest passende juridische kader is daarom niet te geven.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De eis van de officier van justitie vindt de rechtbank passend, zij het dat zij een iets langer onvoorwaardelijk deel aangewezen acht. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is ook rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en de rechtbank zal daaraan ook bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie heeft gevorderd geen aanleiding die bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: mevrouw [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij [naam benadeelde] vordert een vergoeding van
€ 7.000,- aan immateriële schade en een vergoeding van materiële schade bestaande uit:
  • gemaakte reiskosten 19,9 km enkele reis a € 0,26 per km 2 x per maand € 476,-
  • nog te maken reiskosten 26 x 19,9 km enkele reis a € 0,26 per km € 263,- (afgerond)
  • huishoudelijke hulp/mantelzorg € 897,-
  • kleding
totaal € 1.736,
8.1.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij [naam benadeelde] dient niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Omdat het verband tussen het feit en de door haar geleden schade niet is aangetoond, dient de vordering geheel dan wel gedeeltelijk te worden afgewezen, dan wel dient de benadeelde partij [naam benadeelde] niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. De verdediging heeft zich op de terechtzitting met betrekking tot de immateriële schade subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Beoordeling
Vaststaat dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Voor zover het gaat om de reeds gemaakte reiskosten en de kosten van de kleding, is de vordering genoegzaam onderbouwd en zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen. De benadeelde partij [naam benadeelde] zal niet ontvankelijk worden verklaard voor het deel van de vordering dat ziet op nog te maken reiskosten, omdat op voorhand niet te voorspellen valt hoe lang haar behandeling nog zal duren en wat de behandelfrequentie zal zijn. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het deel van de vordering dat ziet op de huishoudelijke hulp/mantelzorg zal worden afgewezen, aangezien niet met verifieerbare stukken is onderbouwd dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 april 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 7.576,- (€ 476,- + € 100,- + € 7.000,-), vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
een (1) jaarniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij een door Reclassering Nederland aan te wijzen instantie, zolang en frequent als die reclasseringstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van de forensische polikliniek De Waag in verband met zedenproblematiek gedurende 2 jaar na ingang van de proeftijd of zo veel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling verantwoord vindt
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] een bedrag van
€ 7.576,- (zegge: zevenduizend vijfhonderd zesenzeventig euro), bestaande uit € 576,- aan materiële schade en € 7.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op de nog te maken reiskosten; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af het door de benadeelde partij [naam benadeelde] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 7.576,-(hoofdsom,
zegge: zevenduizend vijfhonderd zesenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 7.576,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
72 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en L. Prins, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 maart 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 23 april 2017 te Schiedam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vingers en/of penis in de
vagina van die [naam slachtoffer] , het geweld en/of t een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of dc bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) in een auto
- die [naam slachtoffer] bij haar schouder en/of kaak en/of hoofd en/of haren vastpakken en/of aan de haren trekken, en/of
- die [naam slachtoffer] naar zich toe trekken, en/of
- naar beneden trekken van de legging van die [naam slachtoffer] , en/of
- uittrekken v an de rok van die [naam slachtoffer] , en/of aan die [naam slachtoffer] (op dreigende toon) toevoegen van de woorden “Houd je bek” en/of “Doe je benen open”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
— (terwijl hij, verdachte, de haren van die [naam slachtoffer] vast had en/of aan die haren trok) de benen van die [naam slachtoffer] open duwen en/of trekken, en/of
- brengen/drukken van zijn, verdachtes, knie op/tegen het onderlichaam van die [naam slachtoffer] ;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 23 april 2017 te Schiedam met iemand, te weten [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vingers en/of penis in de vagina van die [naam slachtoffer] .