ECLI:NL:RBROT:2019:2825

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
VI-99/000434-37 / 19/700502-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling wegens niet-naleving van voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 maart 2019 uitspraak gedaan over de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde was op 13 juli 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld na het uitzitten van een gevangenisstraf van 8 jaren, opgelegd door de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam. De proeftijd van de veroordeelde begon op 11 oktober 2018 en duurde 1.054 dagen. Tijdens deze proeftijd diende de veroordeelde zich te houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder het melden bij de reclassering en het tonen van een actieve houding ten aanzien van zijn re-integratie.

Op 5 februari 2019 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Het rapport van de reclassering, dat op 4 februari 2019 was opgesteld, gaf aan dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden hield, slecht bereikbaar was en zijn enkelband had doorgeknipt. Dit leidde tot een hoog recidiverisico en de conclusie dat de veroordeelde onder de huidige omstandigheden niet verder kon werken aan zijn re-integratie.

Tijdens de openbare terechtzitting op 6 maart 2019 is de officier van justitie gehoord, evenals een reclasseringswerker. De veroordeelde was niet verschenen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde verwijtbaar niet had voldaan aan de voorwaarden van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Gelet op de omstandigheden heeft de rechtbank de vordering van het openbaar ministerie toegewezen en gelast dat de veroordeelde 180 dagen van zijn vrijheidsstraf moet ondergaan, omdat hij de voorwaarden niet had nageleefd.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam
Team straf 2
VI-zaaknummer: 99/000434-37
Parketnummer: 19/700502-12
Datum uitspraak: 6 maart 2019
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] .

Opgelegde straffen

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2013 met parketnummer 13/851171-12, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank
Rotterdam van 31 oktober 2013, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest.
De veroordeelde is op 13 juli 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Als bijzondere voorwaarden zijn onder meer gesteld:
  • de veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde dient medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • de veroordeelde dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling;
  • de veroordeelde dient openheid van zaken te tonen ten aanzien van zijn financiële situatie.
De proeftijd is ingegaan op 11 oktober 2018 en bedraagt 1.054 dagen.

Vordering

Op 5 februari 2019 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, wegens het niet naleven van voormelde voorwaarden, voor de duur van 180 dagen.
Bij de vordering is overgelegd het rapport d.d. 4 februari 2019 van Reclassering Nederland.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van
6 maart 2019.
De officier van justitie mr. J.F.C. Janssen is gehoord.
De veroordeelde is, hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen, niet verschenen.
Voorts is de deskundige M.D. Ghogli als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, gehoord.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Beoordeling

Het rapport van de reclassering houdt het volgende in. Vanaf de start van het toezicht zijn er spanningen in de relationele sfeer, waardoor de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden houdt en er niet is gewerkt aan zijn re-integratie. Hij is telefonisch slecht bereikbaar en heeft zijn enkelband doorgeknipt. Het recidiverisico is daardoor onveranderd hoog. Omdat het niet wenselijk is dat de veroordeelde onder dezelfde omstandigheden het toezicht voortzet, wordt geadviseerd de voorwaardelijke invrijheidsstelling te herroepen, de aanhouding van de veroordeelde te bevelen en de voorwaardelijke invrijheidsstelling te schorsen.
Indien de veroordeelde opnieuw aan zijn re-integratie wenst te werken zal er een nieuw plan van aanpak opgesteld moeten worden waarin hij op zijn minst stabiele huisvesting moeten hebben, een dagbesteding en behandeling moeten volgen.
De deskundige heeft op de terechtzitting het rapport van de reclassering toegelicht en daarbij verklaard dat de inzet van hulpverlening noodzakelijk is. Er is vermoedelijk sprake van middelengebruik en wapenbezit. Indien de veroordeelde weer in beeld is, kan bij hem een IQ-test worden afgenomen om het vervolgtraject op zijn vaardigheden af te stemmen. Het adres van de partner van de veroordeelde is geen geschikt adres waar hij gedurende het vervolgtraject kan verblijven. Het adres bij zijn moeder biedt eveneens onvoldoende stabiliteit voor verblijf van de veroordeelde gedurende het vervolgtraject. Een ander geschikt adres is niet beschikbaar.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de veroordeelde de voormelde voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd.
De rechtbank zal voorts gelet op het voorgaande de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk, te weten 180 dagen, moet worden ondergaan.

Beslissing

De rechtbank:
gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een gedeelte, groot 180 dagen, moet worden ondergaan;
Deze beslissing is genomen door mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en L. Prins, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2019.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.