ECLI:NL:RBROT:2019:2706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
10/106038-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en niet voldoen aan ambtelijk bevel met psychiatrische plaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging (stalking) van een medestudent, bedreiging van een politieagent en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De verdachte werd als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd, wat leidde tot de beslissing om hem te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die lijdt aan een chronische psychotische stoornis, niet in staat was om de gevolgen van zijn gedrag te overzien. De feiten waren ernstig, met stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en bedreigingen aan het adres van de politie. De rechtbank volgde de adviezen van psychologen en psychiaters, die concludeerden dat de verdachte behandeling in een forensische setting nodig had om het recidiverisico te verlagen. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis werd opgelegd voor de duur van één jaar. De rechtbank benadrukte het belang van een adequate behandeling om de kans op herhaling te minimaliseren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/106038-18
Datum uitspraak: 6 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting verblijvende in de kliniek Poorthoven van GGZ Bavo Europoort te Capelle aan den IJssel,
raadsvrouw mr. J.J. Boelaars, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Segerink heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte, omdat hij ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar was;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar.

4.Bewijs

Bewijsverweer feit 3
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat hij –anders dan is ten laste gelegd- wel heeft voldaan aan het door de politieambtenaren gegeven bevel om weg te gaan bij [naam horecagelegenheid] te Rotterdam. Hij volgde in eerste instantie het bevel op, maar kwam even later weer langsfietsen om een vriend aan te spreken. Hij stopte niet om weer naar binnen te gaan.
Beoordeling
Dit verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen (de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten en de verklaring van de verdachte). Op basis daarvan staat vast dat de verdachte kort nadat hem door de verbalisanten was bevolen/gevorderd [naam horecagelegenheid] en de omgeving daarvan te verlaten, toch weer bij dit café stond. Hij heeft door dit te doen niet voldaan aan de vordering/het bevel om daar weg gaan. Dat hij toen niet het café binnen wilde gaan, maakt dat niet anders. Het onder 3 ten laste gelegde is daarom bewezen.
Bewijsmiddelen, bewijsmotivering en bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
hij op 30 mei 2018 te Rotterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 2:1/2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012, gedaan door ambtenaar, te weten, [naam ambtenaar 1] belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met het opsporen en/of onderzoeken
van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd zich niet langer te begeven in de directe omgeving van (het terras van) [naam horecagelegenheid] , hieraan geen gevolg te geven.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte deze bewezen verklaarde feiten heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 heeft begaan op die wijze begaan dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 9 juni 2017 tot en met 30 mei 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 1]
, door
- zich in de directe omgeving van die [naam slachtoffer 1] te begeven en
- berichten (via e-mail, whatts-app, Facebook en/of sms) en brieven aan voornoemde
[naam slachtoffer 1]te sturen en
- voice-mailberichten in te spreken en
- muziekfragmenten aan die [naam slachtoffer 1] te sturen en
- berichten aan de zus van die [naam slachtoffer 1] te sturen en
- een verbrande pijl in een envelop met daarop
een afbeelding van"Adolf Hitler" bestemd voor de vriend van
[naam slachtoffer 1]mee te nemen naar voornoemde
[naam slachtoffer 1]teneinde deze aan haar vriend te overhandigen en
- een foto
te versturenmet daarop een pillendoosje
eneen hakenkruis
met het oogmerk die
[naam slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Jullie politie zullen branden en jij zeker [naam slachtoffer 2] ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
belaging;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift
gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast danwel belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Standpunten officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het plegen van alle ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling
Psychiater B.E.A. van der Hoorn en psychiater in opleiding R.A. van Elmpt hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 augustus 2018. Dit rapport houdt - voor zover relevant voor de strafbaarheid - het volgende in.
De verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, namelijk aan de chronische psychotische stoornis schizofrenie en een matige tot ernstige stoornis in cannabisgebruik die sinds enkele maanden gedwongen in remissie is.
De psychotische stoornis was aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. Of de verdachte toen ook onder invloed is geweest van cannabis kan niet worden vastgesteld, omdat hij dit ontkent en dit ook niet is getest. Zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zijn volledig beïnvloed door de ernstige psychotische stoornis. Er was toen sprake van een ernstige psychotische episode en de verdachte had daardoor geen controle over zijn denken, voelen en handelen. Hij handelde gedesorganiseerd en ingegeven door waanachtige overtuigingen. Vanuit de psychotische stoornis was hij ervan overtuigd dat de aangeefster [naam slachtoffer 1] een relatie met hem wilde, maar dat zij onvrijwillig werd vastgehouden in haar relatie. Dit bracht hem ertoe om stelselmatig contact met haar te blijven zoeken, ondanks haar verzoeken om dit niet te doen. Ook de andere ten laste gelegde feiten, het niet voldoen aan een ambtelijk bevel en bedreiging van een politieambtenaar, zijn begaan onder invloed van deze stoornis. Daarom wordt geadviseerd de verdachte de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, niet toe te rekenen.
Psycholoog drs. M.H. Keppel heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 augustus 2018. Dit rapport houdt - voor zover relevant voor de strafbaarheid - het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in
de vorm van schizofrenie en een matige tot ernstige stoornis in cannabisgebruik in langdurige gedwongen remissie. Deze stoornissen bestonden ten tijde van het ten laste gelegde. De schizofrenie heeft een directe, overheersende en bepalende rol gespeeld in het ten laste gelegde. De verdachte heeft tijdens het ten laste gelegde volledig gehandeld vanuit zijn psychotische belevingen. Hij was daarom niet in staat om de gevolgen van zijn gedrag in te schatten en om andere gedragskeuzes te maken en conform die gedragskeuzes te handelen. Daarom wordt geadviseerd de verdachte de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, niet toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de psychiater en de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt deze conclusies daarom over. Dit betekent dat wordt geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten zodanig was gestoord in zijn geestvermogens dat deze feiten in het geheel niet aan hem kunnen worden toegerekend. Hij is daarom niet strafbaar en zal dus worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van een medestudent van hem op de universiteit. Hij wilde een relatie met haar en heeft om die reden gedurende een periode van ongeveer een jaar stelselmatig contact met haar gezocht. Hij deed dit onder meer door haar berichten en muziekfragmenten te sturen en ook door bij borrels en evenementen dichtbij haar te gaan staan. Zij heeft vanaf het begin al, zowel via berichten als in persoon, tegen hem gezegd dat zij dat niet wilde en dat zij al een vriend had. Hij bleef haar echter lastig vallen en dit verergerde ook. Toen zij hem op haar telefoon als contactpersoon had geblokkeerd, stuurde hij berichten aan haar zus. Op 30 mei 2018 viel hij de aangeefster opnieuw lastig. Dit gebeurde in [naam horecagelegenheid] te Rotterdam. Hij wilde daar een verbrande pijl en een document met een afbeelding van ‘Adolf Hitler’ overhandigen aan de vriend van de aangeefster met wie zij daar was. Hij deed dit omdat hij niet wilde dat zij een relatie hadden.
De politie is op 30 mei 2018 ter plaatse gekomen en heeft de verdachte het bevel gegeven om zich daar niet langer op te houden, waaraan hij zich niet heeft gehouden. Hij is daarop door de politie aangehouden en heeft, toen hij werd overgebracht naar het politiebureau, één van de politieagenten met de dood bedreigd.
De verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Zoals blijkt uit haar aangifte, heeft dit een grote impact op haar gehad. Zij voelde zich er ongemakkelijk onder en het beperkte haar in haar bewegingsvrijheid. Ook voelde zij zich bedreigd en onveilig. Zij was bang dat de verdachte haar iets aan zou doen. Door zijn gedrag tegenover de politie heeft de verdachte ze gehinderd in de uitoefening van hun werk, terwijl hij door de bedreiging bij de betreffende politieambtenaar angstgevoelens teweeg heeft gebracht.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2019 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Het psychiatrische rapport houdt - naast hetgeen hiervoor is weergegeven - het volgende in.
Het risico op recidive van het stalken van de aangeefster wordt als hoog ingeschat, mede omdat de verdachte (nog steeds) de overtuiging heeft dat de aangeefster onvrijwillig in haar relatie zit en eigenlijk met hem een relatie zou willen. Ten aanzien van de bedreiging en het niet opvolgen van een ambtelijk bevel wordt het recidiverisico ingeschat als gemiddeld. Het risico op geweld of agressie wordt ook als gemiddeld ingeschat.
De onderzoekers concluderen dat behandeling in het kader van de reguliere GGZ onder de wet BOPZ ontoereikend is gebleken. De verdachte was al geruime tijd onder ambulante psychiatrische behandeling en is sinds 2015 ook meerdere keren (in het kader van de Wet BOPZ) opgenomen geweest vanwege een psychotisch toestandsbeeld. Hij is van 26 december 2017 tot 2 mei 2018 opgenomen geweest in de gesloten kliniek Poortmolen van GGZ Bavo Europoort te Capelle aan den IJssel. Sinds 4 juni 2018 is hij daar opnieuw opgenomen met een rechterlijke machtiging. De klinische behandelaar, arts in opleiding tot psychiater dhr. T. Dolstra, beschrijft dat de verdachte is opgenomen met een paranoïde psychose met betrekkingswanen, formele denkstoornissen (desorganisatie), bizar en gedesorganiseerd gedrag en negatieve symptomen. Ondanks het gebruik van antipsychotica zijn de symptomen nog onvoldoende in remissie. Bij het onderzoek was nog steeds sprake van een psychotisch toestandsbeeld. Ook zijn er, gelet op de uitkomsten van bloedspiegelcontroles, sterke aanwijzingen dat de verdachte de voorgeschreven medicatie (enige tijd) niet heeft ingenomen. De stoornis in cannabisgebruik is momenteel in remissie, maar de verwachting is dat de verdachte weer cannabis zal gaan gebruiken wanneer hij meer vrijheden krijgt. Als dat gebeurt, zal dat waarschijnlijk een negatief effect hebben op de psychotische stoornis.
De indruk van de onderzoekers, alsmede van de huidige klinische behandelaren, is dat er meer aandacht moet zijn voor de forensische aspecten in de behandeling voor het verminderen van het recidiverisico. Daarvoor bestaat volgens de behandelaren in de kliniek Poortmolen onvoldoende expertise. In de behandeling moet aandacht zijn voor een gedragsmatige behandeling voor het stalkingsgedrag van de verdachte, abstinentie van cannabis, herstel in het contact met zijn ouders en behandeling van de psychotische stoornis. Op een Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) zal er gerichter aandacht kunnen zijn voor het stalkingsgedrag in relatie tot de psychiatrische stoornis. De onderzoekers adviseren daarom overplaatsing naar een forensische kliniek in de regio, zoals een FPA. Als stabilisatie is bereikt kan worden toegewerkt naar resocialisatie. Geadviseerd wordt om na de klinische behandeling de zorg over te dragen aan een regionaal forensisch FACT team en de verdachte te plaatsen in een instelling voor begeleid wonen (een RIBW). De verdachte is reeds aangemeld bij een RIBW. Deze intensieve en integrale behandeling kan naar de mening van de onderzoekers het best worden vormgegeven binnen de kaders van de strafrechtelijke maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Geadviseerd wordt daarom om deze maatregel op te leggen.
De psycholoog komt in zijn rapport met betrekking tot het recidiverisico tot ongeveer dezelfde conclusies. Evenals de psychiater concludeert hij dat vrijwillige hulpverlening onvoldoende effectief is geweest en het nodig is dat de verdachte verder wordt behandeld in een forensische setting. Gelet daarop komt ook hij tot het advies om de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen met toepassing van artikel 37 Sr. Hierover is in het rapport - onder meer - het volgende opgenomen.
Oplegging van deze maatregel wordt geadviseerd omdat het nodig is dat de verdachte gedurende een jaar kan worden behandeld en in die tijd stabiel kan worden. Pas nadat hij goed is ingesteld op antipsychotica en medicatietrouw is, kan worden gewerkt aan terugvalpreventie. De verdachte lijkt baat te hebben gehad bij eerdere hulpverlening, maar had hierbij de vrijheid om thuis te wonen, de universiteit te bezoeken en middelen te gebruiken, wat wederom bijdroeg aan psychotische ontregelingen. Daarnaast was hij niet medicatietrouw. Hier dient aandacht voor te zijn na afloop van een klinische opname. Behandeling in een forensische setting, zoals de FPA van Fivoor te Den Haag, is wenselijk gelet op het verband tussen de stoornis van de verdachte, het ten laste gelegde en het recidiverisico. De resocialisatie daarna kan mogelijk worden geborgd door het aanvragen van een rechterlijke machtiging in het kader van de wet BOPZ.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 januari 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft sinds november 2018 weer andere medicatie gekregen. Hij is echter tot op heden psychisch niet stabiel. Het risico op recidive en het risico op letselschade wordt daarom ingeschat als hooggemiddeld. Indien hij medicatietrouw is en geen middelen gebruikt zal het recidiverisico gemiddeld zijn, gelet op de omstandigheden dat hij een first offender is en in principe zijn praktische zaken redelijk op orde heeft. De reclassering conformeert zich aan de adviezen van de psychiater en de psycholoog tot plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 Sr.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank is in navolging van de genoemde adviezen en in aanmerking genomen het bepaalde in artikel 37, derde lid, Sr - met de officier van justitie - van oordeel dat de verdachte voor een termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis dient te worden geplaatst. De verdachte is zonder een adequate behandeling van de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens een gevaar voor anderen. Het recidiverisico is op dit moment aanzienlijk en het terugdringen daarvan is uitsluitend mogelijk door behandeling van de ziekelijke stoornis van de verdachte in een forensische setting, zoals een FPA.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat behandeling in het kader van de wet BOPZ daarvoor niet afdoende zal zijn.
De verdachte heeft zowel bij de rapporteurs als op de terechtzitting naar voren gebracht dat hij graag verder behandeld wil worden in de kliniek Poortmolen van GGZ Bavo Europoort. Zijn raadsvrouw heeft in verband hiermee subsidiair verzocht om in de beslissing specifiek op te nemen dat de maatregel in Bavo Europoort moet worden ten uitvoer gelegd. De rechtbank overweegt ten aanzien daarvan dat zij niet kan beslissen waar de maatregel ten uitvoer moet worden gelegd. Die beslissing zal worden genomen door een selectiecommissie van het ministerie van Justitie en Veiligheid. De rechtbank merkt wel op dat zij het van belang acht dat de verdachte wordt geplaatst in een kliniek (FPA), indien mogelijk in of in de omgeving van Rotterdam, omdat zijn ouders hier wonen en dit een voor hem bekende/vertrouwde omgeving betreft. Ook is het van belang dat de verdere resocialisatie in deze omgeving zal plaatsvinden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37, 184, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en S. Struijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9
juni 2017 tot en met 30 mei 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 1]
, door
- zich in de directe omgeving van die [naam slachtoffer 1] te begeven en/of
- berichten (via e-mail, whatts-app, Facebook en/of sms) en/of brieven
aan voornoemde [naam slachtoffer 1] te sturen en/of
- voice-mailberichten in te spreken en/of
- muziekfragmenten aan die [naam slachtoffer 1] te sturen en/of
- berichten aan de zus van die [naam slachtoffer 1] te sturen en/of
- een verbrande pijl in een envelop met daarop "Adolf Hitler"
geschreven bestemd voor de vriend [naam slachtoffer 1] mee te nemen naar
voornoemde [naam slachtoffer 1] teneinde deze aan haar vriend te overhandigen
en/of
- een foto aan haar verstuurd met daarop een pillendoosje met daarop
een hakenkruis met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen,
te dulden en/of vrees aan te jagen;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Jullie politie zullen
branden en jij zeker [naam slachtoffer 2] ", althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Rotterdam
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens
enig wettelijk voorschrift, te weten artikel artikel 2:1/2 van de Algemene
Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam ambtenaar 1] en/of [naam ambtenaar 2]
en/of [naam ambtenaar 3] belast met de uitoefening van enig toezicht en/of
belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken
van strafbare feiten,door, nadat deze ambtenaar/ambtenaren hem
had/hadden bevolen of van hem had/hadden gevorderd zich niet langer
te begeven in de directe omgeving van (het terras van) [naam horecagelegenheid]
, hieraan geen gevolg te geven;
(art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)