In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om de afwikkeling van de vermogensrechtelijke gevolgen van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen de vrouw en de man. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Ahmadi, vorderde onder andere de verdeling van de huwelijksgemeenschap en schadevergoeding wegens de verkoop van een gemeenschappelijk stuk grond door de man zonder haar medeweten. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. ter Meulen, had niet geantwoord op de dagvaarding, waardoor zijn recht om te concluderen verviel.
De rechtbank oordeelde dat de huwelijksgemeenschap in beginsel bij helfte moest worden verdeeld, conform artikel 1:100 van het Burgerlijk Wetboek. De peildatum voor de verdeling werd vastgesteld op 25 februari 2016, de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. De rechtbank wees de vordering van de vrouw tot benoeming van een makelaar af, omdat de man niet had geantwoord. De vrouw moest zelf een makelaar aanwijzen voor de verkoop van de gezamenlijke woning.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de vrouw geen regresvordering had op de man, omdat zij niet had aangetoond dat zij meer dan haar aandeel in de schuld had voldaan. De rechtbank erkende echter dat de man onrechtmatig had gehandeld door een gemeenschappelijk goed zonder toestemming van de vrouw te verkopen. Daarom werd de man veroordeeld tot betaling van € 17.750,00 aan de vrouw als schadevergoeding. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 27 maart 2019.