In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen de besloten vennootschappen Hart4Solar B.V. en Hanover Solar B.V. Hart4Solar, een onderneming die zonnepanelen installeert en onderhoudt, heeft een geschil met Hanover Solar, de leverancier van de zonnepanelen. De rechtbank heeft op 13 februari 2019 een vonnis gewezen waarin de vordering van Hanover Solar tot betaling van openstaande facturen is toegewezen, terwijl de reconventionele vorderingen van Hart4Solar zijn afgewezen. Hart4Solar heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat zij vreesde dat de executie zou leiden tot een noodtoestand voor haar onderneming.
De rechtbank heeft in haar vonnis overwogen dat Hart4Solar haar opschortingsrecht heeft ingeroepen op basis van de stelling dat de geleverde zonnepanelen niet aan de overeenkomst beantwoordden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Hart4Solar haar klachtplicht heeft geschonden, waardoor zij haar rechten ter zake van de gestelde non-conformiteit heeft verloren. Hart4Solar heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat verzuim vereist is voor een nakomingsvordering.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de executie van het vonnis moet worden geschorst totdat het gerechtshof Den Haag een einduitspraak heeft gedaan in het hoger beroep. Dit is gebaseerd op de overweging dat de belangen van Hart4Solar door de executie zouden worden geschaad en dat er mogelijk sprake is van misbruik van bevoegdheid door Hanover Solar. De rechtbank heeft Hanover Solar in de proceskosten veroordeeld.