5.3.Nu niet gesteld of gebleken is dat één van de andere van de in artikel 48, tweede lid, van de Pw genoemde situaties aan de orde is, dient het beroep gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit, voor zover daarbij de toekenning van de bijzondere bijstand voor de eerste huur als lening is gehandhaafd te worden vernietigd. De rechtbank ziet voor het vernietigde deel van het bestreden besluit aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit voor zover dat ziet op de bijzondere bijstand voor de eerste huur wordt herroepen en dat de bijzondere bijstand voor de eerste huur om niet wordt verleend.
6. Het beroep is tevens gericht tegen de bijzondere bijstand voor inrichtingskosten voor zover die ook als lening is verstrekt. In artikel 51, eerste lid, van de Pw is bij wet voorzien dat bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen als lening kan worden verstrekt, dan wel in de vorm van een bedrag om niet. Ter invulling van deze bevoegdheid heeft verweerder de beleidsregels vastgesteld. Verweerder heeft overeenkomstig zijn beleid, dat de rechtbank op dit punt niet onredelijk acht, de bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, bestaande uit duurzame gebruiksgoederen, in de vorm van een lening verstrekt. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen gronden voor de conclusie dat verweerder het bestreden besluit, voor zover dat de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen betreft, niet in redelijkheid heeft kunnen baseren op de beleidsregels. Het betoog van eiseres dat verweerder had moeten motiveren waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 51, eerste lid, van de Participatiewet geboden mogelijkheid om de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet te verstrekken, slaagt dan ook niet.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder het aflossingsbedrag heeft berekend met inachtneming van artikel 9, tweede lid, van de beleidsregels. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden voor de conclusie dat het aflossingsbedrag lager moet worden vastgesteld. Daarbij is van belang dat eiseres de door haar gestelde schulden bij haar familie en DUO niet met concrete en verifieerbare bewijsstukken heeft onderbouwd en eiseres heeft verklaard niet af te lossen op de schuld die zij bij DUO heeft.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1).