ECLI:NL:RBROT:2019:2562

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
C/10/564047 / FT EA 18/2083
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onvoldoende inspanning voor schulden

Op 6 december 2018 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 21 maart 2019 zijn verzoekster, haar beschermingsbewindvoerder en schuldhulpverlening gehoord. Verzoekster ontvangt inkomsten uit studiefinanciering en heeft een schuldenlast van € 55.596,76. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen als verzoekster te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift en zich zal inspannen om de verplichtingen na te komen.

De rechtbank constateert dat verzoekster een schuld van € 6.261,33 heeft laten ontstaan aan Woonbron Delfshaven, maar dat deze schuld in werkelijkheid hoger is door kosten van ontruiming en de ontmanteling van een hennepkwekerij. Verzoekster heeft verklaard niets van de hennepkwekerij af te weten, maar is wel strafrechtelijk veroordeeld. De rechtbank concludeert dat een deel van de schuld aan Woonbron niet te goeder trouw is ontstaan, wat een belemmering vormt voor toelating tot de schuldsaneringsregeling.

Daarnaast is het niet aannemelijk dat verzoekster de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal nakomen, aangezien zij momenteel een fulltime opleiding volgt en geen tijd heeft voor betaalde arbeid. Hoewel zij mogelijk een BBL-traject kan volgen, is de haalbaarheid daarvan onzeker. De rechtbank oordeelt dat verzoekster zich maximaal moet inspannen om betaalde arbeid te verkrijgen, vooral gezien haar schulden aan diverse onderwijsinstellingen en DUO. Gezien het gebrek aan goede trouw en onvoldoende inspanning, wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 28 maart 2019
[naam],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 6 december 2018 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster, vergezeld door haar beschermingsbewindvoerder, en schuldhulpverlening zijn gehoord ter terechtzitting van 21 maart 2019.

2.De feiten

Verzoekster ontvangt inkomsten uit studiefinanciering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 55.596,76.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoekster heeft volgens het verzoekschrift een schuld van € 6.261,33 laten ontstaan aan Woonbron Delfshaven. Ter terechtzitting is gebleken dat deze vordering in maart 2018 door Woonbron is ingediend. De daadwerkelijke schuld aan Woonbron is echter hoger dan in het verzoekschrift staat gemeld. Dit vanwege het feit dat in september 2018 kosten zijn gemaakt vanwege ontruiming van de voormalige huurwoning van verzoekster en de ontmanteling van een daarin aangetroffen hennepkwekerij. Ter zitting is verklaard dat Woonbron deze kosten bij verzoekster in rekening heeft gebracht, maar over de omvang daarvan kon geen duidelijkheid worden verschaft. Hoewel verzoekster heeft verklaard dat zij niets van de hennepkwekerij af wist omdat zij toen bij haar moeder inwoonde, is zij in november 2018 wel strafrechtelijk hiervoor veroordeeld, welke veroordeling inmiddels onherroepelijk is. Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat (een gedeelte van) de schuld aan Woonbron niet te goeder trouw is ontstaan en aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg staat.
Daarnaast moet voldoende aannemelijk zijn dat verzoekster de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is. Verzoekster heeft immers ter terechtzitting verklaard dat zij sinds 24 januari 2019 een tweejarige fulltime opleiding volgt. Omdat verzoekster deze opleiding volgt, heeft zij geen tijd om (fulltime) betaalde arbeid te verrichten. Ter terechtzitting heeft schuldenares verklaard dat zij misschien een beroepsbegeleidend leerwegtraject (hierna: BBL) kan gaan volgen, waardoor zij wel in staat zou zijn om - 32 uur per week - arbeid te verrichten naast haar opleiding. Van uitzicht op een dergelijke werkplek is momenteel geen sprake. Vanwege de nu gevolgde opleiding wordt verzoekster belemmerd in haar mogelijkheden om fulltime te werken: dat zou alleen via een BBL-werkplek kunnen, waarvan de haalbaarheid uiterst onzeker is. Van verzoekster mag worden verwacht dat zij zich gedurende de gehele schuldregeling ten behoeve van de schuldeisers maximaal inspant om voltijds betaalde arbeid te verrichten of te verkrijgen, te meer daar op de schuldenlijst van verzoekster meerdere schulden aan diverse onderwijsinstellingen staan vermeld die zijn ontstaan in de periode van 2014 tot en met 2018 en betrekking hebben op gestarte maar niet afgeronde en betaalde opleidingen. Daarnaast heeft verzoekster al een forse schuld aan DUO.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, en in aanwezigheid van mr. J.L. Lukaart, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2019. [1]