ECLI:NL:RBROT:2019:2488

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
C/10/559481 HA ZA 18-931
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweer op basis van dwaling in koopovereenkomst tussen groothandel en handelsmaatschappij

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een groothandel in speelgoed (eiseres) en een handelsmaatschappij (gedaagde) die spellen verkoopt aan consumenten. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 45.558,22, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde de facturen niet had betaald. De gedaagde voerde als verweer aan dat de koopovereenkomsten vernietigd moesten worden op grond van dwaling, omdat de eiseres haar niet had geïnformeerd over een kortingsactie van andere aanbieders die de verkoop van de gekochte producten zou beïnvloeden.

De rechtbank oordeelde dat de vordering tot betaling van de koopprijs niet betwist werd en dus toewijsbaar was, tenzij de gedaagde de koopovereenkomsten had vernietigd. De rechtbank overwoog dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling vernietigbaar is indien de wederpartij de dwalende had behoren in te lichten. De rechtbank concludeerde dat de eiseres geen mededelingsplicht had, omdat het de verkoper vrijstaat om andere kopers verschillende kortingen te bieden. Dit aspect van contractsvrijheid zou te veel worden ingeperkt als de verkoper verplicht zou zijn om de koper te waarschuwen over kortingen aan andere kopers.

De rechtbank wees de vordering van de eiseres toe, inclusief de wettelijke handelsrente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaak- / rolnummer: C/10/559481 / HA ZA 18-931
vonnis van 3 april 2019 bij vervroeging
in de zaak van:
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat: mr. R. Bagasrawalla,
tegen:
[gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat: mr. M.A.V. van Aardenne,
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 september 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het proces-verbaal van de zitting van 28 februari 2019.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[eiseres] is een groothandel in speelgoed en verkoopt verschillende
soorten spellen aan tussenhandelaren. [gedaagde] is een handelsmaatschappij die onder meer spellen verkoopt aan consumenten. Partijen doen al geruime tijd zaken met elkaar.
2.2.
Op 22 september en 6 december 2017 hebben partijen koopovereenkomsten gesloten (hierna: de koopovereenkomsten). [gedaagde] kreeg daarbij een korting van ongeveer 40%.
2.3.
[eiseres] heeft [gedaagde] na elke levering een factuur gestuurd, de eerste gedateerd 28 september 2017 ad € 36.163,71 (productie 2), de tweede gedateerd 7 december 2017 (productie 3) ad € 9.394,51.
2.4.
In december 2017 werden dezelfde spellen van [eiseres] door andere aanbieders (hierna: (de) andere aanbieders) met grote korting aan consumenten aangeboden.
2.5.
[gedaagde] heeft de facturen niet betaald.

3.De weergave van het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld te betalen aan [eiseres] € 45.558,22 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de vervaldata van de facturen althans vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening alsmede de buitengerechtelijke kosten ad € 6.833,73 en in de kosten van dit geding.
3.2.
Aan de vordering van € 45.558,22 legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde] als koper de overeengekomen prijs dient te betalen.
3.3.
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiseres] in de proceskosten.
Zij voert het volgende aan als verweer. [gedaagde] heeft beide koopovereenkomsten vernietigd op grond van dwaling. [eiseres] wist dat er een grote landelijke kortingsactie op stapel stond van andere aanbieders die inkopen bij [eiseres] . Zij heeft deze actie mogelijk gemaakt door die andere aanbieders hogere kortingen te verlenen. Door die kortingsactie was het onontkoombaar dat [gedaagde] de gekochte producten niet of slechts tegen verlies zou kunnen verkopen. Daarvoor had [eiseres] [gedaagde] behoren te waarschuwen. Als [gedaagde] dit had geweten, had zij de koopovereenkomsten niet gesloten.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De vordering tot betaling van de overeengekomen koopprijs wordt niet betwist en is daarom toewijsbaar, tenzij [gedaagde] de koopovereenkomsten heeft vernietigd.
4.2.
Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten (art. 6:228 lid 1 sub b BW).
4.3.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] andere aanbieders hogere kortingen verleende of van plan was te verlenen en dat [eiseres] (dus) wist dat de kortingsactie eraan kwam. Indien veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van deze stellingen (die [eiseres] betwist) rijst de vraag of [eiseres] [gedaagde] daarover had behoren in te lichten.
4.4.
In de onderlinge (precontractuele) verhouding tussen een verkoper en koper die handelen in de uitoefening van hun bedrijf, staat het de verkoper in beginsel vrij om een andere koper een andere korting te verlenen. Dit aspect van de contractsvrijheid zou te veel worden ingeperkt als de verkoper zijn koper behoort te waarschuwen dat een andere koper van hem hogere kortingen krijgt of bij doorverkoop hogere kortingen zal (kunnen) verlenen. Dit zijn omstandigheden waar een handelsmaatschappij als [gedaagde] op bedacht dient te zijn.
Daarom rust op [eiseres] geen mededelingsplicht en dus slaagt het beroep op dwaling niet.
Wettelijke rente
4.5.
Niet in geschil is dat de koopovereenkomsten handelsovereenkomsten zijn. De wettelijke handelsrente is dus toewijsbaar. Evenmin is in geschil dat [gedaagde] deze verschuldigd is vanaf de vervaldata van de facturen. De vordering tot betaling van de wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen, over € 36.163,71 met ingang van 12 december 2017 en over € 9.394,51 met ingang van 20 februari 2018.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
Vast staat dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten (€ 6.833,73) is op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar tot € 1.230,58.
Proceskosten
4.7.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal [gedaagde] in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding: € 85,44
- griffierecht: € 1.950,--
- salaris advocaat:
€ 2.148,-- +(twee punten x tarief IV van € 1.074,-- per punt)
Totaal € 4.183,44

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 45.558,22, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over € 36.163,71 met ingang van 12 december 2017 en over € 9.394,51 met ingang van 20 februari 2018, tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 1.230,58;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 4.183,44;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Mouthaan en bij vervroeging uitgesproken in het openbaar op 3 april 2019.
350/3136