ECLI:NL:RBROT:2019:2414

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
10/680039-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en valsheid in geschrift met bijzondere omstandigheden van de verdachte

Op 25 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte, die 32 jaar bij haar werkgever werkte, heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen oplichten van haar werkgever voor een totaalbedrag van 1.128.517,19 euro. Dit deed zij door facturen te vervalsen en geldbedragen naar haar eigen rekening over te maken, waarbij zij gebruik maakte van valse bankafschriften. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook zelf slachtoffer was van internetoplichting door een vermeende 'internetliefde', wat haar handelen beïnvloedde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar lange dienstverband en het feit dat zij geen financieel voordeel had genoten van haar daden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het enorme benadelingsbedrag, maar vond ook dat de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd, aanleiding gaven voor een kortere straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680039-18
Datum uitspraak: 25 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] .
Raadsman mr. E. Manders, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 16 januari 2019 en 4 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzittingen overeenkomstig de vorderingen van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • vrijspraak van feit 1 primair en feit 1 subsidiair;
  • bewezenverklaring van de feiten 1 meer subsidiair, 2 en 3;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting bij Fivoor.

4.De verdediging

De raadsman heeft zich met betrekking tot het bewijs en de bewezenverklaring aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Daarnaast heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat feit 1 primair en feit 1 subsidiair niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewijswaardering
De feiten 1 meer subsidiair, 2 en 3 zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1 meer subsidiair, 2 en 3 heeft begaan op die wijze dat:
1. meer subsidiair)
zij
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met
1 december 2017 te Dordrecht meermalen, (telkens) met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen,
(één of meer medewerk(st)er(s) van) [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen (tot een totaalbedrag van 1.128.517,19 euro, ),
hebbende zij, verdachte, met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk
- aan [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] gerichte facturen in het boekhoudprogramma/betalingssysteem ingevoerd ten behoeve van een zogeheten batch-betaling aan de rechtmatige crediteuren en
- ( vervolgens) de gefactureerde bedragen (nogmaals) handmatig ingevoerd in het (Rabobank)betalingssysteem, waarbij zij in plaats van het op de factuur vermelde rekeningnummer haar (verdachtes) eigen rekeningnummer of dat van [naam (ex)partner verdachte] in voerde en aan de tenaamstelling haar eigen (meisjes)naam ( [naam verdachte] ) toevoegde en
- ( vervolgens) haar eigen rekeningnummer of het rekeningnummer van [naam (ex)partner verdachte] en haar meisjesnaam van (een kopie/ uitdraai) van het bankafschrift verwijderd (met tip-ex) en (deze vervolgens gekopieerd) en
- ( vervolgens) de door haar klaargezette betalingen/overboekingen en opgemaakte bescheiden ter verdere verwerking en betaling aangeboden aan voornoemde medewerk(st)er(s),
waardoor medewerk(st)er(s) van) [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2015 tot 01 december 2017 te Dordrecht meermalen (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen, te weten bankafschriften van de Rabobank
(betreffende overschrijvingen van geldbedragen van bankrekeningen van het
bedrijf [naam bedrijf 1] , naar bankrekeningen van verdachte en [naam (ex)partner verdachte] )
heeft vervalst door op deze bankafschriften (na voornoemde overschrijvingen/overboekingen) haar, verdachtes, gegevens of de gegevens van [naam (ex)partner verdachte] (te weten, naam en bankrekeningnummer) te verwijderen
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
3.
zij
op 14 november 2017 te Dordrecht
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
een brief van het bedrijf [naam bedrijf 1] , gericht aan de ING bank
valselijk heeft opgemaakt, door
- op briefpapier van dit bedrijf zelf voornoemde brief op te maken en
- in deze brief, in strijd met de waarheid, te vermelden dat er sprake zou
zijn van een geldleningsovereenkomst tussen verdachte en [naam (ex)partner verdachte]
enerzijds en [naam bedrijf 1] anderzijds en
- ( daarbij) deze brief (ter ondertekening) te voorzien van de naam en
handtekening van [naam 1] (leidinggevende van [naam bedrijf 1] ),
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. OPLICHTING, MEERMALEN GEPLEEGD;
2 VALSHEID IN GESCHRIFT, MEERMALEN GEPLEEGD;
3 VALSHEID IN GESCHRIFT.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan oplichting en valsheid in geschrift. Zij heeft op geraffineerde en listige wijze telkens de bedragen van reguliere facturen nogmaals naar haar rekeningen of die van haar, onwetende, (ex-) partner laten overmaken. Zij deed dat wekelijks, waarbij ze per week één tot drie facturen gebruikte. Dit heeft ertoe geleid dat zij in een periode van bijna drie jaar haar (ex-) werkgever voor een bedrag van ruim 1,1 miljoen euro heeft benadeeld. De geldbedragen kwamen niet ten goede aan de verdachte zelf, maar aan een in feite onbekend gebleven persoon die zij via Facebook heeft leren kennen maar overigens nooit in werkelijkheid heeft ontmoet. Van deze persoon – die zich [naam 2] noemde en die zei in het buitenland te verblijven – kreeg zij aandacht, via een spraakverbinding. De verdachte is verliefd op hem geworden en kon daarvan niet meer loskomen. De uitspraak ‘liefde maakt blind’ is op deze feiten zonder meer van toepassing.
Genoemde persoon vroeg haar steeds om overmaking van geld voor verschillende 'calamiteiten', en de verdachte heeft telkens geldbedragen overgemaakt ten laste van haar werkgever, met vervalsing van bankafschriften om ontdekking te voorkomen. Toen een en ander toch dreigde uit te komen heeft zij een brief vervalst, op naam van haar werkgever, om bij de bank te suggereren dat zij van haar werkgever een lening had gekregen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten.
Zij was reeds 32 jaar werkzaam bij haar werkgever, waarvan de laatste periode als administratief medewerkster. Daarbij genoot zij een groot vertrouwen en vele vrijheden.
Door haar handelen heeft de verdachte dat vertrouwen op grove wijze geschaad. Gelet op het enorme benadelingsbedrag is niet te verwachten dat de voormalig werkgever een substantieel deel van het benadelingsbedrag terug zal zien.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland te Rotterdam heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 maart 2018 en 13 juli 2018. De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Op basis van de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is het uitgangspunt voor fraude in het geval het benadelingsbedrag meer dan 1 miljoen euro bedraagt een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank zal een lange gevangenisstraf opleggen, maar minder lang dan genoemde 24 maanden en ook minder lang dan de gevangenisstraf die door de officier van justitie is geëist.
Redenen voor een lange gevangenisstraf zijn het enorme bedrag waarmee de verdachte haar werkgever – waar zij nota bene 32 jaar in dienst was – heeft benadeeld, de ernstige beschadiging van het vertrouwen dat haar werkgever en haar toenmalige echtgenoot in haar hebben gehad en de geraffineerde wijze waarop zij gedurende een lange periode steeds te werk is gegaan.
De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd evenwel aanleiding om een fors kortere gevangenisstraf op te leggen dan genoemde 24 maanden.
De rechtbank vindt, net als de officier van justitie, in het dossier geen bewijs dat deze geschiedenis anders is gegaan dan de verdachte heeft verklaard. Dit betekent dat de liefde en aandacht die de verdachte meende te ontvangen van haar buitenlandse Facebook vriend, volkomen illusoir – dus nep – was. De aandacht van de Facebookvriend ging niet uit naar de persoon van de verdachte; het ging hem immers alleen om het geld. De verdachte is uiteindelijk pas door de politie uit haar wanhopig romantische illusie geholpen.
Verder heeft de verdachte zelf geen financieel voordeel genoten van de gepleegde fraude. Integendeel, zij heeft eerst al haar eigen spaargeld overgemaakt naar haar buitenlandse ‘liefde’ en vervolgens geld dat zij had opgenomen door middel van een persoonlijke lening. Het geld heeft zij direct doorgesluisd naar het buitenland. Het gevolg voor haarzelf is dat zij huis, baan en man kwijt is. Verder heeft zij een enorme financiële schuld tegenover haar voormalige werkgever, die zij naar verwachting nooit zal kunnen inlossen.
Dat heeft zij allemaal aan zichzelf te danken, maar de rechtbank meent dat deze consequenties van haar handelen wel in ogenschouw moeten worden genomen bij de vraag welke straf passend is. Verder heeft de verdachte, na de ontdekking van de oplichting, haar volledige medewerking verleend aan het onderzoek.
Al met al heeft de rechtbank zeker niet de indruk dat sprake is van een doorgewinterde oplichtster die uitsluitend op eigen voordeel uit was. Het feit dat de verdachte op haar beurt ook slachtoffer is geweest van (een vorm van) oplichting brengt echter niet mee – zoals de raadsman heeft bepleit – dat kan worden volstaan met een voorwaardelijk strafdeel en een taakstraf. Daarvoor zijn de gepleegde strafbare feiten te ernstig en de verdachte onderscheidt zich hiermee ook van andere slachtoffers van ‘internetliefde’ die geen criminele activiteiten ondernemen om aan geld te komen.
Met de reclassering acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte na haar detentie wordt begeleid, ondersteund en behandeld met betrekking tot assertiviteit. Om dit mogelijk te maken zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet melden bij de reclassering en zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, dit alles zo lang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte dient voorts mee te werken aan een ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke door de reclassering van te stellen forensische polikliniek. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dit alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk gedurende een proeftijd van twee jaar, een passende straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij forensische polikliniek Fivoor te Rotterdam, of een andere soortgelijke door de reclassering vast te stellen forensische kliniek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de kliniek verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
mr. R.J.A.M. Cooijmans en mr. W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
01 januari 2015 tot 01 december 2017 te Dordrecht en/of Hoogvliet (Rotterdam)
opzettelijk meermalen (telkens)
een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van
1.128.517,19 euro)
dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam bedrijf 1]
en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedragen verdachte
uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als (administratief)
medewerker van voornoemd bedrijf [naam bedrijf 1] , in elk geval anders dan
door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
01 januari 2015 tot 01 december 2017 te Dordrecht en/of Hoogvliet (Rotterdam)
Meermalen (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van
1.128.517.19 euro)
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 1]
en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met
1 december 2017 te Dordrecht en/of Hoogvliet (Rotterdam) meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(één of meer medewerk(st)er(s) van) [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 1.128.517,19 euro, in elk geval een groot geldbedrag),
hebbende zij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- aan [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] gerichte facturen in het boekhoudprogramma/betalingssysteem ingevoerd ten behoeve van een zogeheten batch-betaling aan de rechtmatige crediteuren en/of
- (vervolgens) de gefactureerde bedragen (nogmaals) handmatig ingevoerd in het (Rabobank)betalingssysteem, waarbij zij in plaats van het op de factuur vermelde rekeningnummer haar (verdachtes) eigen rekeningnummer en/of dat van [naam (ex)partner verdachte] invoerde en aan de tenaamstelling haar eigen (meisjes)naam (, [naam verdachte] ) toevoegde en/of
- (vervolgens) haar eigen rekeningnummer en/of het rekeningnummer van [naam (ex)partner verdachte] en/of haar meisjesnaam van (een kopie/ uitdraai) van het bankafschrift verwijderd (met tip-ex) en/of (deze vervolgens gekopieerd) en/of
- (vervolgens) de door haar klaargezette betalingen/overboekingen en/of opgemaakte bescheiden ter verdere verwerking en/of betaling aangeboden aan voornoemde medewerk(st)er(s),

waardoor (voornoemde medewerk(st)er(s) van) [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;

2.
zij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
01 januari 2015 tot 01 december 2017 te Dordrecht meermalen (telkens)
(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig(e)
feit(en) te dienen, te weten bankafschriften van de Rabobank
(betreffende overschrijvingen van geldbedragen van bankrekeningen van het
bedrijf [naam bedrijf 1] , naar (een) bankrekening(en) van verdachte en/of
[naam (ex)partner verdachte] )
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door
op deze bankafschriften (na voornoemde overschrijvingen/overboekingen) haar,
verdachtes, gegevens en/of de gegevens van [naam (ex)partner verdachte] (te weten, naam en bankrekeningnummer) te verwijderen
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
3.
zij
op of omstreeks 14 november 2017 te Dordrecht en/of Hoogvliet (Rotterdam)
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
een brief van(uit) het bedrijf [naam bedrijf 1] , gericht aan de ING bank
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door
- op briefpapier van dit bedrijf zelf voornoemde brief op te maken en/of
- in deze brief, in strijd met de waarheid, te vermelden dat er sprake zou
zijn van een geldleningsovereenkomst tussen verdachte en [naam (ex)partner verdachte]
enerzijds en [naam bedrijf 1] anderzijds en/of
- ( daarbij) deze brief (ter ondertekening) te voorzien van de naam en
handtekening van [naam 1] (leidinggevende van [naam bedrijf 1] ),
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken.