In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte fungeerde gedurende een jaar als 'geldezel' en ontving aanzienlijke bedragen, in totaal meer dan één miljoen euro, op zijn bankrekeningen. Deze bedragen waren afkomstig van een bitcoinbeurs, wat de rechtbank aanleiding gaf om te vermoeden dat het geld uit misdrijf afkomstig was. De verdachte ontving in de periode van 16 september 2014 tot en met 28 augustus 2015 geldbedragen van de bitcoinbeurs Kraken, waarbij de uitbetalingen steeds onder de meldplicht van de banken bleven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat de ontvangen bedragen een legale herkomst hadden, vooral omdat hij zich op zijn zwijgrecht beriep tijdens het verhoor.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2014 tot en met 12 september 2015, te Rotterdam en/of elders in Nederland, meermalen geldbedragen tot een totaal van € 1.027.905,66 voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat deze bedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn rol in het delict, wat leidde tot een gedeeltelijke voorwaardelijke straf.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de impact op de integriteit van het financiële systeem heeft benadrukt. De verdachte is schuldig bevonden aan medeplegen van gewoontewitwassen, en de rechtbank heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.