Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 5 november 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het vonnis van 2 januari 2019 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief van 11 februari 2019 zijdens [eiseres] ten behoeve van de comparitie van partijen met producties;
- het proces-verbaal van de op 18 februari 2019 gehouden comparitie van partijen.
2.De vaststaande feiten
“(…) Verder ga ik onderstaand met onze directie bespreken.(…)”
14 november 2017 verstuurd aan [gedaagde 1] . Daarop stuurt [naam 1] op 16 november 2017 een e-mail aan [naam 4] met voor zover thans van belang het volgende:
3.De vordering
- de hoofdsom van primair € 12.656,60, althans subsidiair € 19.374,52, althans meer subsidiair een bedrag door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met primair de contractuele rente, subsidiair de wettelijke handelsrente en meer subsidiair de wettelijke rente, te rekenen vanaf primair dertig dagen na factuurdatum, althans subsidiair vanaf 10 maart 2018, althans meer subsidiair vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke kosten primair op grond van artikel 7 van de van toepassing zijnde algemene leveringsvoorwaarden van € 1.898,49, althans
- de hoofdsom van primair € 12.656,60, althans subsidiair € 19.374,52, althans meer subsidiair een bedrag door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met primair de contractuele rente, subsidiair de wettelijke handelsrente en meer subsidiair de wettelijke rente, te rekenen vanaf primair dertig dagen na factuurdatum, althans subsidiair vanaf 10 maart 2018, althans meer subsidiair vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke kosten primair op grond van artikel 7 van de van toepassing zijnde algemene leveringsvoorwaarden van € 1.898,49, althans
- de hoofdsom van primair € 12.656,60, althans subsidiair € 19.374,52, althans meer subsidiair een bedrag door de kantonrechter in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met primair de contractuele rente, subsidiair de wettelijke handelsrente en meer subsidiair de wettelijke rente, te rekenen vanaf primair dertig dagen na factuurdatum, althans subsidiair vanaf 10 maart 2018, althans meer subsidiair vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke kosten primair op grond van artikel 7 van de van toepassing zijnde algemene leveringsvoorwaarden van € 1.898,49, althans
- zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
4.Het verweer
e-mail aan gedaagden bevestigd, maar het was [eiseres] voldoende duidelijk, zo blijkt ook uit de antwoord e-mail van 14 november 2017 van gedaagden aan [eiseres] , dat de prijs nog definitief moest worden goedgekeurd. Die goedkeuring is er nooit gekomen en dus is er geen overeenstemming over de prijs van € 0,20 per envelop.
5.De beoordeling
€ 0,20 per envelop. De primaire vordering wordt daarom afgewezen.
€ 0,03 per envelop slechts € 2,25 aan loon per uur ontvangen, hetgeen fors lager is dan het in Nederland geldende wettelijk minimumloon.
€ 19.374,52 aan hoofdsom. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt echter van een hoofdsom inclusief transportkosten van € 19.306,90. Dit bedrag zal worden toegewezen, nu de grondslag voor het meerdere ontbreekt.
6.De beslissing
- € 1.050,01 aan verschotten;
- € 960,00 aan salaris voor de gemachtigde;
- beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;