Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[eiser 1] ,
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2] ,
[gedaagde 3] ,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser 1] en [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. De eiser, [eiser 1], vorderde ontruiming van het gehuurde pand, waarin de gedaagden kamers huren, op basis van de stelling dat de bewoning in strijd is met het bestemmingsplan. De gemeente Zwijndrecht had eerder een vooraankondiging gestuurd over de illegale bewoning van het pand. De gedaagden voerden aan dat de situatie niet hun schuld was en dat er geen spoedeisend belang was voor ontruiming. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiser 1] niet kon worden toegewezen, omdat de belangen van de gedaagden zwaarder wogen dan die van de eiser. De rechter concludeerde dat de huurovereenkomsten niet ontbonden konden worden op basis van de aangevoerde gronden, en dat de gedaagden niet onterecht in de woning verbleven. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, en [eiser 1] werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.