Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 2 augustus 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties.
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil
aldusbewerkstelligde vergunning die onherroepelijk is geworden.
4.De beoordeling
zonder meer aanspraak kan makenop een bonus, wanneer hij voldoet aan de voorwaarden. Funplaza heeft ter onderbouwing van haar andersluidende uitleg aangevoerd dat de bonusregeling er niet toe strekt dat Funplaza aan [eiser] een bonus
verschuldigd wordt, maar dat [eiser]
aanspraakop een bonus
kan maken, anders gezegd, het geeft volgens Funplaza [eiser] het recht aan te tonen dat van de door partijen beoogde situatie sprake is, waarna partijen “er uit moet komen”. Anders dan Funplaza kennelijk heeft willen betogen kan hieruit niet alsnog een bepaalde mate van beslissingsvrijheid voor Funplaza worden afgeleid. De tekst van de bonusregeling wijst juist in een andere richting, namelijk dat sprake is van keuzevrijheid aan de zijde van [eiser] om wel of niet aanspraak te maken op de bonus. Door Funplaza zijn geen relevante feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou moeten worden afgeleid dat partijen een andere bedoeling hebben gehad, dan wel dat de interpretatie van Funplaza bepalend moet worden geacht. Voor de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, waarop Funplaza een beroep heeft gedaan, bestaat evenmin voldoende aanleiding. De kantonrechter acht van belang dat Funplaza een professionele partij is en zij wordt geacht van de formulering van de bonusregeling vooraf de implicaties te hebben kunnen overzien. Ook na het opstellen van de bonusregelingen van 31 augustus 2005 en