Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
- verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 600,00.
4.Waardering van het bewijs
10,5gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
210,7gram lidocaïne, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
5.Strafbaarheid feiten
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod; en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.In beslag genomen voorwerpen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 2 en 3: een geldbedrag van € 600,00.
en/of heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en/of heroïne, zijnde cocaïne
en/of heroïneeen middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen ongeveer 6.294,9 gram paracetamol en/of 673 gram mannitol en/of 201 gram boorzuur (boric acid) en/of 104,6 gram fenacetine (phenacetin) en/of 21,6 gram lidocaïne, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).