ECLI:NL:RBROT:2019:2193

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
C/10/546708 / HA ZA 18-280
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na brand in hotel en de gevolgen van bestemmingswijziging voor verzekering

In deze zaak vorderde eiseres, een vennootschap onder firma die onroerend goed exploiteert, schadevergoeding van verschillende verzekeraars na een brand in haar hotel op 27 mei 2017. De verzekeraars weigerden dekking te verlenen, omdat het pand niet meer als hotel werd gebruikt, maar langdurig werd verhuurd aan een aannemersbedrijf voor huisvesting van werknemers. De rechtbank oordeelde dat de verzekeraars de dekking niet konden ontzeggen op basis van de dekkingsomschrijving, omdat de omschrijving onvoldoende duidelijk was. Echter, de rechtbank stelde vast dat er wel degelijk sprake was van een bestemmingswijziging, die eiseres niet tijdig had gemeld. Dit leidde tot het vervallen van het recht op schadevergoeding. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/546708 / HA ZA 18-280
Vonnis van 13 maart 2019
in de zaak van
vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J. Backx te Rotterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
HDI GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Duitsland en kantoorhoudende te Rotterdam,
3. de vennootschap naar vreemd recht
AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk en kantoorhoudende te Amstelveen,
4. de naamloze vennootschap
GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Diemen,
5. de naamloze vennootschap
FATUM GENERAL INSURANCE N.V.,
gevestigd te Curaçao en kantoorhoudende te Rotterdam,
6. de vennootschap naar vreemd recht
CHUBB EUROPEAN GROUP LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk en kantoorhoudende te Rotterdam,
7. de vennootschap naar vreemd recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel, België en kantoorhoudende te Rotterdam,
8. de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht, kantoorhoudende te Amstelveen,
gedaagden,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Verzekeraars genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 maart 2018 met producties 1-19,
  • de conclusie van antwoord van 20 juni 2018 met producties 1-20,
  • de oproepingsbrief van 12 september 2018,
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 december 2018,
  • het faxbericht van mr. Potharst van 10 januari 2019 naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met het exploiteren van onroerend goed. De vennoten zijn de heer [naam 1] (hierna: “ [naam 1] ”) en mevrouw [naam 2] . [eiseres] heeft in 1992 een pand te [plaats] (hierna: “het pand”) gekocht en verbouwd tot hotel, genaamd [naam hotel 1] met 28 hotelkamers en een beheerderswoning. [eiseres] heeft het pand niet zelf geëxploiteerd, maar verhuurd aan [naam stichting] . De bestuurder van [naam stichting] was [naam 3] (hierna: “ [naam 3] ”), de levenspartner van [naam 1] .
2.2.
Het hotel [naam hotel 1] werd van 1993 tot en met 2010 door [naam stichting] gedurende dertien weken per jaar verhuurd aan Nationale Vereniging De Zonnebloem (hierna: “de Zonnebloem”), een organisatie die activiteiten en vakanties organiseert voor mensen met een lichamelijke beperking.
2.3.
Op 25 september 2009 heeft [naam assurantietussenpersoon] , een door [eiseres] ingeschakelde assurantietussenpersoon, op basis van informatie van [eiseres] een elektronisch aanvraagformulier ingevuld voor een brandverzekering voor het pand. Hierop is – voor zover van belang – vermeld:

Hoofdactiviteit
Sectorhoofdactiviteit Onze hoofdactiviteit valt onder de sector: Hotel, Vakantieoord,
Conferentiecentrum
Hotel / conferentiecentrum Onze hoofdactiviteit valt onder de sub-sector: Hotel Café Restaurant
(…)
Omschrijving activiteiten
Omschrijving activiteiten Geef een korte omschrijving van al uw Hotel Café Restaurant
Activiteiten op deze locatie
2.4.
Op dezelfde dag dat het aanvraagformulier werd ingediend ontving [naam assurantietussenpersoon] van Marsh een meerkeuze-offerte voor de verzekering, met drie premievoorstellen van verschillende verzekeraars. Op basis van deze offerte is de verzekering Zaaks- en Bedrijfsschade – Uitgebreid (polisnummer [nummer polis 1] ) tot stand gekomen met als ingangsdatum 1 januari 2010 (hierna: “de verzekering”).
2.5.
Per 10 november 2010 heeft [naam stichting] het pand verhuurd aan Max Bögl, een Duits aannemersbedrijf dat betrokken was bij de Noord-Zuidlijn in Amsterdam en slaapplaatsen nodig had voor haar werklieden. In de huurovereenkomst is vermeld dat Max Bögl tot en met 31 december 2012 gemiddeld 60 slaapplaatsen huurt, verdeeld over de 28 kamers in het pand, en het bedrijfsappartement gelegen boven de kamers. De kale huursom bedroeg € 14.000,00 euro per maand. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder zorgt voor schoonmaak van de kamers en het linnengoed. De huurovereenkomst is voortgezet voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 voor een kale huursom € 10.000,00 per maand. Max Bögl heeft het pand tot 2015 gehuurd.
2.6.
Daarna heeft [eiseres] het pand vanaf januari 2016 verhuurd aan NL Jobs, een uitzendbureau van seizoenarbeiders in de tuinbouw. De huurovereenkomst tussen [eiseres] en NL Jobs is inhoudelijk identiek aan de voortgezette overeenkomst tussen [naam stichting] en Max Bögl.
2.7.
In het polis aanhangsel van de verzekering voor de termijn van 1 juli 2016 tot 1 juli 2017 met polisnummer [nummer polis 2] (voorheen geadministreerd onder polisnummer [nummer polis 1] ) is – voor zover van belang – op blad 1 en 3 vermeld:

verzekeringnemer [eiseres]
termijn van 01-07-2016 tot 01-07-2017
hoedanigheid Horeca exploitant
(…)
soort verzekering Zaak- en Bedrijfsschade – Uitgebreid
verzekerd is per 01-07-2016
001 EUR 1.616.419 gebouwen
EUR 1.616.419 totaal verzekerd bedrag
risicoadres [adres] , [plaats]
bestemming hotel-café-restaurant
(…)
voorwaarden Algemene voorwaarden Zaak- en
Bedrijfsschadeverzekeringen 2016 Mees
Bijzondere voorwaarden Zaak- en
Bedrijfsschadeverzekeringen Horeca 2015 Mees”
2.8.
De algemene voorwaarden luiden – voor zover van belang – als volgt:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1.7
Gebouw
De op het polisblad omschreven onroerende zaak (…)
1.8
Gevaarsobjecten
De gebouwen (…) op het (de) in het polisblad omschreven adres(sen)
1.28
Zakelijk belang
Het belang van verzekerde bij het behoud van de gevaarsobjecten uit hoofde van eigendom (…)
Artikel 2 Omvang van de dekking
2.1
Dekking
Verzekerd wordt het zakelijk belang tegen schade (…) indien en voor zover de schade het gevolg is van een gebeurtenis (…)
2.2
Gevaren/gebeurtenissen
(…)
2.2.1
Brand
(…)
2.9.
Artikel 6 van de algemene voorwaarden luidt – voor zover van belang – als volgt:

Artikel 6 Bekendheid en risicowijziging(…)
6.2.
Verzekeraars zijn bekend met (…) gebruik van de gevaarsobjecten bij het begin van de overeenkomst (…).
6.4.
Indien de/het op het polisblad vermelde
- bestemming wijzigt (…) geldt dat verzekerde daarvan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee maanden nadat hij van de bedoelde wijziging op de hoogte is, mededeling dient te doen aan verzekeraars. (…) Als verzekerde verzuimt binnen de gestelde termijn mededeling te doen van de risicowijziging, hebben verzekeraars de mogelijkheid om de verzekering niet of op andere wijze voort te zetten als zij aannemelijk maken dat zij dit zouden hebben gedaan als zij van de risicowijziging in kennis waren gesteld. In dat geval geldt het volgende:
- indien de verzekering niet zou zijn voortgezet, vervalt alle recht op schadevergoeding (…)
2.10.
Op 27 mei 2017 is brand ontstaan in het pand, waardoor het teniet is gegaan.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht te verklaren dat Verzekeraars gehouden zijn de schade ten gevolge van de brand op 27 mei 2017, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2017, althans vanaf een door de rechtbank vast te stellen datum tot aan de dag van de algehele voldoening, naar rato van hun aandeel op de polis conform het bepaalde in de polis te vergoeden aan eiseres,
  • Verzekeraars hoofdelijk te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te vergoeden de buitengerechtelijke kosten, nader door de rechtbank conform de toepasselijke staffel te begroten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat door betaling van de een de ander gekweten zal zijn,
  • Verzekeraars hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, met dien verstande dat door betaling van de een de ander gekweten zal zijn, en
  • Verzekeraars hoofdelijk te veroordelen in de nakosten, met dien verstande dat door betaling van de een de ander gekweten zal zijn.
3.2.
[eiseres] legt daaraan het volgende ten grondslag. [eiseres] heeft een (brand)verzekering afgesloten bij Verzekeraars voor het hotel [naam hotel 1] . Op 27 mei 2017 is het hotel door brand teniet gegaan. Verzekeraars dienen dekking te verlenen onder de verzekering.

4.Het verweer

4.1.
Verzekeraars hebben verweer gevoerd en hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis bij non-betaling.
4.2.
Verzekeraars hebben daartoe het volgende aangevoerd. Verzekeraars hoeven geen dekking te verlenen onder de polis, omdat het verzekerd interest ten tijde van de brand niet meer overeenkwam met de omschrijving daarvan in de polis. Subsidiair is sprake van een bestemmingswijziging als bedoeld in artikel 6.4 algemene voorwaarden (eerste gedachtestreepje). Daarnaast beschikt [eiseres] niet meer over een geldige vergunning, zoals bedoeld in artikel 3 bijzondere voorwaarden, en dat moet worden gezien als risicoverzwaring. [eiseres] heeft verzuimd deze bestemmings-/risicowijziging aan Verzekeraars te melden, waardoor ieder recht op schadevergoeding is komen te vervallen nu de Verzekeraars de verzekering niet (op dezelfde wijze) zouden hebben voortgezet. Meer subsidiair doen Verzekeraars een beroep op artikel 15 bijzondere voorwaarden, vanwege de schending van preventieve garanties als bedoeld in artikel 17 (Garantie Brandmeldinstallatie) en artikel 26 (Garantie Elektrische installatie) bijzondere voorwaarden. Schending van deze garanties heeft tot gevolg dat een verhoogd eigen risico van € 25.000,00 van toepassing is.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de verzekering tussen hen tot stand is gekomen. Verzekerd is de op het polisblad omschreven onroerende zaak aan [adres] te [plaats] (het pand) tegen schade die het gevolg is van brand (r.o. 2.7 en 2.8). Ook is niet in geschil dat op 27 mei 2017 een brand is ontstaan, waardoor het pand teniet is gegaan (r.o. 2.10). Verzekeraars weigeren echter dekking te verlenen, omdat – zo hebben zij in de kern genomen aangevoerd – het pand niet meer werd gebruikt als hotel.
Primair: het verzekerd interest
5.2.
Het primaire verweer van Verzekeraars is dat er geen dekking is omdat de verzekering uitsluitend het risico van schade aan het pand dekt als het gebruik van het pand in overeenstemming is met de omschrijving daarvan in de polis. Bij de beoordeling van dit verweer gaat het om de uitleg van de polis. Op het polis aanhangsel van 18 juli 2016, die alle eerdere afgegeven aanhangsels en de originele polis vervangt, is vermeld dat het verzekerde pand als bestemming heeft: “
hotel-café-restaurant”.
5.3.
Welke uitleg aan de in de polis opgenomen bestemming gegeven moet worden, dient te worden beoordeeld aan de hand van het zogeheten ‘Haviltex-criterium’: de rechtsgevolgen van een overeenkomst worden in de eerste plaats bepaald door hetgeen partijen zijn overeengekomen, waarbij het niet alleen aankomt op een (zuiver) taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst maar ook op hetgeen partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vlg. artikelen 3:33 en 3:35 BW). Mede van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kring partijen behoren en welke rechtskennis van hen kan worden verwacht. Ook de taalkundige betekenis die de bewoordingen van een beding in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, is bij de uitleg van dat beding van belang.
5.4.
Uitgangspunt is dat het een verzekeraar vrijstaat om met de dekkingsomschrijving de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen (vgl. HR 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9435, NJ 2006, 326). Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij – op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is – binnen een samenhangend feitencomplex onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht tegen elkaar aan liggen (HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793).
5.5.
Verzekeraars hebben ter zitting verklaard dat de offerte op grond waarvan de verzekeringsovereenkomst is opgesteld is voortgekomen uit een systeem van Marsh , dat in feite een acceptatietool is en Memoris heet. Het systeem genereert naar aanleiding van de antwoorden van de verzekerde op overwegend meerkeuzevragen, automatisch een aantal offertes, waaruit de verzekerde de meest gunstige kan kiezen. Om het formulier overzichtelijk te houden, is het aantal vragen en de mogelijke antwoorden daarop beperkt.
[eiseres] heeft bij het invullen van het aanvraagformulier bij de sector hoofdactiviteit gekozen voor “
Hotel, Vakantieoord, Conferentiecentrum” (zie r.o. 2.3). Bij de sub-sector heeft [eiseres] gekozen voor “
Hotel-café-restaurant” (zie r.o. 2.3). Naar Verzekeraars onbetwist hebben gesteld had [eiseres] bij de sub-sector ook kunnen kiezen tussen voor ‘
Pension, kamerverhuurbedrijf (Geen studenten)’ en ‘
Pension, kamerverhuurbedrijf (Ook studenten)’. Geen van deze begrippen is gedefinieerd in de polisvoorwaarden. Niet gesteld, noch gebleken is dat deze begrippen elders zijn gedefinieerd of toegelicht.
5.6.
Verzekeraars hebben zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] bij de sector waar haar hoofdactiviteit onder valt ten onrechte heeft aangegeven dat sprake is van een hotel en dat zij had moeten aangeven dat sprake is van een pension. Ter zitting is namens Verzekeraars verklaard dat aan de hand van normaal spraakgebruik moet worden beoordeeld wat een hotel is en wat een pension en dat [naam hotel 1] niet in gebruik was als hotel maar veeleer als pension. In een hotel kunnen reizigers tegen betaling op een kamer overnachten, terwijl mensen in een pension om allerlei redenen verblijven. Een hotel wordt voor een verblijf van korte duur gebruikt en een pension voor een verblijf van langere duur. De service in een pension is vaak eenvoudiger dan in een hotel.
5.7.
[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat bij beantwoording van de vraag of iets een hotel is, bepalend is of er kamers worden verhuurd. Immers, in een hotel kunnen ook anderen dan reizigers verblijven, gasten kunnen er langdurig verblijven en er zijn hotels met een zeer beperkt serviceniveau. [eiseres] weet niet beter dan dat bij de totstandkoming van de polis alleen is gevraagd naar het doel/bestemming “
hotel, conferentieoord, vakantieoord” met als subcategorie “
horeca”. Het was een systeem met beperkte invulmogelijkheden.
5.8.
De rechtbank verwerpt het verweer van Verzekeraars. Het aanvraagformulier genereerde in het veld waarin de bestemming van het pand moest worden ingevuld een aantal opties, waaronder enerzijds hotel en anderzijds pension. Deze begrippen zijn niet in het formulier en ook niet nadien in de polis, gedefinieerd of toegelicht. Daarmee is sprake van een globale omschrijving van de bestemming van het pand. Dit brengt in beginsel een ruime uitleg met zich. Daarbij komt dat zowel het woord hotel als het woord pension in normaal spraakgebruik op verschillende manieren wordt uitgelegd en dat sprake is van veel overeenkomsten tussen een hotel en pension (zo is steeds sprake van kamerverhuur voor zowel korte als langere duur en kan in zowel een hotel als in een pension sprake zijn van een zeer beperkt serviceniveau). Anders dan door Verzekeraars ter zitting betoogd, kan [eiseres] of een tussenpersoon, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet weten welk onderscheid Verzekeraars exact bedoelen bij het gebruik van de termen hotel en pension en wat Verzekeraars met dit onderscheid voor ogen staat. Weliswaar staat het Verzekeraars vrij onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht tegen elkaar aan liggen, maar dat onderscheid dient dan wel objectief te kunnen worden bepaald en kenbaar te zijn voor de wederpartij. Daarbij geldt dat als dit onderscheid in de bestemming van het pand voor Verzekeraars van zodanig belang is dat het bepalend is voor het verlenen van dekking en/of de voorwaarden waaronder dit wordt gedaan, van Verzekeraars had mogen worden verwacht dat zij dit expliciet onder de aandacht van [eiseres] hadden gebracht en dat zij de begrippen hadden gedefinieerd en afgebakend, zodat één en ander voor [eiseres] duidelijk was geweest. Nu er echter slechts een aantal opties was waar [eiseres] uit kon kiezen als bestemming van het pand, het verschil tussen deze opties niet voldoende duidelijk kenbaar is gemaakt aan [eiseres] en zij niet uitdrukkelijk gewezen is op het belang van een correcte omschrijving van de bestemming van het pand – noch in het aanvraagformulier, noch in de polis – kan [eiseres] niet om de enkele reden dat het feitelijke gebruik van het pand niet in overeenstemming zou zijn met de omschrijving daarvan op de polis, de dekking worden ontzegd.
Subsidiair: artikel 6.4 van de algemene voorwaarden
5.9.
Bij de beoordeling van het subsidiaire verweer van Verzekeraars, het beroep op artikel 6.4 van de algemene voorwaarden, stelt de rechtbank voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat deze algemene voorwaarden van toepassing zijn. Nu Verzekeraars zich beroepen op de rechtsgevolgen van artikel 6.4, is het aan hen om te stellen – en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen – dat sprake is van een bestemmingswijziging, die zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen twee maanden na de bestemmingswijziging aan hen had moeten worden gemeld en dat [eiseres] heeft verzuimd dit te melden. Vervolgens is het ook aan Verzekeraars om aannemelijk te maken dat zij de verzekering niet zouden hebben voortgezet, indien de bestemmingswijziging wel tijdig aan hen was gemeld. Alleen in dat geval is het recht op schadevergoeding voor [eiseres] vervallen.
Bestemmingswijziging
5.10.
Verzekeraars stellen dat een pand, waarin arbeidsmigranten worden gehuisvest naar zijn aard een andere bestemming is dan een hotel. Verzekeraars stellen dat al een aantal jaar geen sprake was van een hotel, omdat er geen reizigers in het pand verbleven, maar arbeidsmigranten die er langdurig verbleven, terwijl het niet mogelijk was om los een hotelkamer te boeken. Er was volgens Verzekeraars ook geen sprake van een restaurant, maar van een gezamenlijke keuken waarin de arbeidsmigranten zelf mochten koken.
5.11.
[eiseres] heeft aangevoerd dat zij het pand steeds als hotel heeft verhuurd en het pand ook steeds als zodanig heeft gefungeerd. Het pand is naar aard, bestemming en inrichting altijd een hotel geweest en beschikte over de gebruikelijke hotelfuncties, zoals 28 hotelkamers, een beheerder, schoonmaak, linnengoed en een receptie. De exploitant moest toeristenbelasting afdragen en de gemeente en de brandweer hebben het pand in het kader van vergunning en controles altijd als hotel beschouwd. Het hotel was altijd voor een gesloten groep personen bestemd. Er was altijd sprake was van verhuur van kamers of bedden.
5.12.
De rechtbank is van oordeel dat vanaf november 2010, vanaf het moment dat het pand langdurig werd verhuurd aan Max Bögl (zie r.o. 2.5), sprake was van een bestemmingswijziging in de zin van artikel 6.4 van de algemene voorwaarden. Net als bij het primaire verweer gaat het ook hier om een uitlegvraag, in dit geval van de algemene voorwaarden. In aanvulling op voormelde maatstaf (r.o. 5.3 en 5.4) is van belang dat tussen [eiseres] en Verzekeraars niet over de algemene voorwaarden is onderhandeld. De uitleg hiervan is dan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting (zie ook Hof Den Bosch 20 november 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4783). Dit betekent in deze zaak dat de uitleg van artikel 6.4 – in tegenstelling tot de uitleg van de polis zoals hiervoor besproken – meer verschuift naar een objectieve uitleg. De rechtbank neemt bij haar beoordeling de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
5.13.
Uit de polis blijkt dat de bestemming van het pand een hotel-café-restaurant is (r.o. 2.7). Op grond van artikel 6.4 van de algemene voorwaarden moet de verzekerde, als de bestemming wijzigt, zo snel mogelijk mededeling doen van deze risicowijziging.
5.14.
Het pand werd bij aanvang van de verzekering geëxploiteerd door [naam stichting] , die het gedurende dertien weken per jaar verhuurde aan De Zonnebloem (zie r.o. 2.2). [eiseres] heeft ter zitting onbetwist verklaard dat het pand werd gebruikt als groepsaccommodatie. Naast de Zonnebloem verbleven andere Zonnebloemachtige organisaties in het pand. Individuele vakantieboekingen waren niet aan de orde, maar er verbleven ook gasten die niet verbonden waren aan één van de zojuist bedoelde organisaties, bijvoorbeeld mensen die net uit een echtscheiding kwamen, studenten en families. [naam stichting] verzorgde ontbijt, lunch en diner. Bij de Zonnebloem verzorgde [naam 3] samen met vrijwilligers van die organisatie een maaltijd.
5.15.
Vervolgens is het gehele pand (60 slaapplaatsen op de 28 aanwezige kamers en het bedrijfsappartement boven de kamers) per 10 november 2010 door [naam stichting] aan Max Bögl verhuurd. Er was sprake was van een door Max Bögl te betalen kale huursom per maand voor alle kamers in het pand (zie r.o. 2.5). Verzekeraars hebben onbetwist gesteld dat er alleen werknemers van Max Bögl in het pand verbleven. Max Bögl diende volgens de huurovereenkomst zorg te dragen voor schoonmaak en linnengoed. Er was sprake van een gezamenlijke keuken, waarin de werknemers zelf mochten koken. De kosten van gas, water en licht en dergelijke kwamen voor rekening van Max Bögl. Kortom, Max Bögl huurde – net als nadien NL Jobs (zie r.o. 2.6) – dus niet per kamer of bed, maar huurde het gehele pand en plaatste daar haar werknemers in. Dat Max Bögl, als huurder van het pand, zelf het pand als hotel exploiteerde (door kamers of bedden te verhuren) is niet gesteld en ook niet gebleken.
5.16.
Of, zoals door [eiseres] aangevoerd, het pand beschikte over de gebruikelijke hotelfuncties, zoals een receptie, schoonmaak en het verstrekken van linnengoed, is onder voornoemde omstandigheden niet relevant voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een bestemmingswijziging. Immers, een deel van deze functies was op grond van de huurovereenkomst nu juist aan Max Bögl toebedeeld, de huurder van het pand die daarmee uitsluitend slaapplaatsen voor haar eigen werknemers verzorgde. De stelling van [eiseres] dat Max Bögl toeristenbelasting betaalde, is door Verzekeraars gemotiveerd betwist en door [eiseres] niet onderbouwd. Hierbij komt dat, als Max Bögl toeristenbelasting betaalde, dit niet zonder meer bepalend is voor de vraag of het pand haar hotelfunctie heeft behouden. De stelling van [eiseres] dat de gemeente en de brandweer het pand altijd als hotel hebben beschouwd, is voor de beoordeling of sprake is van een bestemmingswijziging evenmin relevant. [eiseres] mocht op grond daarvan niet gerechtvaardigd vertrouwen dat met de verhuur van het pand aan Max Bögl geen sprake was van een bestemmingswijziging. De rechtbank laat in het midden hoe lang het verblijf van de werknemers precies was, nu met het voor lange tijd exclusief verhuren van het pand aan Max Bögl voor gebruik door haar werknemers, hoe dan ook geen sprake meer was van gebruik van het pand als hotel.
5.17.
Het betoog van [eiseres] dat altijd sprake was van verhuur per beslapen bed, dat het door Max Bögl betaalde vaste bedrag per maand een voorschot was dat werd gevolgd door een eindafrekening en dat de receptie bijhield hoeveel overnachtingen er daadwerkelijk waren, volgt de rechtbank – gelet op het voorgaande – niet. [eiseres] heeft nagelaten om dit voldoende te onderbouwen, terwijl zij daartoe wel in staat moet worden geacht en in de gelegenheid is geweest. Dat zij de papieren registratie van de receptie niet kon overleggen, omdat die door de brand, zo heeft [eiseres] ter zitting verklaard, verloren is gegaan, doet daar niet aan af. [eiseres] had bijvoorbeeld (ook) bankafschriften met daarop vermeld het (door Max Bögl betaalde) voorschot en de (door Max Bögl terug ontvangen gelden in verband met de) eindafrekening kunnen overleggen of de (eind)facturen zelf. Uit de door [eiseres] ter zitting overgelegde producties volgt in ieder geval onvoldoende dat sprake was van verhuur per beslapen bed. In de e-mail van 6 november 2012 is immers vermeld dat de huur wordt verlaagd, omdat Max Bögl minder mensen (namelijk geen 60-65 personen, maar circa 40) in het pand heeft. De kale huursom per maand is per 1 januari 2013 verlaagd van € 14.000,00 naar € 10.000,00 (zie r.o. 2.5). Uit de e-mail van 3 juni 2016 blijkt dat NL Jobs in de eerste weken van 2016 een extra bezetting in het pand heeft gehad en daarvoor een factuur vraagt. Er is sprake van 16 bedden bovenop de 60 bedden in 28 slaapkamers. Hieruit volgt in het beste geval dat extra beslapen bedden in rekening werden gebracht, maar niet dat onder de huurovereenkomst de mogelijkheid bestond om minder bedden af te nemen en dus ook niet dat sprake was van verhuur per beslapen bed.
5.18.
Aan het bewijsaanbod van [eiseres] om de registratie van NL Jobs te overleggen, gaat de rechtbank voorbij. [eiseres] had deze registratie al eerder in het geding kunnen brengen. Bovendien heeft [eiseres] slechts gesteld dat hieruit volgt voor welke duur mensen in het hotel verbleven. Gelet op het voorgaande is een bewijsaanbod op dat punt niet ter zake dienend.
5.19.
Op grond van al het voorgaande is voldoende komen vast te staan dat sprake was van een bestemmingswijziging in de zin van artikel 6.4 van de algemene voorwaarden, omdat een hotel naar zijn aard een andere bestemming is, dan een pand dat voor langere duur in zijn geheel wordt verhuurd aan een aannemersbedrijf of een uitzendorganisatie die daarin haar werknemers kan huisvesten.
5.20.
Verzekeraars hebben onbetwist gesteld dat [eiseres] (die de exploitatie van het pand aan [naam stichting] overliet) van de bestemmingswijziging op de hoogte was. Dit blijkt ook uit hetgeen [eiseres] zelf naar voren heeft gebracht, namelijk dat zij voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst het verzoek heeft gekregen van Max Bögl of de werklieden zich op het adres van het hotel konden inschrijven en dat zij hierover een gesprek met de gemeente heeft gehad. [eiseres] was dus op de hoogte van de huurovereenkomst en het langdurige verblijf van werknemers van Max Bögl in het pand en daarmee van de bestemmingswijziging.
5.21.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een bestemmingswijziging in de zin van artikel 6.4 van de algemene voorwaarden en dat [eiseres] daarvan op de hoogte was.
Recht op schadevergoeding vervallen
5.22.
De volgende vraag die moet worden beantwoord, is of door het verzuim om de bestemmingswijziging te melden alle recht op schadevergoeding is vervallen. Het is aan Verzekeraars om aannemelijk te maken dat zij de verzekering niet zouden hebben voortgezet, indien de bestemmingswijziging tijdig aan hen was gemeld. Alleen in dat geval is alle recht op schadevergoeding vervallen.
5.23.
Verzekeraars hebben gesteld dat zij de verzekering bij tijdige melding van de bestemmingswijziging niet zouden hebben voortgezet, omdat zij niet bereid zijn het risico van schade aan een gebouw te accepteren als het gaat om huisvesting van arbeidsmigranten. Het risico is voor Verzekeraars te groot, omdat er een verhoogd brandgevaar is en daarmee grotere kans op waterschades. Verder is er ook een grotere kans op andere schade aan het pand. Dit alles onder meer als gevolg van zeer intensief gebruik van de kamers door meerdere personen tegelijk, de installatie van huishoudelijke apparatuur op de kamers en het gebruik door de bewoners van gemeenschappelijke ruimtes zoals de keuken.
In de poolovereenkomst tussen Verzekeraars en Mees & Zoonen is daarom expliciet bepaald dat Mees & Zoonen het risico “pensions voor gastarbeiders” niet mag accepteren. Verzekeraars hebben hun stelling verder onderbouwd met een verklaring van een acceptatie specialist brand zakelijk voor gevolmachtigden van Delta Lloyd, een verklaring van een acceptant van de afdeling acceptatie provinciaal brand van Delta Lloyd en een lijst van risico’s waarvan Delta Lloyd met gevolmachtigden is overeengekomen dat de gevolmachtigden deze risico’s niet mogen accepteren.
5.24.
[eiseres] heeft betwist dat Verzekeraars de verzekering niet zouden hebben voortgezet, als zij de bestemmingswijziging aan Verzekeraars had meegedeeld. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verzekering voor hotel [naam hotel 2] , eveneens eigendom van [eiseres] , niet is gewijzigd naar aanleiding van een mededeling op 5 april 2017 dat het hotel zijn kamers verhuurt aan NL Jobs, die daarin zijn uitzendkrachten huisvest. Deze mededeling is op 4 mei 2017 als “kennisgeving” aangenomen en aangetekend op de polis. [eiseres] heeft verder betwist dat werklieden of seizoenarbeiders als hotelgast een verhoogd risico opleveren, zodat ook daarom Verzekeraars geen reden zouden hebben gehad de verzekering te beëindigen.
5.25.
[eiseres] heeft de redenen die Verzekeraars aan hun acceptatiebeleid ten grondslag hebben gelegd weliswaar als onjuist aangemerkt, maar zij heeft dit niet uitgewerkt of toegelicht. Verzekeraars daarentegen hebben hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd wel gemotiveerd weersproken. Immers, Verzekeraars hebben er onweersproken op gewezen dat het risico van de verzekering voor hotel [naam hotel 2] sinds 1 juli 2017 niet meer wordt gedragen door Verzekeraars, maar door [naam agentschap] , zodat er voor hen geen aanleiding was deze verzekering te beëindigen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat Verzekeraars voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij de verzekering niet zouden hebben voortgezet, indien de bestemmingswijziging van [naam hotel 1] tijdig aan hen was gemeld. Gevolg daarvan is dat het recht op schadevergoeding van [eiseres] is komen te vervallen.
Proceskosten
5.26.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Verzekeraars op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat €
1.086,00(2 punten × tarief € VIII)
Totaal € 1.712,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Verzekeraars tot op heden begroot op € 1.712,00 en indien op de veertiende dag na betekening van het vonnis nog niet betaald is, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf dat moment tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler, mr. S.M. den Hollander en mr. K.J. van den Herik en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2019.
3095, 2872, 182