Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Het verloop van het geding
- conclusie van antwoord, met producties;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 24 januari 2019;
- ter gelegenheid van de comparitie van partijen door eiseres overgelegde
2.De vaststaande feiten
‘OVEREENKOMST GEBRUIK SQUASHBANEN’gesloten, waarin eiseres als ‘eigenaar’ en gedaagde als ‘gebruiker’ is aangeduid en waarin, voor zover thans van belang, het volgende is bepaald:
“(…)
“(…) Zoals inmiddels een aantal keren aangegeven, de Squashvloer is niet veilig en de belastbaarheid zoals aangegeven (250kg de m2) blijkt niet te kloppen. Ik denk dat dit ook te maken heeft met de slechte staat van de vloeren, aangezien deze nooit goed zijn onderhouden of gerenoveerd. Momenteel lopen mijn leden de kans om een blessure op te lopen en eventueel hun enkels te verzwikken. Ik vind dat de verhuurder van Squashbanen tenminste zorg moet dragen dat de vloer waarop wordt gesport in orde is. Mijn voorstel is om de vloerdelen (te laten) weghalen en dat we deze kosten delen. Zoals eerder mondeling voorgesteld kunnen we er ook voor kiezen om de vloer nog beter te beschermen met meer MDF-platen, ook deze kosten ben ik bereid te delen.
“(…) Hierbij bevestigen we dat de gebruikersovereenkomst voor het gebruik van de squashbanen is opgezegd met ingang van 1 september 2017.
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
31 augustus 2018. Het bedrag van € 1.435,42 komt overeen met de maandelijkse huurprijs. Of eiseres daadwerkelijk maandelijks een bedrag van deze grootte aan omzet heeft gederfd is evenwel afhankelijk van het antwoord op de vraag of zij erin zou zijn geslaagd deze banen na het einde van de huurovereenkomst met gedaagde daadwerkelijk te verhuren. In dat kader is niet alleen van belang of de vloer van de twee aan gedaagde verhuurde squashbanen na het einde van de overeenkomst met hem nog geschikt was voor verhuur als squashbaan, maar ook de bezettingsgraad van alle (8) banen in het squashcentrum.
6.De beslissing
woensdag 17 april 2019voor het nemen van een akte uitlaten door beide partijen als hiervoor in rechtsoverweging 5.13 in verband met rechtsoverwegingen 5.8 respectievelijk 5.9 tot en met 5.11 bedoeld;