ECLI:NL:RBROT:2019:2107

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
10/221721-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel

Op 22 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de PI Dordrecht. De officier van justitie, mr. D. van Zetten, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 november 2018 in Rotterdam zeven pakjes zalm heeft weggenomen uit een supermarkt, met de intentie om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar heeft vastgesteld dat het bewezen verklaarde feit diefstal oplevert.

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een lange geschiedenis van soortgelijke delicten en heeft eerder een ISD-maatregel opgelegd gekregen. Ondanks eerdere veroordelingen en toezicht van de reclassering, heeft de verdachte geen gedragsverandering laten zien en is het recidiverisico hoog. De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te begeleiden naar hulpverlening en om de kans op toekomstig delictgedrag te verlagen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte voor de duur van twee jaar te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders, zonder aftrek van het voorarrest. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/221721-18
Datum uitspraak: 22 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Dordrecht,
raadsman mr. E. Janse, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 7 november 2018 te Rotterdam 7 pakjes zalm, die toebehoorde
n, aan [naam supermarkt] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal op 7 november 2018. Hij heeft in een supermarkt diverse levensmiddelen in zijn jaszak gestopt en heeft de winkel verlaten zonder de goederen bij de kassa af te rekenen.
Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij weinig respect heeft voor de eigendommen van anderen. Hij veroorzaakt niet alleen financiële schade, maar ook veel ergernis en overlast voor het winkelpersoneel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte al vele malen is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast is in 2009 een ISD-maatregel opgelegd en liep hij ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit in een drietal proeftijden van een voorwaardelijke straf.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, afdeling Antes heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 januari 2019. In dit rapport staat dat sprake is van een langdurig patroon inzake vermogensdelicten (met name winkeldiefstal), wat lijkt samen te hangen met de pro-criminele levensstijl en jarenlange middelenverslaving van de verdachte.
De verdachte is in 2009 veroordeeld tot de ISD-maatregel. Gedurende deze maatregel heeft de verdachte aan geen enkel programma meegewerkt en heeft hij derhalve de hele maatregel uitgezeten in detentie.
Na de beëindiging van deze ISD-maatregel heeft de verdachte vervolgens onder toezicht van de reclassering gestaan onder zeven parketnummers. De verdachte is voor het laatst veroordeeld op 16 augustus 2018 wegens het plegen van een winkeldiefstal.
De verdachte staat sinds 2012 onder toezicht van reclassering Antes en momenteel is er toezicht met een lopende proeftijd onder drie parketnummers. Tot op heden is het voor de reclassering onmogelijk gebleken om een gedragsverandering te bewerkstelligen en het recidiverisico te verlangen, met name vanwege de zorgmijdende houding van de verdachte.
De verdachte is altijd afsprakentrouw geweest bij de reclassering, echter heeft hij nooit meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden zoals een behandelverplichting ten aanzien van zijn verslavingsproblematiek.
Meerdere toeleidingspogingen naar hulpverlening zijn mislukt vanwege de gebrekkige motivatie van de verdachte hetgeen lijkt samen te hangen met zijn psychische en verslavingsproblematiek. Daarnaast heeft de verdachte aangegeven niet verder te willen met de reclassering. Het voortzetten van het toezicht of het opnieuw opleggen van toezicht lijkt dan ook weinig tot geen meerwaarde te hebben.
Er is sprake van middelenproblematiek en vermoedelijk van psychische problematiek. Vanwege het gebrek aan diagnostiek heeft de reclassering geen volledig inzicht in het psychosociaal functioneren van de verdachte. Gelet op de problemen op alle leefgebieden en de lage ontvankelijkheid van de verdachte wordt het recidiverisico als hoog ingeschat.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Vanwege de problemen op meerdere leefgebieden, het hoge recidiverisico en de lage ontvankelijkheid van de verdachte, is een civielrechtelijke- (BOPZ) of strafrechtelijke maatregel (ISD) naar het oordeel van de reclassering de enige mogelijkheid om de verdachte toe te leiden naar hulpverlening en de kans op toekomstig delictgedrag te verlagen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens zijn strafblad in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en taakstraffen.
Daarnaast moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De verdachte lijkt niet gemotiveerd voor enige behandeling en hij heeft blijk gegeven weinig inzicht te hebben in zijn problematiek en in het recidiverende karakter van zijn gedrag. De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting aangegeven dat er volgens hem nog andere oplossingen zijn die niet zijn geprobeerd en die minder ingrijpend zijn, bijvoorbeeld het voorwaardelijk opleggen van de ISD-maatregel. De rechtbank ziet echter deze andere mogelijkheden niet. Verdachte weigert elke vorm van hulp die hij krijgt aangeboden. De problemen die hij heeft en die ervoor zorgen dat hij strafbare feiten blijft plegen (geen woning, drugsgebruik en geen dagbesteding) worden daarmee niet opgelost. Daarbij heeft de verdachte geweigerd mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek dat aangevraagd was om te bezien of sprake zou kunnen zijn van verslaving en of psychiatrische stoornissen op basis waarvan onder meer een behandeltraject zou kunnen worden opgezet.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat nu het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van het voorarrest. Daarbij is mede gelet op ernst van het begane feit en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Alles afwegend wordt oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 november 2018 te Rotterdam 7 pakjes zalm, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam supermarkt] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.