In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2019 uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel voor een ongewenst vreemdeling, die momenteel verblijft in de penitentiaire inrichting Veenhuizen. De veroordeelde, geboren in Algerije, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is sinds 7 juni 2018 onderworpen aan de ISD-maatregel, opgelegd door het gerechtshof te ’s-Gravenhage. De rechtbank heeft de noodzaak van de voortzetting van deze maatregel beoordeeld naar aanleiding van een verzoek van de veroordeelde, ingediend op 27 december 2018, en een aanvullende verklaring van de directeur van de inrichting op 15 februari 2019.
Tijdens de openbare behandeling op 21 februari 2019 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie pleitte voor voortzetting van de ISD-maatregel, terwijl de raadsman beëindiging bepleitte, stellende dat de maatregel in strijd is met de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank overwoog dat de ISD-maatregel nog steeds noodzakelijk is, gezien de hoge kans op recidive en de onduidelijkheid rondom de terugkeer van de veroordeelde naar Algerije. De rechtbank concludeerde dat de doelstellingen van de ISD-maatregel, namelijk de beveiliging van de samenleving en de bevordering van terugkeer, nog steeds haalbaar zijn, ondanks de moeilijkheden bij het verkrijgen van de juiste documenten.
De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel afgewezen en besloten dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt voortgezet. De rechtbank benadrukte dat de veroordeelde nog steeds begeleid wordt in zijn terugkeer en dat er geen reden is om aan te nemen dat verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol zou zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 maart 2019.