ECLI:NL:RBROT:2019:2070

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
10/115117-18 en 10/249363-18 / TUL: 10/009133-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel voor poging tot diefstal met braak uit een restaurant en een woning

Op 7 maart 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal met braak uit een voormalig restaurant en een leegstaande woning. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een voorwaardelijke ISD-maatregel met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 13 juni 2018 heeft geprobeerd in te breken in een leegstaand restaurant door een deur te vernielen, en op 23 november 2018 samen met een ander in een woning in Schiedam heeft ingebroken om koperen leidingen te stelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede tenlastegelegde feit in de eerste zaak, maar achtte de poging tot diefstal in beide zaken wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een voorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling van de verslavingsproblematiek van de verdachte. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat deze reeds ten uitvoer was gelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/115117-18 en 10/249363-18
Parketnummer vordering TUL: 10/009133-18
Datum uitspraak: 7 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Polen) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. S. de Goede, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/115117-18 onder 1 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/249363-18 ten laste gelegde;
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/115117-18 onder 2 ten laste gelegde;
  • voorwaardelijke oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden als genoemd in het reclasseringsrapport van 28 januari 2019;
  • niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/009133-18.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (parketnummer 10/115117-18; feit 2)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/115117-18 onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
Parketnummer 10/115117-18; feit 1 primair
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft getracht zich de toegang tot het in de tenlastelegging bedoelde restaurant te verschaffen door een deur daarvan te vernielen. Dit heeft hij gedaan omdat hij in dit pand wilde overnachten. Het pand stond leeg en dat was ook van de buitenkant duidelijk zichtbaar. Er viel niets te halen in dat pand. Niet bewezen kan worden dat de verdachte het pand getracht heeft te betreden met het oogmerk zich daaruit wederrechtelijk goederen toe te eigenen. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van poging tot diefstal met braak.
4.2.2.
Beoordeling
Vastgesteld wordt dat de verdachte op 13 juni 2018 heeft geprobeerd zich de toegang tot het in de tenlastelegging bedoelde (leegstaande) restaurant te verschaffen door een deur van dat restaurant te vernielen.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij dit heeft gedaan om in dat pand te overnachten om de navolgende redenen, die in samenhang zijn bezien, niet aannemelijk. Ten eerste heeft de verdachte geprobeerd het pand binnen te komen op een tijdstip dat ligt buiten de uren die normaliter voor de nachtrust zijn bestemd. Ten tweede is niet gebleken dat de verdachte slaapspullen bij zich had, terwijl hij wel [inbrekers]gereedschap bij zich had. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij in die periode, zo ook de nacht ervoor, steeds bij vrienden of kennissen heeft kunnen overnachten. Er bestond voor hem dan ook geen aanleiding in voormeld pand te overnachten. Tot slot vertoont dit feit qua aard en in de wijze van uitvoering gelijkenissen met het in de zaak met parketnummer 10/249363-18 tenlastegelegde feit (diefstal uit een leegstaand pand), dat, om na te noemen redenen, bewezen zal worden verklaard.
Gelet hierop kan het niet anders zijn dan dat de verdachte zich de toegang tot het pand heeft geprobeerd te verschaffen met het oogmerk om zich daaruit goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Dat het pand al tijden niet meer in gebruik was, maakt niet dat daaruit niets meer kon worden weggenomen. De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot diefstal dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 10/249363-18
4.2.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat onder meer niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het oogmerk had tot het wegnemen van koperen leidingen uit de in de tenlastelegging bedoelde woning. De verdachte was die nacht dronken en had deze woning enkel betreden om daar zijn roes uit te slapen. Het gereedschap dat direct naast hem is gevonden is niet geschikt voor het stelen van koper. Van het overige gereedschap dat in de woning is aangetroffen weet hij niets af. Verder kan ‘medeplegen’ niet worden bewezen. Hij wist niet dat er nog een andere man aanwezig was in het pand. Ook ‘braak’ kan niet worden bewezen. Hij is via het raam binnengekomen, zonder dit te vernielen.
4.2.4.
Beoordeling
De politie heeft de verdachte en een andere man met de Poolse nationaliteit op 23 november 2018 in de (leegstaande) woning aan de [adres delict 1] te Schiedam aangetroffen. De verdachte had zich verstopt achter een schouw en de andere man had zich verstopt in een kast. Ter plaatse bleek dat een bovenraam van de woning verbroken was en dat via dat raam het daaronder gelegen keukenraam geopend kon worden waardoor toegang tot de woning verkregen kon worden. In de woning werden diverse losgemaakte koperen leidingen, die klaar lagen om meegenomen te worden, en losliggende stukken gereedschap aangetroffen. Ook zat er gereedschap in de rugzak van de verdachte.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij enkel zijn roes lag uit te slapen in de woning onaannemelijk. In de woning zijn geen slaapspullen aangetroffen en ook de hiervoor genoemde omstandigheden wijzen er niet op dat de verdachte daar aan het slapen was. Verder heeft de bewoner van de daaronder gelegen woning kort voor de aanhouding van de verdachte melding gemaakt van gerommel in de woning met nummer [nummer] . Dit gerommel duidt evenmin op slapen.
Verder acht de rechtbank het onaannemelijk dat de verdachte niets wist van de aanwezigheid van de andere Poolse man in de woning. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat er op precies hetzelfde tijdstip en in precies dezelfde woning in een groot flatgebouw een andere Poolse man aanwezig is zonder dat de verdachte daarvan afweet.
Voorts acht de rechtbank het onaannemelijk dat de verdachte en die andere Poolse man de woning hebben betreden zonder het bovenraam te vernielen. De rechtbank baseert zich hierbij op de verklaring van de eigenaar van het flatgebouw, waaruit volgt dat de desbetreffende woning goed was afgesloten.
Gelet hierop kan het niet anders zijn dan dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met de andere Poolse man door middel van braak de toegang tot voormelde woning heeft verschaft met het oogmerk om zich daaruit koperen leidingen wederrechtelijk toe te eigenen. De tenlastegelegde poging tot diefstal is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/115117-18 onder 1 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/249363-18 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(parketnummer 10/115117-18)
1. primair
hij op 13 juni 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen
dietoebehoorde
naan Restaurant [naam restaurant] (gevestigd aan de [adres delict 2] ), weg te nemen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die
weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak opzettelijk naar dat pand is toegegaan, waarna hij,
verdachte, met een schroevendraaier een deur(post) van voornoemd pand heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 10/249363-18)
hij op 23 november 2018 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een ander
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader
voorgenomen misdrijf om, in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] ,
meerdere koperen leidingen, die toebehoorde
naan [naam woningbouwvereniging] ,
weg te nemen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
die weg te nemen goederen onder hun bereik te
brengen door middel van braak, immers hebben verdachte en zijn mededader
één
raamverbroken en door het verbroken raam
een anderraam geopend en de woning betreden en verschillende leidingen los gekoppeld/verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
(parketnummer 10/115117-18)

1.primairpoging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

(parketnummer 10/249363-18)
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft geprobeerd in te breken in een voormalig Chinees restaurant. De inbraak is niet voltooid omdat de verdachte werd betrapt terwijl hij bezig was de achterdeur open te breken. Nog geen half jaar later heeft de verdachte samen met een ander ingebroken in een leegstaande woning om hieruit koperen leidingen weg te nemen. Ook deze inbraak is door kordaat optreden van de politie niet voltooid.
De verdachte heeft met zijn handelen getoond dat hij geen respect heeft voor andermans eigendom. Dergelijke feiten zijn hinderlijk en veroorzaken bij de gedupeerden schade, overlast en frustratie. Het verbreken en loskoppelen van leidingen, waaronder gasleidingen, is daarnaast ook zeer gevaarlijk. Dit was in dit geval des te meer het geval nu er in het flatgebouw waarin de verdachte dit deed andere woningen nog wel bewoond waren. Dergelijke misdrijven zorgen in de samenleving in het algemeen, en voor de betrokkenen in het bijzonder, voor gevoelens van onrust en onveiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit wordt in het nadeel van de verdachte meegewogen.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater mevrouw A. Gosker heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 juli 2018. Dit rapport houdt het volgende in. Bij verdachte is sprake van forse verslaving aan alcohol en diverse drugs. Ook zijn er andere problemen zoals dakloosheid, het gebrek aan werk, financiële problemen en problemen met justitie. Behandeling van de verslavingsproblematiek van de verdachte is aangewezen. Daarnaast is ondersteuning gericht op het verkrijgen van bed-brood-bad en geldige papieren aangewezen.
Antes GGZ, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 oktober 2018. Dit rapport houdt het volgende in. De sociaal maatschappelijke situatie van de verdachte is slecht. Zo heeft hij geen huisvesting, geen zinvolle dagbesteding en ontbreekt het hem aan inkomen. Tevens is er sprake van een verslaving aan alcohol en amfetamine, cocaïne en xtc. Deze risicofactoren stonden in relatie tot de gepleegde delicten. De verdachte heeft geen probleembesef en geen zelf-oplossend vermogen. Het recidiverisico is hoog. De reclassering acht een stringent kader waarbinnen begeleiding en behandeling kan worden opgestart om de negatieve spiraal te doorbreken noodzakelijk en adviseert bij een veroordeling een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Op 28 januari 2019 heeft Antes GGZ, afdeling reclassering, een aanvullend rapport opgesteld waaruit blijkt dat de sociaal maatschappelijke situatie waarin de verdachte zich ten tijde van het opstellen van het vorige rapport bevond alsmede zijn motivatie voor reclasseringstoezicht en ambulante behandeling inmiddels zijn veranderd. Dit heeft ertoe geleid dat het reclasseringsadvies is gewijzigd in het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel in plaats van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De bijzondere voorwaarden die de reclassering daarbij adviseert zijn:
  • meldplicht bij reclassering;
  • gedragsinterventie middelengebruik;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • overige voorwaarde, te weten meewerken aan begeleiding gericht op praktische zaken.
De rechtbank heeft acht geslagen op bovenstaande rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2019 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op de over de verdachte uitgebrachte rapporten, moet er, bij het uitblijven van behandeling, ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Hoewel voldaan is aan de vereisten voor oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel acht de rechtbank een voorwaardelijke oplegging van deze maatregel, zoals gevorderd door de officier van justitie, op dit moment passender. De rechtbank heeft zich bij dit oordeel in belangrijke mate gebaseerd op het aanvullend reclasseringsadvies en daarnaast op de houding van de verdachte ter zitting, op grond waarvan zij de indruk heeft gekregen dat de verdachte daadwerkelijk bereid is zich aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden.
De rechtbank zal daarom de ISD-maatregel geheel voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden die vermeld worden in het over de verdachte opgemaakte rapport van 28 januari 2019. De rechtbank legt de maatregel op voor de duur van 2 jaar met een proeftijd van 2 jaren. De voorwaardelijke oplegging dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt niet in aftrek gebracht bij de tenuitvoerlegging van voornoemde maatregel.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 23 januari 2018 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal en mishandeling veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan een gedeelte groot drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 6 februari 2018.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel, nu gebleken is dat het voorwaardelijk strafdeel reeds ten uitvoer is gelegd.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft met de officier van justitie en de raadsman geconstateerd dat voormeld voorwaardelijk strafdeel reeds ten uitvoer is gelegd. Daarom zal de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 38p, 38q, 45, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/115117-18 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/115117-18 onder 1 primair ten laste gelegde feit en het in de zaak met parketnummer 10/249363-18 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat
deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Antes GGZ, afdeling reclassering, zolang en zo frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie gericht op verslaving en middelengebruik, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij Antes GGZ of een soortgelijke zorgverlener en zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die die de zorgverlener geeft, na ingang van de proeftijd en zolang als de proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk vindt;
4. de veroordeelde zal zich, indien geïndiceerd, klinisch laten opnemen in een zorginstelling voor een periode van maximaal zeven weken, of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
5. de veroordeelde zal meewerken aan begeleiding gericht op praktische zaken, zoals het regelen van een inschrijfadres en het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht hulp en steun te bieden bij de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/009133-18;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. F.A. Groeneveld en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Kokken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(parketnummer 10/115117-18)
1
hij op of omstreeks 13 juni 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
goederen en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander
toebehoorde, te weten aan Restaurant [naam restaurant] (gevestigd aan de
[adres delict 2] ),
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar bereik te brengen door
middel van
braak en/of verbreking opzettelijk naar dat pand is toegegaan, waarna hij,
verdachte, met een schroevendraaier en/of een baco, althans een voorwerp,
een deur(post) van voornoemd pand heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2018 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
een deur(post), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander,
te weten aan Restaurant [naam restaurant] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 13 juni 2018 te Rotterdam
in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, te weten een pand aan de
[adres delict 2] ,
bij een ander, te weten bij Restaurant [naam restaurant] , althans bij een
ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
(parketnummer 10/249363-18)
hij op of omstreeks 23 november 2018 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om,
in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] ,
meerdere koperen leidingen, in elk geval enige goederen, die geheel of
ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam woningbouwvereniging] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te
brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders
één of meerdere ramen verbroken en/of
door het verbroken raam de woning betreden en/of
door het verbroken raam de deur geopend en de woning te betreden
en/of
verschillende leidingen los gekoppeld/verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht )